Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 20130003868 (TGO Moeren) van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1663.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 10-04-2015, nr. 02/810905-13; 02/800474-11 (vord. v.i.)
ECLI:NL:RBZWB:2015:2296, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
10-04-2015
- Zaaknummer
02/810905-13; 02/800474-11 (vord. v.i.)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2015:2296, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10‑04‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:208, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 10‑04‑2015
Inhoudsindicatie
erdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van twee gewelddadige woningovervallen en aan een op één van deze woningovervallen gevolgde poging doodslag op een motoragent. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar en TBS met dwangverpleging.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810905-13; 02/800474-11 (vord. v.i.)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (Colombia)
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond – Huis van Bewaring De IJssel raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 maart 2015, waarbij de officieren van justitie, mr. Emmen en mr. Huizenga, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, terzake dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag en/of één of meerdere bankpas(sen) en/of één of meerdere horloge(s)
en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of een handtas met inhoud en/of een fles
whisky, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
(6 jarige zoon), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of één of meerdere bankpas(sen)
en/of één of meerdere horloge(s) en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of een
handtas met inhoud en/of een fles whisky, in elk geval enig goed geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- een of meerdere vuurwapen(s) en/of (kap)mes(sen, althans (een) op (een)
vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een op een (kap)mes gelijkend
voorwerp ter hand heeft/hebben genomen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (daarbij) dreigend heeft/hebben gezegd:
"Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf en jullie
doen in wiet. Waar is de kluis" en/of "Cash geld" en/of "Je horloge, je
horloge" en/of "we gaan niet weg voordat we het geld hebben", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die/dat vuurwapen(s) en/of (kap)mes(sen) aan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond en daarbij gezegd dat ze
onder de dekens op een bed moesten gaan liggen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
Primair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] (als motoragent werkzaam
bij de regiopolitie Zeeland - West Brabant, althans de politie Midden en West
Brabant) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 4] met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het
bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag (in vereniging) werd gevolgd en/of
vergezeld en/of voorafgegaan door/van enig strafbaar feit, te weten een
(poging) overval op een woning gelegen aan de [adres 1] te Breda, en welke
poging doodslag (in vereniging) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn medeverdachte(n)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4]
(motoragent bij de politie Zeeland West Brabant, althans Midden en
West Brabant) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening (te weten reagerend op een melding van een overval op een woning in
Breda), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die
[slachtoffer 4] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst,
althans het bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Tweede subsidiair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te
weten [slachtoffer 4] (motoragent bij de Politie Zeeland West Brabant,
althans Midden en West Brabant), gedurende en/of terzake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar bediening (te weten: reagerend op een melding van
een overval te Breda), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp
in de borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken, waardoor voornoemde
ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
Primair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd de woning van voornoemde [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met
een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat
stroomstootwapen heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[slachtoffer 6] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 6] (aldus) heeft/hebben gedwongen om op haar knieen te gaan zitten
en/of
- vervolgens de armen van die [slachtoffer 6] achter haar rug heeft/hebben
vastgebonden door haar handen met tiewraps aan elkaar vast te maken en/of
- die [slachtoffer 6] onder bedreiging met dat stroomstootwapen de trap op
heeft/hebben laten lopen en/of haar op de overloop heeft/hebben laten
knielen en/of
- vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
tegen de slaap, althans het hoofd, van die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezet/
geduwd/gehouden en/of
- een of meer ma(a)l(en) tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd: "roep je man"
en/of "waar is het geld?" en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 5] en/of
toen verdachte en/of zijn mededader(s) de woning verliet(en),
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 7] , die die [slachtoffer 5] en/of die
[slachtoffer 6] te hulp kwam en/of
- die [slachtoffer 7] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met
een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat
stroomstootwapen heeft/hebben gegeven,
terwijl bovenomschreven feit zwaar lichamelijk letsel bij die [naam 4] ten
gevolge heeft gehad (te weten: een gebroken rug, althans een gebroken
buikwervel)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig(e)
goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft/hebben aangebeld bij de woning van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of de
woning van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen toen er open werd
gedaan,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te
dwingen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft/hebben aangebeld bij de woning van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of de
woning van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] zijn/is binnengedrongen toen er open werd
gedaan en/of vervolgens geweld heeft/hebben toegepast op en/of met geweld
gedreigd heeft/hebben jegens voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] ,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd de woning van voornoemde
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met
een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat
stroomstootwapen heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[slachtoffer 6] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 6] (aldus) heeft/hebben gedwongen om op haar knieen te gaan zitten
en/of
- vervolgens de armen van die [slachtoffer 6] achter haar rug heeft/hebben
vastgebonden door haar handen met tiewraps aan elkaar vast te maken en/of
- die [slachtoffer 6] onder bedreiging met dat stroomstootwapen de trap op
heeft/hebben laten lopen en/of haar op de overloop heeft/hebben laten
knielen en/of
- vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
tegen de slaap, althans het hoofd, van die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezet/
geduwd/gehouden en/of
- een of meer ma(a)l(en) tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd: "roep je man"
en/of "waar is het geld?" en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 5] en/of
toen verdachte en/of zijn mededader(s) de woning verliet(en),
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 7] , die die [slachtoffer 5] en/of die
[slachtoffer 6] te hulp kwam en/of
- die [slachtoffer 7] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met
een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat
stroomstootwapen heeft/hebben gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
terwijl bovenomschreven feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer 5] ten
gevolge heeft gehad (te weten: een gebroken rug, althans een gebroken
buikwervel)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
Feit 1:
De officieren van justitie zijn van mening dat verdachte [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging met verdachte [verdachte] de tenlastegelegde diefstal heeft gepleegd, waarbij de slachtoffers zijn bedreigd met geweld. De gedragingen van de verdachten vallen tevens onder de tenlastegelegde afpersing. De officieren van justitie hebben de volgende bewijsmiddelen in acht genomen: de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , de verklaringen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] , de camerabeelden van buurman [naam buurman] , het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van een zwarte sjaal, het NFI-rapport ter zake van het DNA-onderzoek aan de zwarte sjaal, de processen-verbaal van bevindingen omtrent de controle van de Seat Ibiza op 12 november 2012, de anonieme melding van 14 maart 2013, de getuigenverklaringen van reclasseringsmedewerker [ naam 1] , [naam 2] en [getuige 6] , de compositietekening, de diverse telefoongesprekken gevoerd door verdachte [verdachte] - waaronder die met [getuige 6] - en zijn zus [zus verdachte] , de verklaring van [zus verdachte] , de fotobewijsconfrontatie met [slachtoffer 1] , het proces-verbaal sporenonderzoek betreffende schoensporen, het sporenvergelijkend onderzoek FTO, de foto van een wapen met een afgezaagde loop afkomstig van de telefoon van [medeverdachte 2] .
Feit 2:
De officieren van justitie hebben tot vrijspraak gerekwireerd van het tenlastegelegde onder feit 2. Zij stellen zich op het standpunt dat [medeverdachte 1] degene is geweest die kort na de overval verbalisant [slachtoffer 4] met een mes in zijn borst heeft gestoken. [medeverdachte 1] heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan de poging tot gekwalificeerde doodslag. Er is geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking en van een gezamenlijke uitvoering gericht op het neersteken van de agent, nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten bevat. Daarom kan van medeplegen niet worden gesproken.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij is aangevallen door twee mannen, te weten een kleinere man in een donkere jas en een langere man in een witte jas. De kleinere man in de donkere jas zou hem hebben gestoken. Uit de diverse verklaringen en uit de camerabeelden volgt echter dat er sprake is geweest van een langere man in een donkere jas en een kleinere man in een witte jas. Volgens de officieren van justitie moet [slachtoffer 4] zich hebben vergist in de lengte van de dader die hem heeft neergestoken. Immers vergist iemand zich eerder in de lengte van een persoon dan in een kleur (van de jas). [slachtoffer 4] kan bovendien een foutieve inschatting van de lengtes van de mannen hebben gemaakt, omdat hij door een van de daders was aangevallen toen hij nog op zijn motor zat en door de andere dader was gestoken toen hij stond.
Daarnaast ligt het volgens de officieren van justitie niet in de rede dat de twee daders van jas hebben gewisseld. Tussen het moment dat getuige [slachtoffer 7] de mannen achterna liep en het aanvallen van de agent zou er van jas gewisseld moeten zijn en wederom na het steken van de agent. Voor deze verwisselingen ontbrak ook eenvoudigweg de tijd.
Feit 3:
De officieren van justitie zijn van mening dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, in vereniging gepleegd, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende, zoals is tenlastegelegd onder feit 2 primair. Dit op grond van de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , de medische verklaring betreffende [slachtoffer 5] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , de FTO-onderzoeken betreffende het vergelijkend schoensporenonderzoek en het onderzoek van de Seat Ibiza, de NFI-rapportages inzake DNA-onderzoek van 14 januari 2013, 5 maart 2013, 22 april 2013 en 2 mei 2013, de aanwezige rapporten van de Unit FTO, de camerabeelden van kapperszaak [zaaksnaam] , de beelden van de camera bij de woning van verdachte [medeverdachte 3] , de documentatie/detentiegegevens van [medeverdachte 1] en [verdachte] , de beschikbare compositietekening, de tapgesprekken gevoerd door [medeverdachte 2] op 2 en 4 januari 2013 en de resultaten van het Telecomonderzoek.
De officieren van justitie achten aannemelijk geworden dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de daadwerkelijke overvallers zijn geweest en dat [medeverdachte 2] als de man achter de schermen moet worden beschouwd. [medeverdachte 3] is daarbij behulpzaam geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de overval op de [Adres 2] . Hij heeft daartoe het volgende betoogd.
De raadsman heeft met betrekking tot de aangetroffen zwarte sjaal in de [Adres 2] aangevoerd dat er geen sprake is van een daderspoor, nu deze sjaal niet op enkele meters, doch op enkele tientallen meters van de oprit van de aangevers is gevonden. Bovendien lag de sjaal niet op de vluchtroute van de dader, gelet op het feit dat de melder via de alarmlijn heeft doorgegeven dat de daders in de richting van de Ambachtenlaan zouden zijn gevlucht. Tevens heeft aangever [slachtoffer 2] verklaard dat de lange dader een grof gebreide zwarte sjaal heeft gedragen, terwijl de in de [Adres 2] gevonden sjaal een zwarte fleecesjaal betreft. Op deze fleecesjaal is weliswaar een DNA-mengprofiel aangetroffen van onder meer verdachte [verdachte] , maar de raadsman is van mening dat dit geen bewijsmiddel is dat [verdachte] bij de overval betrokken is geweest.
De herkenning door reclasseringsmedewerker [ naam 1] van verdachte [verdachte] op een compositietekening die is getoond in het televisieprogramma Opsporing Verzocht, wordt door de raadsman onbetrouwbaar geacht. [ naam 1] denkt [verdachte] te herkennen, doch slechts op basis van de ijsmuts op de tekening.
De raadsman verwijst naar de diverse verklaringen die getuige [zus verdachte] heeft afgelegd en naar een telefoongesprek gevoerd tussen [zus verdachte] en haar vader. Haar verklaringen dienen te worden aangemerkt als de auditu verklaringen. Ondanks dat de raadsman
[zus verdachte] heeft opgegeven als getuige en zij door de rechter-commissaris is gehoord, heeft zij zich op haar verschoningsrecht beroepen. De raadsman heeft daarmee op geen enkele wijze de belastende informatie die zij over haar broer (verdachte [verdachte] ) heeft gegeven kunnen toetsen. Gezien de uitspraak van het EHRM Vidgen tegen Nederland kan de verklaring van [zus verdachte] uitsluitend worden gebruikt indien er sprake is van voldoende steunbewijs dat betrekking heeft op de onderdelen die worden betwist.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat het mes dat bij de overval zou zijn gebruikt en het mes waarmee [verdachte] op een foto op de website Facebook staat niet dezelfde messen kunnen zijn. Door [slachtoffer 2] is beschreven en getekend dat het mes van de overvaller aan beide zijden gegolfd zou zijn, terwijl het mes waarmee [verdachte] is gefotografeerd recht en niet gegolfd is.
Voorts heeft de raadsman aan de orde gesteld dat de fotoconfrontaties met de beide aangevers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , als een negatieve herkenning moeten worden beschouwd.
