Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 3.6 [Vergunningen publieke mediadienst]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
03-02-2016, Stb. 2016, 55 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken: 34271)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2016, Stb. 2016, 218 (uitgifte: 14-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Ten behoeve van de verzorging van de landelijke, regionale en lokale publieke mediadienst verleent Onze Minister, binnen de in artikel 3.1, tweede lid, onder c, bedoelde frequentiebanden, op aanvraag de vergunningen, bedoeld in de artikelen 3.7 en 3.8, ten behoeve van het uitzenden van programmakanalen als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008. De vergunning wordt verleend aan:
- a.
indien het de landelijke publieke mediadienst betreft, de Stichting Nederlandse Publieke Omroep, en
- b.
indien het de regionale of lokale publieke mediadienst betreft, aan de instelling die op grond van hoofdstuk 2, titel 2.3, van de Mediawet 2008 is aangewezen voor de verzorging van die regionale, onderscheidenlijk lokale publieke mediadienst.
2.
De vergunningen worden verleend zonder toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid.
3.
In het belang van een doelmatig gebruik van frequentieruimte, kan Onze Minister, in afwijking van het eerste lid, besluiten dat een krachtens de artikelen 3.7 of 3.8 verleende vergunning mede wordt verleend ten behoeve van het uitzenden van programmakanalen van een andere publieke media-instelling.