Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 3.7 [Frequentieruimte voor wettelijke taakopdracht publieke mediadienst]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
09-12-2020, Stb. 2020, 517 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken: 35554)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2020, Stb. 2020, 527 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Bij het verlenen van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte op het terrein van de publieke mediadienst, bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008, wordt het navolgende in acht genomen:
- a.
voor de algemene programmakanalen van de landelijke publieke mediadienst, bedoeld in artikel 6.13, derde lid, onder a, en vierde lid, onder a, van de Mediawet 2008, wordt ten minste één vergunning verleend op zodanige wijze, dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is;
- b.
voor iedere provincie wordt aan de media-instelling die voor de desbetreffende provincie op grond van hoofdstuk 2, titel 2.3, van de Mediawet 2008 is aangewezen voor de verzorging van de regionale publieke mediadienst voor ten minste één omroepnet voor radio, een vergunning verleend op zodanige wijze, dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een provinciaal bereik mogelijk is;
- c.
indien in een provincie twee of meer regionale publieke media-instellingen op grond van hoofdstuk 2, titel 2.3, van de Mediawet 2008 zijn aangewezen zal, voor zover dat technisch mogelijk is, aan elk van die media-instellingen vergunning worden verleend voor een bereik dat ten minste gelijk is aan de onderscheidene verzorgingsgebieden;
- d.
aan iedere lokale publieke media-instelling die op grond van hoofdstuk 2, titel 2.3, van de Mediawet 2008 is aangewezen, zal, voor zover dat technisch mogelijk is, en een doelmatig gebruik van frequentieruimte zich daartegen niet verzet voor ten minste één omroepnet voor radio vergunning worden verleend voor een bereik dat ten minste gelijk is aan het verzorgingsgebied.
2.
Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.6, derde lid, kan de vergunning, bedoeld in het eerste lid, aan een andere publieke media-instelling dan de in het eerste lid bedoelde publieke media instelling worden verleend.