Feit 2:
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot (gekwalificeerde) doodslag, dan wel de poging tot zware mishandeling, dan wel de poging tot mishandeling van agent [slachtoffer 4] .
Nu op basis van de getuigenverklaringen vast staat dat [medeverdachte 1] op de dag van de overval een donkere jas heeft gedragen en [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij is gestoken door een man met een donkere jas, staat volgens de raadsman vast dat of [medeverdachte 1] [slachtoffer 4] heeft gestoken of
[medeverdachte 3] degene is geweest die [slachtoffer 4] heeft neergestoken. Dit gezien de CIE-informatie van 4 januari 2013 waarin de naam [medeverdachte 3] voorkomt, alsmede de treffende overeenkomst tussen de man op de compositietekening die op grond van de verklaring van [slachtoffer 4] is gemaakt en de foto van [medeverdachte 3] in het dossier.
Feit 3:
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de overval op de [adres 1] en heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft betoogd dat de aangetroffen muts, waarop DNA is aangetroffen van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [verdachte] , tijdens de overval is gedragen door [medeverdachte 1] . De muts is in zijn opvatting echter geen bewijsmiddel voor de betrokkenheid van [verdachte] bij de overval.
De spullen die in een plastic tas in de auto van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen en waarop mede het DNA van [verdachte] is ontdekt, hebben volgens de raadsman geen link met de overval.
Op grond van de telefoongegevens is naar de mening van de raadsman niet vast komen te staan dat verdachte [verdachte] op 4 januari 2013 in Breda is geweest. Weliswaar wordt een zendmast aangestraald aan de Rijksstraatweg te Dordrecht en vervolgens aan de Zwaluwsedijk te Moerdijk, maar wordt daarna weer een mast aangestraald op de Rijksstraatweg (dichter)bij Dordrecht.
De verklaringen van [medeverdachte 1] worden door de raadsman onbetrouwbaar geacht. Zo strookt zijn relaas onder meer niet met de weergave van de camerabeelden bij de woning van [medeverdachte 3] en de kapperszaak. De raadsman stelt dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet voor het bewijs kan worden gebezigd, omdat de verdediging niet in staat is geweest de verklaring van [medeverdachte 1] te toetsen middels het stellen van vragen. [medeverdachte 1] heeft zich namelijk beroepen op zijn verschoningsrecht. Daarnaast is er onvoldoende steunbewijs aanwezig. Hij verwijst in dit kader wederom naar de Vidgen versus Nederland jurisprudentie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 2 en 3:
Feiten en omstandigheden1.
Op 4 januari 2013 heeft een overval plaatsgevonden in de woning van de familie [slachtoffer 5] gelegen aan de [adres 1] te Breda. Naar aanleiding daarvan is het TGO (Team Grootschalige Opsporing) ‘Moeren’ opgestart.
[slachtoffer 6]2.heeft verklaard dat zij op 4 januari 2013, omstreeks 19.00 uur, de deurbel hoorde gaan. Ondanks dat [slachtoffer 6] een onbekende jongen voor de deur zag staan en een ogenblik twijfelde, opende zij de deur. Zij werd toen direct door de jongen geprikt met een stroomstootwapen. De jongen trad versneld haar woning binnen en hij hield daarbij zijn (rechter) arm gestrekt naar voren. Hij had een bivakmuts op die hij naar beneden trok en was gekleed in een witte dikke gewatteerde jas. Hij duwde [slachtoffer 6] , waardoor zij ten val kwam in de nabijheid van de toiletdeur. [slachtoffer 6] zag vervolgens dat er een andere langere jongen, die een pistool in zijn (rechter) hand vasthield, arriveerde. Hij was een stuk langer dan de eerste jongen, vermoedelijk een kop groter. Hij was helemaal in het zwart. Ze had het idee dat hij een soort panty over zijn ogen had en hij droeg een muts. Deze tweede jongen ging volgens [slachtoffer 6] onmiddellijk naar de bovenverdieping. Toen [slachtoffer 6] zich even later met de kleinere jongen in de woonkamer begaf, werd zij door hem gedwongen om op haar knieën te gaan zitten en haar handen op haar rug te houden. Vervolgens werden haar handen aan elkaar gebonden met behulp van tie-rips. Op enig moment vroeg de kleinere jongen waar de partner van [slachtoffer 6] zich bevond. Hij zei volgens [slachtoffer 6] : “Boven, meekomen, waar is je man” en “roep je man, roep je man”. [slachtoffer 6] moest haar man meermaals roepen, op een steeds luidere toon. Tussentijds prikte de kleinere jongen haar meermalen met het stroomstootwapen. Die jongen duwde [slachtoffer 6] daarna de trap op. Op de overloop van de eerste verdieping werd [slachtoffer 6] opnieuw gesommeerd om op haar knieën te gaan zitten. Zij zag vervolgens de langere jongen uit haar slaapkamer komen lopen en voelde dat hij zijn vuurwapen tegen haar hoofd, haar slaap, aanduwde. De kleinere jongen vroeg daarna drie keer: “Waar is het geld, waar is het geld?” [slachtoffer 6] hoorde een ogenblik later de langere jongen zeggen: “Die man is weg.” De kleinere jongen hoorde zij toen de trap afrennen. [slachtoffer 6] stond op en rende naar buiten. Zij zag buiten haar partner [slachtoffer 5] op de grond liggen, die aangaf dat hij pijn aan zijn rug had.
[slachtoffer 5]3.heeft verklaard dat hij op 4 januari 2013 rond 19.00 uur in zijn woning naar boven was gegaan om een bad te nemen. Toen hij enkele minuten in bad lag, hoorde hij de bel gaan. Kort daarna hoorde hij zijn vrouw gillen. [slachtoffer 5] sprong uit het bad en ging bovenaan de trap staan om te kijken wat er aan de hand was. Hij zag toen dat beneden twee mannen met bivakmutsen stonden en dat zijn vrouw tegen de toiletdeur aan hing. Als reactie daarop schreeuwde [slachtoffer 5] naar de mannen. De langste man richtte toen een wapen op [slachtoffer 5] . Deze man zette daarbij zijn voet op een traptrede, mogelijk met de intentie om naar boven te gaan. [slachtoffer 5] rende vervolgens naar zijn slaapkamer. Hij wilde zijn slaapkamerdeur op slot doen, maar de sleutel zat niet in het slot. [slachtoffer 5] besloot toen om via het dakterras, grenzend aan zijn slaapkamer, naar buiten te gaan en hulp te zoeken.
Hij klom het dak op en kroop naar de zijkant om zich gemakkelijk naar beneden te kunnen laten zakken. Echter, [slachtoffer 5] begon op het dak te glijden, viel naar beneden en brak zijn rug. [slachtoffer 5] heeft later, op 14 januari 2013, aan de politie4.doorgegeven dat een horloge bij de overval was weggenomen.
Uit de aanwezige geneeskundige verklaring5.volgt dat [slachtoffer 5] een breuk van de buikwervel had opgelopen en dat hij daaraan was geopereerd op 9 januari 2013. De geschatte duur van zijn genezing is drie tot zes maanden.
Uit de verklaring van de getuige [slachtoffer 7]6., een buurtbewoner, komt het volgende naar voren. Op de bewuste avond, vanaf 18.35 uur, was hij buitenshuis bezig om een tweetal fietsen van zijn fietsendrager af te halen. Al snel zag hij twee mannen vanuit de Volgermoeren in de richting van de Oppermoeren lopen. Eén van de mannen was volgens [slachtoffer 7] gekleed in een witte jas. Even later hoorde [slachtoffer 7] hysterisch gegil van een vrouw, welk gegil bleef aanhouden. Hij liep in de richting van de woning waar dit geluid vandaan leek te komen. Vervolgens liep hij een stukje terug naar de Bovenmoeren. Hij zag toen een voor hem bekende buurtbewoner (zijn overbuurman) naakt uit een beukenhaag komen, die riep: “Doe iets, overval, mijn vrouw is binnen.” De man zakte daarna in elkaar en riep dat hij pijn had aan zijn rug. [slachtoffer 7] liep terug naar de woning van deze buurman, richting de voordeur. Hij zag dat de voordeur werd geopend door een man die een vuurwapen in zijn (rechter) hand had. De man strekte zijn arm, richtte het wapen op [slachtoffer 7] en zei tot drie maal toe dat [slachtoffer 7] moest gaan liggen. Vervolgens zag [slachtoffer 7] een tweede man de woning uit komen lopen. Op het moment dat [slachtoffer 7] bezig was om een liggende houding aan te nemen, hoorde hij een knetterend geluid en nam hij een prikkend gevoel op zijn hoofd waar. In zijn ooghoek zag hij dat de tweede man een voorwerp in zijn hand had, in handformaat, voorzien van een blauw lichtje. Dit leek op een taser. [slachtoffer 7] krabbelde op en zag de twee mannen wegrennen. [slachtoffer 7] achtervolgde de mannen enige tijd. Volgens [slachtoffer 7] liepen de mannen richting het Moerenpad. Ter hoogte van de [adres 1] staakte [slachtoffer 7] de achtervolging. Hij zag toen vanuit de parkeerplaats van de Brandebeemd een personenauto met hoge snelheid wegrijden. Dit betrof een zilverkleurige Seat Ibiza, een ouder model.
[slachtoffer 7] heeft als signalementen van de overvallers het volgende opgegeven. De man met het vuurwapen was 1.80 à 1.85 meter lang, had een breed postuur en was ongeveer 20-25 jaar oud. Deze man droeg een donkerkleurige glimmende driekwart jas, een donkerkleurige trainingsbroek en een zwarte muts.
De man met de taser was een kop kleiner dan de andere overvaller, had een tenger gezicht en postuur en was ongeveer 20-25 jaar oud. Deze man droeg volgens [slachtoffer 7] een witte donzen winterjas, een donkerkleurige trainingsbroek en een donkerkleurige muts.
Getuige [getuige 1]7.liet op 4 januari 2013 omstreeks 18.55 uur zijn hond uit. Toen hij omstreeks 19.10 uur via de Oppermoeren de [adres 1] in wilde lopen, trokken twee mannen zijn aandacht. De eerste man begaf zich in de richting van het adres [adres 1] , alwaar de overburen van [getuige 1] woonachtig zijn. De tweede man liep terug de Oppermoeren in. Een ogenblik later hoorde [getuige 1] een luid gegil vanuit de woning van zijn overburen komen. Dit was een vrouwenstem. Tijdens dit gegil zag [getuige 1] de tweede man in de richting van de voornoemde woning rennen.
[getuige 1] heeft de twee mannen als volgt omschreven: De eerste man was niet blank, maar ook niet donker getint. Hij was ongeveer 1.70 meter lang en tussen de 20 en 30 jaar oud. Hij droeg een witte halflange jas, een donkerkleurige broek en een donkerkleurige muts.
De tweede man was ongeveer 1.80 meter lang en tussen de 20 en 30 jaar oud. Hij droeg donkerkleurige kleding, waaronder ook een donkere muts.
Getuige [getuige 2]8., heeft verklaard dat zij op verzoek van haar echtgenoot, [getuige 1] , het alarmnummer 112 belde. Terwijl zij het telefoongesprek voerde, liep zij naar buiten. Zij zag toen [slachtoffer 5] (naakt) op straat liggen. Vervolgens zag zij dat twee jongens de woning van [slachtoffer 5] uit renden in de richting van het Moerenpad. De jongens passeerden haar daarbij.
Volgens [getuige 1] was de eerste persoon ongeveer 1.70 meter lang en droeg hij een zwarte muts, een donkere broek en een witte gewatteerde winterjas tot over de billen. De tweede jongen werd door [getuige 1] iets groter ingeschat dan de eerste jongen. Hij was geheel in het donker gekleed en droeg een zwarte muts.
Verbalisant [slachtoffer 4]9.10.hoorde omstreeks 19.05 uur de melding dat er een overval was gepleegd op de [adres 1] te Breda. Hij begaf zich daarop met zijn politiemotor, gekleed in zijn politiemotorjas, richting de plaats delict. Via de Noortberghmoeren en de Louwersdonk was hij linksaf het Moerenpad, een fietspad, opgereden. Aan zijn rechterzijde was water en aan de linkerzijde schuttingen met daarvoor bosjes. Hij zag ongeveer
25 meter voor de kruising met de Somerweide aan de linkerzijde iets wits voorbij schieten. Hij zag dat dit een persoon was. Hij plaatste zijn motor schuin op het fietspad en richtte de koplamp van zijn voertuig op de bosschages. Hij zag iets wits omhoog komen en zag dat een jongen in een witte jas die vanaf de linkerzijde van zijn motor uit deze bosschages op hem afliep. Deze jongen sloeg [slachtoffer 4] tegen zijn helm. Daarop stapte [slachtoffer 4] aan de rechterzijde van zijn motor af, begon hij achteruit te lopen en waarschuwde hij zijn dienstwapen te gebruiken. Vervolgens werd [slachtoffer 4] door de jongen geschopt. [slachtoffer 4] struikelde. Hij zat met zijn gezicht in de richting van de Louwersdonk. Hij zag de jongen wegrennen bij hem vandaan, in de richting van de Louwersdonk. Op het moment dat [slachtoffer 4] opstond, kwam een tweede man in een donkere jas tevoorschijn. Dit was op ongeveer twee meter afstand van waar de andere persoon uit de bossen was gekomen, twee meter in de richting van de Somerweide. [slachtoffer 4] werd direct aangevallen door deze tweede persoon. [slachtoffer 4] voelde daarbij iets in zijn borst. Hij bemerkte dat hij anders begon te ademen en dat hij bloedde. [slachtoffer 4] bleek door deze jongen in zijn borst te zijn gestoken. Deze tweede jongen rende weg in dezelfde richting als waar de eerste jongen naar toe ging. Toen [slachtoffer 4] naar zijn motor terugkeek zag hij een soort zaklamp liggen. [slachtoffer 4] geeft aan dat op dezelfde plaats waar die zaklamp lag, hij ook was neergestoken. De lamp lag er volgens hem niet toe hij was komen aanrijden.
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van poging tot moord dan wel doodslag, gepleegd door de tweede jongen. [slachtoffer 4] spreekt van een opvallend lengteverschil tussen de twee jongens. De eerste jongen was volgens hem 1.70 tot 1.75 meter lang. De tweede jongen schatte hij 1.85 tot 1.90 meter lang.
[slachtoffer 4] is later nog bij de rechter-commissaris11.gehoord, waar hij verklaart dat de langste dader een witte jas droeg en de kleinste een zwarte jas. Hij weet zeker dat de langste als eerste uit de bosjes was gekomen. Hij had de eerste dader goed kunnen zien, omdat die op niet meer dan één meter afstand stond. Hij was blank. De tweede dader had hij pas gezien toen de eerste dader wegrende. De tweede dader had een donkerdere huidskleur.
In de geneeskundige verklaring12.betreffende [slachtoffer 4] is opgenomen dat hij op 4 januari 2013 door een arts is onderzocht en dat hij een steekwond aan de thorax heeft opgelopen ter hoogte van de zesde à zevende rib.
Door getuige [getuige 3]13.werd eerst een motoragent gezien, die het Moerenpad opreed. Daarna zag hij op twee verschillende momenten twee jongens rennen, althans met versnelde pas de tweede afslag, de Veldmoeren in lopen. [getuige 3] spreekt over een langere jongeman die voorop liep en die zwarte kleding droeg, en daarachter een kleinere jongeman die een witte jas en een donkerkleurige broek aan had. De kleine jongen had een smal gezicht. [getuige 3] heeft aangegeven dat hij in dezelfde richting liep als waar de agent naar toe reed, tussen het bruggetje en de afslag Veldmoeren. De jongens kwamen uit de richting waarin hij de motoragent had zien rijden.
Getuige [getuige 4]14.liep vanuit de Noortberghmoeren de Veldmoeren in. 25 tot 30 meter voor de kruising met het Moerenpad zag hij een kleinere persoon de Veldmoeren in rennen en daarna meteen een politiebus die over het Moerenpad richting de Somerweide reed.
Uit het sporenonderzoek van de Unit FTO15.blijkt dat op het Moerenpad op een afstand van enkele meters rechts van de politiemotor van agent [slachtoffer 4] - richting de Somerweide - een gecombineerd(e) zaklamp/stroomstootwapen is aangetroffen. Door politiepersoneel was over dit voorwerp een pylon met plastic zak geplaatst. Daarnaast is bij dit onderzoek door een speurhondengeleider in de bosschages bij het fietspad, tegenover de politiemotor, een bivakmuts gevonden.
Op één van de bijgevoegde foto’s - te weten foto 916.- is te zien dat de pylon (waaronder het stroomstootwapen lag) aan de rechterzijde stond van de politiemotor. Als omschrijving17.is bij deze foto gegeven: “politiemotor gezien in de richting van de Somerweide.”
Op foto 1218.is de locatie afgebeeld waar de bivakmuts werd aangetroffen, namelijk tegenover/schuin links van de politiemotor.
Verbalisant [naam verbalisant 1]19.heeft aangegeven dat de zaklamp c.q. taser op enkele meters van de dienstmotor, aan de kant van de Somerweide was gelegen.
Door het NFI20.is een DNA-onderzoek verricht van het aangetroffen stroomstootwapen. Zij concludeert dat het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van de voorzijde van het stroomstootwapen matcht met het DNA-profiel van getuige [slachtoffer 7] . Op een door het NFI gemaakte foto21.van het stroomstootwapen is te zien dat dit wapen zwartkleurig is en dat daarop het woord ‘police’ is vermeld.
Voorts is het speeksel aan de binnenzijde rondom het mondgat onderzocht door het NFI22.. Daaruit blijkt dat het speeksel celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] , waarbij de hypothese dat [medeverdachte 1] en zijn halfbroer [medeverdachte 4] hebben bijgedragen aan het spoort zeer veel waarschijnlijker is dan wanneer alleen [medeverdachte 4] en drie andere willekeurige personen aan het spoor hebben bijgedragen.
Tevens is door het NFI23.de bivakmuts afkomstig uit de bosschages later nog een tweede keer onderzocht op de aanwezigheid van haren. Overwegend zijn daarop DNA-sporen van verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Daarnaast bevinden zich DNA-sporen van verdachte [verdachte] op deze bivakmuts.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 2]24.is vermeld dat met hulp van [slachtoffer 4] een compositietekening is gemaakt van de eerste man die hem aanviel, nadat hij met de koplamp van zijn motor op de bosschages had geschenen. Deze compositietekening25.is bijgevoegd.
Door de Unit FTO26.zijn ook een viertal schoensporen onderzocht, welke op de trap in de woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen. De conclusie van dit onderzoek luidt dat deze schoensporen mogelijk zijn veroorzaakt door een paar schoenen van het merk Vans afkomstig van verdachte [medeverdachte 1] .
Aan de buitenzijde van de woning [adres 1] te Breda zijn diverse camera’s bevestigd, waarmee beeldopnames van de overvallers zijn gemaakt op 4 januari 2013 omstreeks 19.00 uur. Verbalisant [naam verbalisant 3]27.heeft deze beelden bekeken. Op de beelden van de camera die rechtsboven de voordeur hangt, heeft hij het navolgende gezien:
Om 19.01.29 uur liep een persoon, dragende een muts, in de richting van de voordeur. [naam verbalisant 3] vermeldt dat, gezien de plaats van de camera, het niet anders kan zijn dan dat deze persoon via de voordeur de woning in ging.
Om 19.01.48 uur kwam uit dezelfde richting als de eerste persoon een tweede persoon aangerend. Dit betreft een man die was gekleed in een jack met een bontkraag en een broek met een ‘Nike’-teken. Hij had tevens een bivakmuts op zijn hoofd, waarbij het linker ooggat werd gebruikt om de mond en de neus door te halen zodat de ogen bedekt waren. Deze man droeg handschoenen en hield in zijn (rechter) hand een voorwerp gelijkend op een pistool vast.
Om 19.04.43 uur kwam de man met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand uit de woning gelopen in de richting van [slachtoffer 7] . Te zien is dat deze man met zijn (rechter) hand ‘wijst’ in de richting van [slachtoffer 7] .
Om 19.04.45 uur kwam de eerste man ook de woning uit lopen en hij ging achter de man met het wapen aan.
Omdat verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 4 januari 2013 de kapsalon [zaaksnaam] aan de Haagdijk te Breda had bezocht, zijn de camerabeelden van deze kapsalon uitgekeken. Op de beelden van de camera die in een hoek van de kapperszaak is opgesteld en waarop ook de toegangsdeur is te zien, is door verbalisant [naam verbalisant 4]28.het volgende gezien.
Om 17.57.58 uur kwam een man de zaak in gelopen, die kort met de kapper sprak en daarna weer de zaak uitliep.
Om 18.14.46 uur kwam dezelfde man weer de zaak binnen. Hij verdween op de plaats waar de kapper aan het werk was. [naam verbalisant 4] herkent deze man als verdachte [medeverdachte 2] .
Om 18.19.36 uur liepen twee mannen de zaak binnen. De voorste man droeg een glimmende donkere jas voorzien van een capuchon met een bontkraag en een trainingsbroek met op pijpen emblemen. Het embleem op de linker broekspijp had volgens [naam verbalisant 4] sterke gelijkenis met het ‘Nike’-logo. Volgens de verbalisant komt de voorste man qua postuur en kleding overeen met de tweede (langere) dader van de overval op de [adres 1] te Breda. De achterste man wordt door [naam verbalisant 4] herkend als verdachte [medeverdachte 3] . De mannen begaven zich naar de plaats waar [medeverdachte 2] zich ophield. De drie mannen praatten met elkaar. Uiteindelijk liepen de drie mannen gezamenlijk naar de uitgang. [medeverdachte 2] liep nog even terug naar de kapper om iets tegen hem te zeggen. Vervolgens liep [medeverdachte 2] naar buiten om 18.25.25 uur.
Uit de verklaring van getuige [getuige 5]29.blijkt dat hij [medeverdachte 3] om 18.19 uur de kapperszaak zag ingaan en op de bijrijdersstoel in de auto van [medeverdachte 3] nog een persoon zag zitten.
Eveneens zijn camerabeelden uitgekeken - door verbalisant [naam verbalisant 5]30.- van een camera die is opgesteld op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 4] te Breda, alwaar verdachte [medeverdachte 3] woonachtig is.
Op de beelden is te zien dat op 3 januari 2013 om 18.59 uur een lichtkleurige Seat kwam aanrijden, die stopte op de rijbaan voor de woning van verdachte [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] stapte enige seconden later als passagier in deze Seat, welke auto vervolgens wegreed. Om 21.21 uur kwam een lichtkleurige Seat aanrijden, die stopte op de rijbaan voor de woning van [medeverdachte 3] . Als bestuurder stapte [medeverdachte 3] uit, die zich naar zijn woning begaf. Als bijrijder stapte verdachte [medeverdachte 2] uit de auto. [medeverdachte 2] ging achter het stuur van de Seat zitten en verliet het kamp.
Op de beelden van 4 januari 2013 is volgens [naam verbalisant 5] te aanschouwen dat verdachte [medeverdachte 3] om 18.00 uur zijn woning verliet en in de Seat als bestuurder plaatsnam. Voorts ziet de politieagent nog iemand in de auto zitten. De auto reed daarop weg. Om 19.40 uur kwam de lichtkleurige Seat wederom aangereden en die stopte voor de woning van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] stapte uit als bestuurder en verdachte [medeverdachte 2] als bijrijder. [medeverdachte 2] ging op de bestuurdersplaats zitten en reed weg met de Seat.
In het dossier bevindt zich een uitwerking van een telefoontap van 2 januari 2013 te 22.29.00 uur31., aangaande een telefoongesprek tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] zegt: “Lees je ping. Ik heb een job voor je. Kijk, er staat in, gewoon dat ik werk voor je heb en dat je morgen even naar mij moet komen. Deze is gewoon leeg melken vriend. En ik ga je precies zeggen hoe.”
[medeverdachte 1] zegt: “Oke, dan kom ik morgen jouw kant op.”
Daarop zegt [medeverdachte 2] : “Dat zou ik maar heel snel doen, want deze ken ieder moment gedaan worden als het aan mij ligt.”
Tevens is een tapgesprek32.beschikbaar, waaruit blijkt dat verdachte [medeverdachte 2] op 4 januari 2013 te 18.07.02 uur - kort voor het tijdstip van de overval - heeft gebeld met zijn moeder.
[medeverdachte 2] vraagt: “Waar is die zaklamp.”
Zijn moeder antwoordt: “Dat weet ik nie jongen.”
[medeverdachte 2] zegt: “Die heb jij toch, die zwarte.” “Hij ligt niet waar die moet liggen dus daarom vraag ik waar het is.”
Zijn moeder zegt: “In die tas bij die verwarming.”
De moeder van verdachte [medeverdachte 2] , [naam 3]33., heeft verklaard dat [medeverdachte 2] ongeveer 10 à 15 minuten na het voornoemde telefoongesprek thuis was gekomen om de zaklamp mee te nemen. [naam 3] was naar boven gelopen om deze zaklamp voor hem te pakken. Dit betrof volgens [naam 3] een zwarte smalle zaklamp.
Ook is nader onderzoek gedaan naar de Telecomgegevens34.van de bij de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] in gebruik zijnde mobiele telefoons. Daaruit volgt dat de twee mobiele telefoons van verdachte [medeverdachte 1] een dag vóór de overval, op 3 januari 2013, vanaf 13.21.04 uur werden geregistreerd op de zendmasten in de onmiddellijke nabijheid van de toenmalige verblijfplaats van [medeverdachte 1] (de Noordendijk) te Dordrecht en de woning van zijn (ex-)vriendin in diezelfde stad. Vanaf 17.54.10 uur verplaatsten de telefoons zich vanuit Dordrecht via de Moerdijkbrug en Lage Zwaluwe naar Breda. Om 19.35.07 uur straalde één van de telefoons aan op de zendmast op de Tramsingel te Breda. Daarna verplaatsten beide telefoons zich vanuit Breda terug naar Dordrecht. Omstreeks 20.32.27 uur maakte één van de telefoons wederom gebruik van de zendmast aan de Noordendijk te Dordrecht.
Uit het onderzoek naar één van de mobiele telefoons van verdachte [medeverdachte 2] blijkt dat er op
3 januari 2013 vanaf 17.04.54 uur registraties werden gevonden op zendmasten gestationeerd in de directe nabijheid van de woning van [medeverdachte 2] te Breda (waaronder de Tramsingel). Om 19.38.54 uur werd dezelfde telefoon geregistreerd op een zendmast aan de Hoge Mosten te Breda, welke mast zich kort langs de A16 bevindt. Om 20.19.02 uur vond registratie plaats op een zendmast aan de Noordendijk te Dordrecht.
Voorts blijkt uit het onderzoek naar de telefoons35.in gebruik bij [medeverdachte 1] en [verdachte] dat zij op 3 januari 2013 over en weer veelvuldig met elkaar hadden ge-sms-t.
Op 4 januari 2013 straalde de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] tot 12.56.20 uur de zendmast aan in de nabijheid van zijn laatst bekende verblijfplaats te Rotterdam. Om 14.36.00 uur werd zijn mobiele telefoon geregistreerd op een zendmast aan de Noordendijk te Dordrecht, aldus vlakbij de verblijfplaats van verdachte [medeverdachte 1] . Om 16.37.52 uur bleek dat deze mobiele telefoon was geregistreerd op de zendmast aan de Markettenweg te Dordrecht, welke zendmast staat in de onmiddellijke nabijheid van het treinstation. Om 16.50.43 uur straalde de mobiele telefoon van [verdachte] vervolgens de zendmast aan op de Zwaluwsedijk te Moerdijk. Volgens rapporteur [naam rapporteur] kan uit deze gegevens worden afgeleid, dat de mobiele telefoon werd verplaatst vanuit Rotterdam, via Dordrecht en de Moerdijkbrug in de richting van Breda. Daarna leek de telefoon te zijn uitgeschakeld, omdat er niet langer zendmastgegevens werden geregistreerd.
De mobiele telefoons van verdachte [medeverdachte 1] hadden zich op 4 januari 2013 tot 16.37.23 uur niet verplaatst. Zij straalden aan op zendmasten in de directe nabijheid van de verblijfplaats van [medeverdachte 1] te Dordrecht. Om 16.37.23 uur werd één van de telefoons van [medeverdachte 1] geregistreerd op een zendmast aan de Markettenweg te Dordrecht, aldus - evenals de telefoon in gebruik bij [verdachte] rondom ditzelfde tijdstip - bij het treinstation. Verder werden op 4 januari geen zendmastgegevens meer vastgelegd van deze telefoon.
De andere telefoon van [medeverdachte 1] straalde om 17.27.38 uur aan op de Markendaalseweg/Fellenoordstraat te Breda en om 17.29.05 uur op de Langedijk te Breda.
In het proces-verbaal van bevindingen36.van verbalisant [naam verbalisant 6] is opgenomen dat het deze verbalisant ambtshalve bekend is dat verdachte [medeverdachte 2] veelvuldig gebruik maakt van een lichtgekleurde Seat Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Op 4 januari 2013 omstreeks 19.45 uur werd deze Seat – kort na de overval op de [adres 1] te Breda - door verbalisant [naam verbalisant 7]37.gesignaleerd op de Emerparklaan te Breda. De bestuurder bleek te zijn [naam 4] (zijnde de dochter van aangever [slachtoffer 5] ) en de bijrijder was verdachte [medeverdachte 2] . Omdat getuige [slachtoffer 7] bij de overval ook een Seat Ibiza had zien wegrijden, waren beiden ter plaatse aangehouden.
De Seat Ibiza werd op 5 januari 2013 door de verbalisanten [naam verbalisant 8] en [naam verbalisant 9]38.doorzocht, waarbij op de achterbank een plastic tas werd aangetroffen met als inhoud een tweetal mutsen, een paar bruine handschoenen en twee in elkaar geluste zwarte tie-rips. Deze goederen werden veiliggesteld ten behoeve van een uit te voeren DNA-onderzoek door het NFI39..
In het desbetreffende NFI-rapport40.komt naar voren dat op de handvaten van de plastic tas en de binnenzijde van beide handschoenen DNA-sporen van zowel verdachte [medeverdachte 1] als verdachte [verdachte] zijn gevonden. Op de binnenzijde van de rand van de ene muts (kleur blauw) is DNA gevonden van verdachte [medeverdachte 1] . Op de binnenzijde van de rand van de andere muts (kleur zwart) is DNA aangetroffen van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] .
De Unit FTO41.heeft de twee in elkaar geluste tie-rips, die zich in de voornoemde plastic tas bevonden, vergeleken met twee tie-rips waarmee aangeefster [slachtoffer 6] was gekneveld. De tie-rips uit de plastic tas blijken dezelfde afmetingen (voor zover dat kon worden bepaald) en kleur te hebben als de tie-rips waarmee [slachtoffer 6] was vastgebonden. Op de vier onderzochte tie-rips is bovendien hetzelfde logo afgebeeld. De uit de plastic tas afkomstige tie-rips zijn voorzien van de nummers ‘05A’ en ‘07A’. De tie-rips die voor [slachtoffer 6] waren gebruikt, zijn voorzien van de nummers ‘02A’ en ‘04A’.
In het relaas proces-verbaal42.is opgenomen dat door de politie tevens onderzoek is gedaan naar het contact tussen de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . Uit de politiesystemen volgt dat deze verdachten meerdere malen samen door de politie zijn aangehouden.
Voorts is uit het Herkenningsdienstsysteem van de politie gebleken dat [medeverdachte 1] een blank uiterlijk heeft en dat hij in 2006 1.85 meter lang zou zijn. Dit met de kanttekening dat verdachte op 28 juni 2013 heeft aangegeven dat hij 1.90 meter lang is. Uit hetzelfde systeem blijkt dat verdachte [verdachte] een Zuid-Amerikaans/Zuid-Europees uiterlijk heeft en een lengte heeft van 1.65 meter.
Verdachte [medeverdachte 1]43.heeft een gedeeltelijk bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem op 2 januari 2013 had verteld dat er veel te halen viel in de woning aan de [adres 1] te Breda. [medeverdachte 1] had daarop op 3 januari 2013 een medeverdachte (de mede-overvaller) gebeld met de vraag of hij wilde meedoen met het plegen van een overval op die woning. Op diezelfde datum werden door [medeverdachte 1] ook nadere afspraken met de medeverdachte gemaakt, was hij met iemand langs de woning gereden en werd ook de vluchtroute bekeken. Voorafgaande aan de overval waren ook al afspraken gemaakt over de weg te nemen buit. Zo zouden de medeverdachte en [medeverdachte 1] een groter aandeel krijgen dan de tipgever.
Op 4 januari 2013 was [medeverdachte 1]44.met de trein vanuit Dordrecht naar Breda gereisd. Hij werd bij het Centraal Station opgehaald met de auto. [medeverdachte 1]45.heeft aangegeven dat verdachte [medeverdachte 3] degene was die hem in een blauwe auto bij het station had opgehaald. [medeverdachte 1] had vanuit Dordrecht een tasje meegenomen waarin handschoenen, tie-rips een muts en een vuurwapen zaten. Hij zegt dat dit het tasje was dat later door de politie in de Seat werd aangetroffen. Nadat eerst met de auto snel een jas werd opgehaald dan wel gekocht, reden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de woning van [medeverdachte 3] . Daar stuurde [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] een ping-bericht, die op zijn beurt liet weten dat hij nog even bezig was bij de kapper. Op enig ogenblik pingde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] dat de medeverdachte opgehaald kon worden. Vervolgens werd deze jongen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] opgehaald. Bij de woning van [medeverdachte 3] werd de blauwe auto omgewisseld voor de grijze Seat. [medeverdachte 1] legde zijn tas met spullen in deze Seat. Met zijn drieën reden zij naar de kapper. Daar ontmoette [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] was boos, omdat het de bedoeling was om tijdens etenstijd de overval te plegen en het was uitgelopen bij de kapper door toedoen van [medeverdachte 2] . Volgens [medeverdachte 1] was de medeverdachte tijdens het kappersbezoek in de grijze Seat blijven zitten. Na de ontmoeting bij de kapper, reden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de medeverdachte met de Seat naar de woning van [medeverdachte 2] om de taser op te halen. Nadat de taser was opgeladen werden [medeverdachte 1] en de medeverdachte naar de plaats gereden waar de auto zou staan na de overval. De auto werd toen geparkeerd in een zijstraat van de Noortberghmoeren en [medeverdachte 1] en de medeverdachte stapten uit om de woning aan de [adres 1] te overvallen. [medeverdachte 2] zou volgens [medeverdachte 1]46.in de vluchtauto zijn blijven zitten. Iemand anders zou hebben gereden.
Op enig moment, op weg naar de [adres 1] , werd volgens [medeverdachte 1]47.de geplande overval nog doorgesproken. [medeverdachte 1] vroeg onder meer hoeveel mensen er in het huis zouden zijn tijdens de overval. Ook werd afgesproken dat de medeverdachte, die een taser bij zich zou dragen, zou aanbellen en dat [medeverdachte 1] met een revolver achter hem aan zou gaan. De taser omschrijft [medeverdachte 1] als een zwarte zaklamp met het woord ‘Police’ erop. [medeverdachte 1]48.heeft ook verklaard dat tevoren was afgesproken dat de medeverdachte de bewoners zou taseren en [medeverdachte 1] de bewoners onder schot zou houden. De medeverdachte zou de mensen vastbinden met de tie-rips.
[medeverdachte 1]49.heeft over het verloop van de overval aangegeven dat hij, zoals was besproken, als tweede de woning in rende. Hij verklaart dat de vrouw door de medeverdachte werd vastgebonden, met haar handen op haar rug, met behulp van de tie-rips. Kort daarna zag hij een ongeklede man boven staan. [medeverdachte 1] rende daarop naar boven. [medeverdachte 1] zocht naar de man, maar kon hem niet vinden. [medeverdachte 1] dacht dat de man zich verstopt zou hebben en de politie zou alarmeren. Even later zag [medeverdachte 1] een raam open staan, waarlangs hij naar buiten keek. Hij zag toen de naakte man midden op straat liggen met omstanders er om heen.
[medeverdachte 1] en de medeverdachte besloten daarop de woning spoedig te verlaten. Toen [medeverdachte 1] naar buiten liep, kwam er een man aanlopen die hij al eerder was tegengekomen. De medeverdachte taserde deze man. Omdat de man achter [medeverdachte 1] en de medeverdachte aan wilde rennen, richtte [medeverdachte 1] het pistool op hem en zei dat hij niet de held moest spelen.
[medeverdachte 1]50.en de medeverdachte renden naar de vluchtauto, de Seat, doch niet rechtstreeks. [medeverdachte 1] had immers al politiesirenes gehoord. Afgesproken was dat de overvallers langs de auto zouden rennen, dat de auto achter hen aan zou komen en dat zij dan zouden instappen. De auto stopte volgens [medeverdachte 1] echter niet. In tegendeel, de auto reed hen met 100 km/h voorbij. De overvallers staken toen de straat over en liepen tussen de huizen door. Uiteindelijk waren zij bij bosschages terechtgekomen, waar ook een fietspad was gelegen. [medeverdachte 1] zag op enig moment een motoragent aan komen rijden en sprong in de bosjes. Hij zag dat de agent zijn motor tot stilstand bracht en de koplamp richtte op de medeverdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op dat ogenblik naar de agent toeliep en hem met zijn revolver een klap tegen zijn helm gaf. Tevens had [medeverdachte 1] de agent een low kick gegeven ten gevolge waarvan de agent ten val kwam. [medeverdachte 1]51.zag dat de andere dader de agent toen aanviel. [medeverdachte 1] en de medeverdachte vluchtten weg. Toen zij tussen bomen zaten te wachten, vertelde de medeverdachte aan [medeverdachte 1] dat hij de motoragent een stoot had gegeven. Eén of enkele dagen later hadden [medeverdachte 1] en de medeverdachte nog contact gehad en gaf de medeverdachte [medeverdachte 1] te kennen dat hij de agent gestoken had, maar dat hij niet het idee had gehad dat hij er ‘door’ was gegaan.
Uit het zesde verhoor van [medeverdachte 1]52.is af te leiden dat de man die [medeverdachte 1] telkens ‘medeverdachte’ heeft genoemd, verdachte [verdachte] is. [medeverdachte 1] had [verdachte] gevraagd waarom deze de agent had gestoken. Verdachte [verdachte] had gezegd dit niet te hebben gemerkt.
[medeverdachte 1]53.heeft verder aangegeven dat de chauffeur ‘een paar honderd euro’ zou krijgen om te rijden.
Ter zitting heeft [medeverdachte 1]54.verklaard dat hij ten tijde van de overval een bivakmuts en een donkere jas had gedragen.
Verdachte [medeverdachte 2]55.heeft verklaard dat hij twee keer in de woning van de ouders van zijn vriendin, genaamd [naam 4] , aan de [adres 1] , was geweest.
Op 4 januari 2013 omstreeks 18.00 uur was [medeverdachte 2] naar kapper [zaaksnaam] op de Haagdijk gelopen en was hij daar een half uur tot drie kwartier binnen geweest. Verdachte [medeverdachte 3] had hem met de auto, waarvan de vader van [medeverdachte 2] eigenaar is, bij de kapper opgehaald. [medeverdachte 2]56.ging tezamen met [medeverdachte 3] naar de woning van zijn moeder. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt ook dat hij op die bewuste dag omstreeks 19.30 uur wederom tezamen met [medeverdachte 3] in de auto, de Seat, had gezeten en dat zij toen in de richting van de woning van [medeverdachte 3] waren gereden. Voorts heeft [medeverdachte 2] aangegeven dat hij een stroomstootwapen annex zaklamp in zijn bezit had gehad met de woorden ‘politie’ daarop gedrukt, maar ook dat hij deze inmiddels niet meer heeft.
Feit 1:
Feiten en omstandigheden57.
Na de overval op 12 november 2012 op de woning van de familie [slachtoffer 1] gelegen aan de [Adres 2] te Breda is door de politie het TGO genaamd ‘Marter’ opgestart.
[slachtoffer 1] verklaart in haar aangifte58.en haar aanvullende verklaring59.dat zij op maandag 12 november 2012 omstreeks 17.15 uur vanuit de Rithsestraat met haar auto aan kwam rijden bij haar woning. Zij had de toegangspoort open gelaten omdat haar man ( [slachtoffer 2] ) en zoon [slachtoffer 3] er aan zouden komen. Zij haalde haar boodschappen uit de auto en bracht deze naar de keuken. Enkele minuten later werd er aan de voordeur gebeld. Op het moment dat [slachtoffer 1] de deur opende, kwamen er twee mannen op een opdringerige wijze haar woning binnen.
[slachtoffer 1] omschrijft de eerste dader als volgt: hij had een lengte van ongeveer 1.85 meter, had twee hechtpleisters onder zijn ogen bevestigd, droeg een bordeaux rode broek en hield een groot tweeloops geweer vast.
Over de tweede dader heeft zij het volgende gezegd: kleiner dan de eerste dader, ongeveer 1.70 à 1.75 meter lang, was in het bezit van een kapmes en een zwart vuurwapen.
De eerste (langere) dader riep: ”Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf en jullie doen in weed. Waar is de kluis?” Zij was in de hal door haar knieën gezakt. De lange dader had toen op anderhalve meter afstand het geweer op haar hoofd gericht en zij moest naar de keuken. Vervolgens kwamen [slachtoffer 2] en haar zoontje [slachtoffer 3] van zes jaar binnen. [slachtoffer 2] moest in de hal op de grond gaan zitten. Daarna werden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun zoon gedirigeerd naar de ouderslaapkamer op de eerste verdieping. Het gezin moest op bed gaan liggen en het dekbed over hun hoofden leggen, terwijl de overvallers bleven vragen om geld en de kluis. Er werd geroepen: “Geld, geld, cash.” [slachtoffer 2] gaf zijn polshorloge af, alsmede een bedrag aan contant geld dat hij in zijn zak had en een mapje inhoudende diverse bankpasjes en creditcards.
De kleinere dader was volgens [slachtoffer 1] agressiever. Hij kraste met zijn kapmes in een deur. [slachtoffer 1] hoorde op een bepaald ogenblik in de slaapkamer de lange dader tegen de kleine dader zeggen: “Ik ga het huis doorzoeken, jij blijft hier.” Daarop werd door één van de twee mannen gezegd: “Ik hou jullie onder schot, haal maar niets uit.”
De woning werd geheel doorzocht. Op enig moment werd door de mannen om tape gevraagd en werd aangegeven dat zij touw bij zich hadden om het gezin vast te binden.
Kort daarna verlieten de mannen de woning.
[slachtoffer 1] heeft ook vermeld dat de daders nog een handtas hadden meegenomen, evenals een fles whisky.
Uit de goederenbijlage60.blijkt bovendien dat er vier horloges en twee IPhones waren weggenomen.
Voorts heeft [slachtoffer 1]61.aangegeven dat zij van haar oppas had vernomen dat het alarm (dat is aangelegd op het terrein van de woning) was afgegaan van zaterdag op zondag
- voorafgaand aan de dag van de overval - om 01.00 uur en om 02.00 uur, en dat zowel door de vader van die oppas als [slachtoffer 1] zelf was gezien dat het riet bij een hek in de achtertuin was plat gedrukt.
Met [slachtoffer 1] is een sequentiële combi-fotobewijsconfrontatie62.gehouden. Zij heeft verklaard dat de persoon op foto 3 en 17 één van de daders zou kunnen zijn. De persoon op nummer 3 dan nog iets meer dan die op nummer 17. De foto van [verdachte] stond op nummer 3.
Aangever [slachtoffer 2]63.heeft verklaard dat hij op 12 november 2012 na zijn werk samen met zijn zoontje thuiskwam en dat hij gestommel vanuit de keuken hoorde. Vervolgens zag hij in de keuken zijn vrouw en twee onbekende mannen staan.
De eerste man had een lengte van 1.80 à 1.85 meter, was ongeveer 25 jaar oud. Hij droeg een gebreide gebroken wit met bruin/zwart gekleurde ijsmuts met flappen over de oren, een zwarte sjaal en een bordeaux rode broek. Onder beide ogen waren witte pleister geplakt. Als wapen gebruikte deze man een dubbelloops jachtgeweer.
[slachtoffer 2] schat de lengte van de tweede man op 1.70 meter. Hij was 20 tot 24 jaar en droeg een zwarte bivakmuts. Hij gebruikte een bijzonder mes met twee scherpe zijden en een zwart pistool. [slachtoffer 2] had dit pistool enkele malen horen klikken, waarbij de tweede man zei dat het ‘fully loaded’ was.
De langere man richtte het jachtgeweer op [slachtoffer 2] en zei “je horloge, je horloge”. [slachtoffer 2] gooide daarop zijn horloge naar deze man en de man pakte het op. Vervolgens riep de man naar [slachtoffer 2] dat hij de daders naar de kluis moest brengen. De langere man gebaarde met de loop van het geweer en dreef [slachtoffer 2] als het ware voor zich uit naar de trap. [slachtoffer 2] liep naar boven, gevolgd door de langere man, [slachtoffer 1] , zoontje [slachtoffer 3] en de kleinere man. Boven in de ouderslaapkamer vroeg de eerste man [slachtoffer 2] om hem geld te geven. [slachtoffer 2] had € 400,00 à € 500,00 in zijn zakken zitten en gaf dat aan de langere man. Door de langere man werd vervolgens gezegd dat het gezin op bed moest gaan liggen. De kleinere man hield zijn mes en pistool continue in zijn handen vast en zwaaide er mee. Beide mannen bleven telkens roepen om de kluis. De langere man zei tegen de kleinere man dat hij het gezin onder schot moest houden en herhaalde dit meermalen. De langere dader liep meermalen de slaapkamer in en uit en liep steeds naar een ander deel van de woning, terwijl de kleinere dader de mensen onder schot hield. Op enig moment werd het gezin gedwongen om onder de dekens te gaan liggen. De langere dader zei “we gaan niet weg voordat we het geld hebben”. De daders discussieerden over de wijze waarop zij het gezin zouden vastbinden. Enige tijd later vertrokken beide daders gezamenlijk.
In een aanvullende verklaring van [slachtoffer 2]64.komt naar voren dat hij na de overval midden op straat een zwarte sjaal zag liggen, op ongeveer tien meter afstand van de poort van zijn oprit. Deze sjaal lag er volgens [slachtoffer 2] niet, toen hij bij zijn woning arriveerde.
Voorts heeft [slachtoffer 2]65.aangegeven dat hij op de dag van de overval van zijn tuinman had vernomen dat aan de achterzijde van de tuin duidelijk te zien was dat iemand over het hek was geklommen. Te zien was dat er iemand op het hek had gestaan en dat de aldaar aanwezige takken van beplantingen als het ware uit elkaar waren getrokken.
[naam 5]66.heeft verklaard dat zij van zaterdag 10 november 2012 op zondag 11 november 2012bij de familie [slachtoffer 1] was gaan oppassen. Zij was die nacht om 00.30 uur in de woning van de familie naar bed gegaan. Zij werd rond 02.00 uur wakker van het alarm, zijnde een ‘lus’ in de tuin, dat in werking was getreden.
Door verbalisant [naam verbalisant 10]67.is een onderzoek ingesteld aan de inbeslaggenomen mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte 2] . Bij dit onderzoek is een foto aangetroffen van een geweer voorzien van een afgezaagde loop.
Deze foto is voorgehouden aan de aangevers [slachtoffer 1]68.en [slachtoffer 2]69.. Beiden hebben verklaard dat het vuurwapen op de foto sprekend lijkt op het vuurwapen dat gebruikt werd gedurende de overval. [slachtoffer 2] heeft daarbij opgemerkt dat hij het vuurwapen herkent aan de vorm van het handvat en aan de korte loop.
Getuige [naam buurman]70., wonende aan de [Adres 3] , heeft beelden van zijn bewakingscamera’s bekeken. Daarop was volgens hem te zien dat in de nacht van 10 op
11 november 2012 rond 02.00 uur drie mannen door de [Adres 2] liepen. De mannen begaven zich in de richting van de woning van [slachtoffer 2] , althans in de richting van de Rithsestraat. Na ongeveer een half uur tot drie kwartier liepen zij, blijkens de beelden, weer terug. Een van de mannen was rond de 1.90 meter en had een bruine drie kwart jas aan, de anderen waren tussen 1.70 en 1.80 meter.
Ten aanzien van de overval had [naam buurman] op zijn camerabeelden waargenomen dat er twee mannen over de openbare weg in de richting van de woning van [slachtoffer 2] , althans in de richting van de Rithsestraat liepen. Dit betrof een grotere en een kleinere persoon. Volgens [naam buurman] kwamen de posturen van deze mannen overeen met die van de mannen die hij op de beelden van een dag daarvoor had gezien. De mannen waren niet meer teruggelopen.
De beelden71.van 12 november 2012 zijn eveneens bekeken door verbalisant [naam verbalisant 11] . Ook zij onderscheidde twee personen op de beelden die behoorlijk in lengte verschillen. Omstreeks 17.23 uur liepen deze twee personen vanuit de Ambachtenlaan in de richting van de overvallen woning. Omstreeks 17.24 uur liepen zijn voorbij het toegangshek van het perceel [Adres 3] in de richting van de [Adres 2] . Door [naam verbalisant 11] is voorts gezien dat omstreeks 17.55 uur aangever [slachtoffer 2] alarm slaat bij zijn buren van huisnummer14.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van de Unit FTO72.volgt dat nabij de overvallen woning, midden op de [Adres 2] een zwarte fleecesjaal is aangetroffen. Volgens de plaatselijke politie was dat op de vluchtroute van de daders. Daarnaast zijn in de overvallen woning een aantal schoensporen aangetroffen, waaronder twee schoensporen in de badkamer.
Omstreeks 18.00 uur - derhalve kort na de overval - waren de verbalisanten [naam verbalisant 12] en [naam verbalisant 13]73.vanaf de kruising Rithsestraat de [Adres 2] opgereden. Zij zagen enkele meters voor de oprit van nummer 12 een zwarte sjaal liggen, midden op straat.
[naam verbalisant 12] zag tevens dat zijn collega [naam hondengeleider] , in zijn hoedanigheid als hondengeleider, ter plaatse kwam en met zijn hond een geurspoor probeerde op te pakken. [naam hondengeleider] had aangegeven dat de hond een spoor had uitgelopen vanaf de plaats delict, over de [Adres 2] , linksaf de Rithsestraat en dat dit spoor eindigde op de Rithsestraat. De hond was aldaar het geurspoor kwijtgeraakt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van voornoemde verbalisant [naam hondengeleider]74.volgt dat hij omstreeks 18.15 uur bij de [Adres 2] aan kwam. [naam hondengeleider] was vervolgens met zijn hond vanuit de [Adres 2] in de richting van de Princenhagenlaan gelopen, omdat in de richting van de Princenhagenlaan een sjaal was aangetroffen. [naam hondengeleider] was met de hond de sjaal voorbij gelopen. In de richting van de Rithsestraat begon de hond zwaarder te ademen, hetgeen voor [naam hondengeleider] een teken was dat hij op het spoor van verse menselijke geur zat. De hond liep de [Adres 2] af en linksaf de Rithsestraat op. [naam hondengeleider] nam waar dat zijn hond nog altijd zwaar ademende. Ook trok hij hard aan de lijn. Dit betekende volgens [naam hondengeleider] dat de hond op een spoor van menselijke geur zat. De hond liep door tot op de naast de rijbaan gelegen groenstrook van ongeveer 150 meter. Hij stopte bij een toegangshek, dat van een hondensportvereniging bleek te zijn. [naam hondengeleider] zag en voelde dat de hond stopte met aan de lijn te trekken en met zwaar te ademen. Dit was voor [naam hondengeleider] het teken dat de hond vanaf dit punt geen spoor van verse menselijke geur meer had.
Omstreeks 19:00 uur was [naam hondengeleider] met zijn hond vanaf de Rithestraat het terrein van de hondensportvereniging opgegaan. [naam hondengeleider] zag dat de hond de bossages in dook en dat hij bij een hek uitkwam dat het terrein scheidde van de tuin van de [Adres 2] . [naam hondengeleider] zag dat de hond daar een spoor van menselijke geur aantrof en weer hard aan de lijn begon te trekken. Hij zag dat de hond parallel aan het hek van de tuin in de richting van de Princenhagenlaan liep, dat de hond zwaar ademde en in de hoek van hek dat de tuin van [Adres 2] met de [Adres 2] zelf scheidt, tegen het hek opsprong. Dit was voor [naam hondengeleider] een teken dat de hond een spoor van menselijke geur rook.
De voornoemde fleecesjaal is door het NFI bemonsterd75.en vergeleken76.met de DNA-profielen van een viertal personen. Uit dit onderzoek blijkt dat op beide zijden van de sjaal, telkens op het middenstuk, een DNA- mengprofiel van (hoofdzakelijk) de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] is gevonden, met een matchkans van één op dertig miljoen.
De twee schoensporen, afkomstig uit de badkamer, zijn door de Unit FTO77.qua profiel en afmeting vergeleken met de zolen van een paar sneakers van het merk Vans toebehorende aan verdachte [medeverdachte 1] . Door FTO wordt geconcludeerd dat het ene spoor is veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de linkerschoen van [medeverdachte 1] en dat het andere spoor is veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de rechterschoen van [medeverdachte 1] .
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 14]78.is opgenomen dat hij op 11 november 2012 omstreeks 02.30 uur op de Ettensebaan te Breda een grijze Seat Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] , zag rijden. Dit voertuig werd een stopteken gegeven. Als bestuurder van de Seat herkende [naam verbalisant 14] ambtshalve verdachte [medeverdachte 3] . [naam verbalisant 14] hoorde zijn collega [naam verbalisant 15] zeggen dat de bijrijder de hem ambtshalve bekende verdachte [medeverdachte 2] betrof. De inzittende bleek verdachte [medeverdachte 1] te zijn. [medeverdachte 1] had een traan tatoeage onder zijn linkeroog. Hij droeg zwart/grijze Vans schoenen en een zwarte halflange jas met capuchon en had een plastic tas bij zich inhoudende diverse kledingstukken, waaronder een zwart/witte muts met oorflappen en een rode (trainings)broek.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1]79.is af te leiden dat hij samen met [medeverdachte 2] en ‘een ander’ in de nacht van 11 op 12 november 2012 op de Ettensebaan te Breda door de politie is gecontroleerd.
De voornoemde Seat Ibiza werd wederom op 12 november 2012 te Breda gesignaleerd, te weten omstreeks 18.01 uur - kort na de overval - op de Ambachtenlaan komende vanuit de Rithsestraat. Dit blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam verbalisant 17] en Van der Velden80.. Nadat de Seat tot stilstand was gebracht, werd door de verbalisanten gezien dat verdachte [medeverdachte 3] de bestuurder van de auto was en verdachte [medeverdachte 2] de bijrijder.
In het dossier is een tapgesprek81.aanwezig van 11 april 2013, gevoerd tussen verdachte [verdachte] en [getuige 6] . In dit gesprek zei [verdachte] dat hij [getuige 6] iets heel belangrijks ging vragen en dat dit echt snel moest gebeuren omdat er iemand bij de politie zou moeten komen. [verdachte] zei dat [getuige 6] online moest gaan en gaf aan dat hij twee foto’s van [verdachte] moest wissen waarop hij met ‘dat grote dinges’ staat en waarop hij met zijn ‘mattie’ was afgebeeld. Ook moest [getuige 6] een gesprek met [pseudoniem] wissen, de hele geschiedenis, evenals de gesprekken tussen [verdachte] en [getuige 6] .
Getuige [getuige 6]82.heeft de inhoud van het aangehaalde telefoongesprek met [verdachte] d.d. 11 april 2013 bevestigd. [getuige 6] heeft verklaard dat er een foto gewist moest worden, waarop [verdachte] met een machete, een mes, was afgebeeld. Ook was het de bedoeling dat een foto gewist zou worden waarop [verdachte] samen met [pseudoniem] ofwel [pseudoniem] was te zien. Verder had [getuige 6] de opdracht gekregen om de profielfoto van [verdachte] met de machete die op Facebook stond te verwijderen. De mattie, de vriend, van [verdachte] heet volgens [getuige 6] [pseudoniem] , omdat hij een traantje onder zijn linker oog had laten tatoeëren. Deze vriend zou woonachtig zijn in Dordrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op de (profiel)foto83.in het dossier, waarop - volgens verbalisanten [naam verbalisant 10]84.en Kuijpers85.- [verdachte] is te zien die een machete in zijn handen omhoog houdt.
Er ligt voorts een proces-verbaal van bevindingen86.inhoudende een getuigenverhoor van [zus verdachte] , zijnde de zus van verdachte [verdachte] . Zij was zelf gaan informeren in het ‘milieu’ om te weten te komen wat zich had afgespeeld. Zij had vernomen dat beide overvallen door de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] zouden zijn gepleegd en dat deze verdachten telkens de helft van het buitgemaakte geld zouden mogen houden. Getuige Halleriet refereerde aan de zaak waarbij een man ( [slachtoffer 5] ) uit het bad was gesprongen (de overval op de [adres 1] ) en dat de schoonzoon van deze man ( [medeverdachte 2] ) de opdrachtgever was voor beide overvallen. Tevens gaf getuige [zus verdachte] aan dat verdachte [verdachte] in het bezit was van een machete die bij een overval was gebruikt.
In een drietal getapte telefoongesprekken87.die [zus verdachte] gevoerd heeft met onder meer haar vader [naam vader verdachte] en [naam 6] , maakt zij kenbaar maakt dat verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de overvallen waren betrokken.
Voorts is naar aanleiding van het televisieprogramma Opsporing Verzocht op 14 maart 2013 een MMA-melding88.bij de politie binnen gekomen, waarin is opgenomen dat een groep overvallers uit Rotterdam en Dordrecht betrokken is geweest bij een gewapende overval aan de [Adres 2] , alsmede bij de overval in Breda waarbij een motoragent is gestoken. Verdachte [medeverdachte 1] zou volgens dit bericht één van de daders zijn geweest.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de tenlastegelegde overval op de woning gelegen aan de [adres 1] te Breda
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd heeft de rechtbank het navolgende overwogen.
De zogenoemde Vidgen-jurisprudentie (ECLI:NL:XX:2012:BX3071; ECLI:NL:HR:2013:BX5539; ECLI:NL:RBDHA:2014:12507; ECLI:NL:PHR:2015:139)
die nadere regels omvat omtrent het gebruik van een belastende verklaring van een getuige die bij een verhoor door de rechter(-commissaris) geen antwoord heeft gegeven op de door de verdediging gestelde vragen, is in de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde indien een dergelijke verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. [medeverdachte 1] heeft zich als getuige tegenover de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht beroepen en daarmee heeft de verdediging geen gelegenheid gehad om hem te ondervragen. De verklaringen van [medeverdachte 1] vormen niet de enige, beslissende bewijsmiddelen, gelet op de hiervoor beschreven reeks feiten en omstandigheden ter zake van dit feit.
Het betoog van de raadsman dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op grond van de Vidgen-jurisprudentie moeten worden uitgesloten van het bewijs wordt verworpen.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zijn omdat [medeverdachte 1] tegenstrijdig zou hebben verklaard en door de verbalisanten te veel informatie zou zijn gegeven ten aanzien van zijn verhoren. De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] aanvankelijk niet dan wel summier heeft verklaard. Echter na confrontatie met de camerabeelden bij kapperszaak [zaaksnaam] en de telefoongegevens heeft hij bekend bij de overval betrokken te zijn geweest en openheid van zaken gegeven. Na confrontatie met de MMA-melding van 14 maart 2014 is [medeverdachte 1] over zijn mededader gaan verklaren en heeft hij over wat er is gebeurd op het Moerenpad, na de overval, verder openheid van zaken gegeven. De rechtbank acht zijn verklaring betrouwbaar omdat deze ook steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank acht, gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en beschouwd feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen. Verdachte [medeverdachte 1] heeft tezamen met anderen de overval op de woning aan de [adres 1] te Breda gepleegd, waarbij een horloge is weggenomen.
De rechtbank heeft daartoe de bekennende verklaringen van [medeverdachte 1] kritisch afgezet tegen de aangiftes, de getuigenverklaringen, de diverse camerabeelden, de aangehaalde telefoongesprekken, de resultaten van de DNA-onderzoeken, de bevindingen van de verbalisanten en de Telecomgegevens. Nu het relaas van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, volgt de rechtbank (grotendeels) de verklaringen van [medeverdachte 1] .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [verdachte] als de kleinere persoon in de witte jas bij deze overval betrokken is en samen met [medeverdachte 1] in de woning is geweest. Dit vloeit niet alleen voort uit de verklaringen van [medeverdachte 1] , maar ook uit de door de aangevers en de getuigen opgegeven signalementen van de twee overvallers in vergelijking tot de gegevens van de verdachten [medeverdachte 1] (lang) en [verdachte] (klein) volgens het Herkenningsdienstsysteem. Daarnaast zijn er DNA-sporen van [verdachte] aanwezig op de handvaten van de plastic tas, de handschoenen en de muts afkomstig uit de Seat Ibiza met welke auto [medeverdachte 1] en [verdachte] in de nabijheid van de woning zijn afgezet. Hoewel het betoog van de raadsman klopt dat deze mutsen niet bij de overval zijn gebruikt, leidt de rechtbank hier wel uit af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voorafgaand aan de overval in de Seat Ibiza hebben gezeten, hetgeen ook overeenstemt met de verklaring van [medeverdachte 1] . Bovendien wijzen de Telecomgegevens van
4 januari 2013 uit dat [verdachte] tegen het tijdstip van de overval - ongeveer gelijktijdig met [medeverdachte 1] - met de trein van Dordrecht naar Breda is gereisd.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat uit de telefoongegevens niet zou blijken dat [verdachte] op 4 januari 2013 Breda heeft bezocht. De rechtbank heeft, gezien het verweer, in aanmerking genomen dat de telefoon van [verdachte] op 16.50.09 uur nog aanstraalt op de zendmast aan de Rijksstraatweg 134 te Dordrecht; daarna om 16.50.43 uur wordt de mast gelegen aan de Zwaluwsedijk te Moerdijk aangestraald (richting Breda); aansluitend om 16.52.32 uur vindt een aanstraling plaats op de zendmast aan de Rijksstraatweg 30. Op dit laatste adres is - blijkens de kaarten op de website Google Maps - het Postiljon Hotel te Dordrecht gevestigd, welk hotel is gelegen in de directe nabijheid van de A16, de spoorlijn van Dordrecht richting Breda en op enkele kilometers afstand van het Hollands Diep. De afstand tussen laatstgenoemd adres en de Zwaluwsedijk te Moerdijk is hemelsbreed gemeten ongeveer zeven kilometer. De Zwaluwsedijk ligt vrijwel direct aan het Hollands Diep (aan de andere zijde). Gelet op de geringe afstand tussen de Zwaluwsedijk en de Rijksstraatweg, het feit dat de locaties grotendeels worden gescheiden door de rivier het Hollands Diep en de korte tijdspanne tussen het aanstralen van deze twee masten, is het niet onaannemelijk dat de telefoon van [verdachte] tijdens de treinreis op deze beide locaties is aangestraald, zonder dat hij zichzelf vanuit Moerdijk terug naar Dordrecht heeft begeven. Daarnaast acht de rechtbank het in hoge mate onwaarschijnlijk dat [verdachte] in nog geen twee minuten tijd in Moerdijk is omgekeerd en daarbij zeven kilometer, althans enkele kilometers, heeft afgelegd richting Dordrecht. De rechtbank heeft ook in ogenschouw genomen dat uit de Telecomgegevens is af te lezen dat [medeverdachte 1] vrijwel gelijktijdig met [verdachte] vanaf het station te Dordrecht naar Breda is vertrokken en dat één van de telefoons van [medeverdachte 1] vanaf omstreeks 17.27 uur heeft aangestraald op zendmasten te Breda.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte wél op 4 januari 2013 vanuit Dordrecht naar Breda is afgereisd. Zij verwerpt het verweer van de raadsman daaromtrent.
Gezien de aangehaalde feiten, omstandigheden en de bewijsoverwegingen, gaat de rechtbank niet mee in de door de raadsman overige gevoerde bewijsverweren. Deze zien immers op een andere waardering van het beschikbare bewijsmateriaal.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 2] als derde persoon betrokken is geweest bij de overval. Weliswaar is hij niet in de woning geweest, maar hij heeft een significante bijdrage geleverd aan de uitvoering van de overval. Er is sprake geweest van een intensieve samenwerking tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Gedurende het gehele traject, voorafgaand aan de overval en nadien, is [medeverdachte 2] in beeld geweest. De rechtbank sluit niet uit dat [medeverdachte 2] achter de schermen de regie heeft gevoerd.
[medeverdachte 2] kan, blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] en het getapte telefoongesprek van
2 januari 2013 tussen hem en [medeverdachte 1] , in elk geval als de tipgever, als initiator worden beschouwd. Daarnaast heeft hij een rol gespeeld bij de voorverkenning op 3 januari 2013. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op deze dag samen met iemand anders langs de te overvallen woning is gereden en de mogelijke vluchtroutes heeft bekeken. De rechtbank gaat er van uit dat deze andere persoon [medeverdachte 2] is geweest. Zij baseert zich daarbij op de Telecomgegevens, die aangeven dat [medeverdachte 1] in de vroege avond vanuit Dordrecht naar Breda is gegaan, dat hij ongeveer anderhalf uur later in dan wel in de nabijheid van de woning van [medeverdachte 2] te Breda is geweest en dat hij ongeveer een uur later met de auto bij zijn woning te Dordrecht is afgezet door [medeverdachte 2] .
Ook kan worden gesteld dat [medeverdachte 2] op 4 januari 2013, de dag van de overval, een wezenlijk aandeel heeft gehad. [medeverdachte 2] heeft die dag om 17.57.58 uur de kapsalon gevestigd aan de Haagdijk te Breda bezocht. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn met de Seat naar de kapsalon gereden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in de kapperszaak [medeverdachte 2] om 18.19.36 uur ontmoet, terwijl [verdachte] in de auto is blijven zitten. De rechtbank leidt uit de verklaring van getuige Lahrech af dat in de Seat nog een persoon op de bijrijderstoel is blijven zitten, die niet [medeverdachte 1] kan zijn geweest, nu deze blijkens de camerabeelden als de voorste persoon tezamen met [medeverdachte 3] de kapperszaak is binnen gekomen. Het betoog van de raadsman dat van een vierde persoon niet is gebleken, is derhalve niet juist.
Om 18.25.25 uur zijn zij gezamenlijk - met zijn vieren - met de Seat uit de Haagdijk weggereden in de richting van de woning van [medeverdachte 2] om de taser op te halen die even later bij de overval is gebruikt. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de te overvallen woning door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] afgezet. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben in de Seat gewacht tot na de overval, waarbij de Seat als vluchtauto heeft moeten fungeren. Na de overval blijkt de vluchtauto echter met hoge snelheid te zijn doorgereden. Mogelijk omdat de politie al was uitgerukt. Alleen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn korte tijd na de overval, om 19.40 uur, bij de woning van [medeverdachte 3] aangekomen.
Deze gebeurtenissen van 4 januari 2013 zijn te herleiden naar de verklaringen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [slachtoffer 7] , de camerabeelden van de kapsalon aan de Haagdijk en het kamp aan de [adres 4] . Daarnaast hecht de rechtbank waarde aan het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en zijn moeder over de taser, de verklaring van [medeverdachte 2] over het woord ‘politie’ op de taser en de beschrijving van de taser die bij de politiemotor is aangetroffen.
Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de deelname van [medeverdachte 2] aan de overval rekening gehouden met de verklaring van [medeverdachte 1] , waarin hij aangeeft dat [medeverdachte 2] zou meedelen in de buit.
De verklaring van [medeverdachte 2] dat hij rond 19.00 uur door [medeverdachte 3] ergens is afgezet om ‘een dingetje’ te doen, vervolgens naar de woning van zijn moeder is gelopen om een broek en een trui te gaan strijken en rond 19.30 uur wederom door [medeverdachte 3] is opgehaald, acht de rechtbank - gezien in het licht van het bovenstaande - ongeloofwaardig.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte [medeverdachte 3] een rol van betekenis bij de uitvoering van de overval op de [adres 1] kan worden toegedicht. Het is onomstotelijk vast komen te staan dat hij op 3 en 4 januari 2013 als chauffeur van (onder meer) de Seat Ibiza heeft gefunctioneerd.
Gelet op de camerabeelden van de Jacob Catsstingel, in combinatie gezien met de verklaringen van [medeverdachte 1] en de tijdstippen en locaties aangaande [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgens het Telecomonderzoek, kan worden gesteld dat [medeverdachte 1] de voorverkenning op 3 januari 2013 niet alleen samen met [medeverdachte 2] maar ook met [medeverdachte 3] heeft verricht.
Op 4 januari 2013 heeft [medeverdachte 3] - blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] - [medeverdachte 1] bij het treinstation te Breda opgehaald, kort daarna heeft hij [verdachte] opgehaald en aansluitend is hij naar de kapsalon gereden om ook [medeverdachte 2] mee te nemen. Daarop is hij naar de woning van [medeverdachte 2] gereden voor de taser. Vervolgens is hij richting de [adres 1] gereden om [medeverdachte 1] en [verdachte] af te zetten, zodat zij de overval hebben kunnen plegen. Samen met [medeverdachte 2] heeft hij zich tijdens de overval in de nabijheid van de [adres 1] opgehouden om [medeverdachte 1] en [verdachte] snel op te kunnen pikken na de overval. Uiteindelijk is [medeverdachte 3] na de overval met de vluchtauto doorgereden.
Er zijn meerdere contactmomenten geweest met de medeverdachten waarop verdachte [medeverdachte 3] ter ore moet zijn gekomen dat de woning aan de [adres 1] zou worden overvallen. Tijdens of voorafgaande aan de voorverkenning, in de kapsalon dan wel bij het ophalen van de medeverdachten en de taser. Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] is in elk geval tijdens de autorit naar de [adres 1] de werkwijze en taakverdeling van de overval doorgesproken. Gelet hierop en op het feit dat [medeverdachte 3] op verscheidene tijdstippen als chauffeur dienst heeft gedaan, kan het niet anders zijn dan dat verdachte willens en wetens behulpzaam is geweest bij de overval. [medeverdachte 3] heeft niet alleen het opzet gehad op zijn eigen bijdrage, om assistentie te verlenen, maar ook op het plegen van het misdrijf, de overval op de [adres 1] .
Hoewel [medeverdachte 1] in zijn verklaringen heeft getracht [medeverdachte 3] enigszins uit de wind te houden, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 3] medeplichtig is aan de overval op de [adres 1] . [medeverdachte 3] is opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van de overval en is daarom als medeplichtige aan te merken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat aangever [slachtoffer 5] een gebroken rug heeft opgelopen moet worden beschouwd als een rechtsreeks gevolg van de door de verdachten gepleegde overval. Nu naar objectieve maatstaven redelijkerwijs voorzienbaar is dat een gewapende overval, waarbij geweld wordt gebruikt en gedreigd wordt geweld te gebruiken, ook een tegenreactie van de slachtoffers kan ontketenen, zoals een vluchtpoging, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 5] in redelijkheid aan de handelwijze van de verdachten kan worden toegerekend. Om die reden kan het causaal verband tussen het handelen van [medeverdachte 1] en [verdachte] en het zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 5] worden aangenomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat de dader met het pistool ( [medeverdachte 1] ) volgens [slachtoffer 5] aanstalten heeft gemaakt om naar boven te lopen en [slachtoffer 5] achterna te gaan (en dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk naar boven is gegaan). [slachtoffer 5] heeft - nu hij zijn slaapkamer niet heeft kunnen afsluiten - geen andere uitweg gezien dan via het dak te vluchten en de buren te alarmeren, ten gevolge waarvan hij ten val is gekomen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het steekincident aangaande [slachtoffer 4]
Uit de genoemde feiten en omstandigheden met betrekking tot de overval op de [adres 1] , leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de jongens zijn geweest die kort na de overval, tijdens hun vlucht, de confrontatie met motoragent [slachtoffer 4] zijn aangegaan. DNA-onderzoek aan het ter plaatse van het steekincident gevonden stroomstootwapen heeft bovendien uitgewezen dat de overval en het steekincident aan elkaar gelinkt kunnen worden. Met name op grond van de opgegeven signalementen door [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] en de heer en mevrouw [getuige 1] , die allen de twee overvallers hebben gezien c.q. zien wegrennen, is het voor de rechtbank duidelijk geworden dat de ene dader een lange jongen met een donkerkleurige jas en een pistool betreft en de andere dader een jongen die een stuk kleiner is dragende een dikke witte jas en een zaklamp/taser. Eén van deze twee verdachten moet [slachtoffer 4] dan ook hebben neergestoken.
verklaart dat hij is neergestoken door de kleinere man in de donkere jas die als tweede uit de bosjes kwam en dat de langste dader een witte jas droeg, hetgeen niet klopt met de signalementen die de aangevers en getuigen van de daders hebben gegeven.
Om te bezien of [slachtoffer 4] zich heeft vergist in de lengte van de dader of in de kleur van de jas, heeft de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 4] en het door de Unit FTO verrichte sporenonderzoek met de daarbij behorende foto’s nader onder de loep genomen. [slachtoffer 4] heeft aangegeven dat hij op het Moerenpad voor de kruising met de Somerweide links iets wits voorbij heeft zien schieten. Hij heeft zijn motor schuin/dwars op het Moerenpad geplaatst en heeft met de koplamp in de bosschages, links van het fietspad, geschenen. De eerste jongen is op dat moment uit die bosschages tevoorschijn gekomen en heeft de agent aangevallen. [slachtoffer 4] is daarna aan de rechterzijde van zijn motor afgestapt. Dit is in de richting de Somerweide, gelet op de foto’s van het sporenonderzoek. Hij is vervolgens achteruit gaan lopen. Dit is eveneens in de richting van de Somerweide. De jongen heeft toen de agent geschopt en is in de richting van de Louwersdonk gerend. [slachtoffer 4] heeft steeds zicht gehouden op de Louwersdonk. De tweede jongen die [slachtoffer 4] heeft overmeesterd, heeft zich kennelijk meer aan de rechterzijde, aan de kant van de Somerweide, opgehouden. Hij is - gelet op de verklaring van [slachtoffer 4] - immers op twee meter afstand, naar rechts, van de eerste jongen tevoorschijn gekomen.
In dit verband is het de rechtbank opgevallen dat de zaklamp/taser aan de rechterzijde van de politiemotor is aangetroffen, dus richting de Somerweide, en dat de bivakmuts - met daarop hoofdzakelijk DNA van [medeverdachte 1] - aan de linkerzijde van de motor, aan de kant van de Louwersdonk is aangetroffen. Voorts heeft [slachtoffer 4] aangegeven dat op de plaats waar de zaklamp/taser is gevonden hij is neergestoken en dat dit voorwerp nog niet op het fietspad heeft gelegen op het moment dat hij is komen aanrijden.
De rechtbank concludeert dat de eerste langere jongen zich niet richting de Somerweide heeft begeven, maar dat hij zich meer aan de linkerzijde van de motor, richting de Louwersdonk, heeft opgehouden. Daarentegen heeft de tweede kleinere jongen zich wel bevonden aan de rechterzijde van de politiemotor, in de richting van de Somerweide. Hij is ook de persoon geweest die de zaklamp/taser tijdens de overval heeft gebruikt. Dit voorwerp heeft hij aldus laten vallen tijdens de confrontatie met agent [slachtoffer 4] . Getuige [getuige 3] heeft ook gezien dat de langere jongen voorop liep toen hij twee mannen op de Veldmoeren zag. Getuige [getuige 4] zag net voor de kruising Veldmoeren/Moerenpad een kleine jongen van ongeveer 1.70 meter de Veldmoeren inrennen waarna hij haast op dezelfde tijd een politiebus met zwaailichten richting de Somerweide over het Moerenpad zag rijden. Deze getuige moet derhalve de dader hebben gezien die als laatste is aan komen rennen. De rechtbank constateert dat dit de kleinere man is geweest. Dit betekent dat [medeverdachte 1] kan worden beschouwd als de eerste jongen die de agent heeft geslagen en geschopt en dat [verdachte] de tweede jongen, de steker, is. [slachtoffer 4] moet zich derhalve - anders dan de officieren van justitie hebben betoogd - hebben vergist in de kleur van de jas van de jongen die hem heeft gestoken.
De rechtbank heeft daarbij tevens in belangrijke mate rekening gehouden met de compositietekening, waarop volgens [slachtoffer 4] de eerste aanvaller is afgebeeld die hem heeft geslagen en geschopt. Het gezicht op de tekening komt naar het oordeel van de rechtbank sterker overeen met het gezicht van [medeverdachte 1] dan dat van [verdachte] , gezien ook het uiterlijk van verdachte zoals de rechtbank dat ter zitting heeft vastgesteld.
De rechtbank overweegt voorts dat de verklaring van [medeverdachte 1] ter zake van het steekincident aansluit bij de voornoemde bewijsmiddelen.
Verdachte [verdachte] heeft aldus met een mes in de borststreek van [slachtoffer 4] gestoken. Naar algemene ervaring is dit gedeelte van het menselijk lichaam zeer kwetsbaar, nu zich daar vitale organen bevinden. Blijkens de medische inlichtingen is [slachtoffer 4] een steekwond in de thorax toegebracht. Gezien de aard van de gedraging, heeft [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 4] zou komen te overlijden en hij heeft door zo te steken dat eventuele gevolg op de koop toe genomen. Het is aan de dikke jas van [slachtoffer 4] te danken dat het letsel beperkt is gebleven.
De rechtbank acht daarmee de poging doodslag, voorafgegaan door een strafbaar feit (de overval op de [adres 1] ) bij verdachte [verdachte] wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, geen aanwijzingen in het dossier om aan te nemen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] om verbalisant [slachtoffer 4] neer te steken. Er is dan ook geen sprake van medeplegen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de tenlastegelegde overval op de woning gelegen aan de [Adres 2] te Breda
De vorenstaande verklaringen en bevindingen, niet afzonderlijk, doch tezamen in onderlinge samenhang bezien, wijzen in de richting van het duo [medeverdachte 1] en [verdachte] , als de overvallers op de woning aan de [Adres 2] te Breda.
Met name de herkenning door aangever [slachtoffer 1] van verdachte [verdachte] , de aangetroffen schoensporen in de woning die mogelijk van [medeverdachte 1] afkomstig zijn, de aangetroffen DNA-sporen van [medeverdachte 1] en [verdachte] op de fleecesjaal die vlakbij de plaats delict is gevonden, zijn concrete aanknopingspunten om [medeverdachte 1] en [verdachte] als de overvallers aan te merken. Ook de omstandigheid dat verdachte [verdachte] op (profiel)foto’s (op Facebook) is afgebeeld met een karakteristiek mes (een machete) en dat bij de overval een soortgelijk wapen is gebruikt, kan als een belangrijke aanwijzing worden opgevat. De rechtbank vindt het in dit verband opmerkelijk dat [verdachte] zijn vriend [getuige 6] opdracht heeft gegeven om juist die foto’s
- waarop [verdachte] met een machete was afgebeeld - te verwijderen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de sterke overeenkomsten tussen de kledingstukken die door verbalisant [naam verbalisant 14] bij verdachte [medeverdachte 1] in een plastic tas zijn aangetroffen en die door de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn beschreven als zijnde van de langste dader. Dit betreffen de (bordeaux) rode trainingsbroek en de zwart/wit gekleurde ijsmuts met oorflappen.
Voorts heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen de omstandigheid dat de langste dader pleisters onder zijn ogen had aangebracht. Dit kan er op duiden dat verdachte [medeverdachte 1] daarmee heeft willen verhullen dat zich onder zijn linker oog een tatoeage, van een traan, bevindt.
De rechtbank heeft de verklaringen en bevindingen tevens bezien in het licht van de overval op de [adres 1] te Breda. De rechtbank is namelijk van oordeel dat ter zake van de beide overvallen sprake is van omstandigheden en een werkwijze die op essentiële punten overeenstemt, te weten:
- Een dag vóór de overvallen heeft een voorverkenning plaatsgevonden van de woningen en de omgeving.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren dat het alarmsysteem een dag voor de overval is afgegaan en dat was geconstateerd dat recentelijk één of meerdere personen aan de achterzijde van de tuin over het hek waren geklommen en de tuin hadden betreden. Die verklaringen worden ondersteund door de verklaring van de oppas Remie, de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 14] , de camerabeelden van buurman [naam buurman] en de bevindingen van verbalisant [naam hondengeleider] Uit de verklaring van [medeverdachte 1] , het getapte telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van 2 januari 2013 en het onderzoek naar de Telecomgegevens volgt naar het oordeel van de rechtbank dat ook de dag vóór de overval op de woning aan de [adres 1] sprake is geweest van een voorverkenning.
- De tijdstippen van de overvallen komen nagenoeg overeen.
De woning aan de [Adres 2] is omstreeks 17.20 uur overvallen. Weliswaar zijn de daders de woning aan de [adres 1] omstreeks 19.00 uur binnen getreden, maar is het volgens [medeverdachte 1] de intentie geweest om die woning al eerder - rond etenstijd - te overvallen.
- In beide zaken is door de overvallers eerst aangebeld bij de voordeur van de woning en bij het openen van deze deur door de bewoner zijn de overvallers direct en op een opdringerige wijze naar binnen gegaan.
Dit blijkt in beide zaken uit de aangiftes van de overvallen personen.
- Telkens is sprake geweest van een opmerkelijk lengteverschil tussen de twee mannen die de woningen zijn binnendrongen.
In de zaak van de overval op de [adres 1] wordt door de aangevers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , alsmede door de getuigen [getuige 1] , [getuige 3] gesproken over een lange en een kleine dader. Uit het Herkenningssysteem van de politie blijkt van een lengteverschil van minimaal 20 cm tussen de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] .
In de zaak van de overval op de [Adres 2] hebben de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , evenals de getuige [naam buurman] aangegeven dat de daders een langere man en een kleine man betreffen. Bovendien zijn volgens getuige [naam buurman] en verbalisant [naam verbalisant 11] op de camerabeelden van de [Adres 3] vlak voorafgaand aan de overval te zien dat een grotere en een kleine persoon zich in de richting de woning van de familie [slachtoffer 2] hebben begeven.
- De lange dader heeft steeds een vuurwapen ter hand genomen en de kleine dader een andersoortig wapen, al dan niet in combinatie met een vuurwapen.
Zo heeft de lange dader bij de overval op de [adres 1] gebruik gemaakt van een revolver en de kleine dader van een taser, blijkens de verklaringen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [medeverdachte 1] . De lange dader heeft bij de overval op de [Adres 2] een jachtgeweer gebruikt en de kleine dader heeft een machete en een pistool gehanteerd. Dit volgt uit de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
- In beide zaken is/zijn de bewoner(s) gesommeerd om naar de eerste verdieping te gaan, gezien de aangiften van [slachtoffer 6] (in de zaak [adres 1] ) en van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (in de zaak [Adres 2] ).
- De lange dader heeft bij beide overvallen de woningen doorzocht, terwijl de kleine dader bij het/de slachtoffer(s) is gebleven.
In de zaak betreffende de overval op de [adres 1] volgt dit uit de verklaring van [slachtoffer 6] . In de zaak van de [Adres 2] is door aangeefster [slachtoffer 1] verklaard dat op enig moment door de lange dader expliciet tegen de kleine dader was gezegd dat hij het huis zou gaan doorzoeken en dat de kleine in de slaapkamer bij de slachtoffers moest blijven.
- De daders hebben het/de slachtoffer(s) die zich in de woningen bevonden vastgebonden, althans zijn dit van plan zijn geweest. Bij de overval in de [adres 1] is het slachtoffer dat zich in de woning bevond gekneveld. Tijdens de overval in de [Adres 2] hebben de daders om tape gevraagd en aangegeven dat zij touw bij zich hadden om de slachtoffers vast te binden.
- In de directe omgeving van de plaats delict is telkens kort na de overval een grijze Seat Ibiza gezien. In de zaak [adres 1] heeft [slachtoffer 7] na een kortdurende achtervolging van de overvallers een dergelijke auto met hoge snelheid zien wegrijden vanuit de parkeerplaats aan de Brandebeemd. In die zaak is bovendien vastgesteld dat de Seat Ibiza als vluchtauto moet worden aangemerkt. In de zaak [Adres 2] hebben de verbalisanten [naam verbalisant 17] en Van der Velden de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 12 november 2012 om 18.01 uur - kort na de overval - in de nabijheid van de [Adres 2] (in de Rithsestraat) in de Seat Ibiza zien rijden.
Gelet op hetgeen hierboven is beschreven en vergeleken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de overval op de woning aan de [Adres 2] hebben gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ten aanzien van beide overvallen overeenkomsten op een zodanig groot aantal essentiële punten aan de orde, dat zij ook het bewijs voor de overval op de [Adres 2] voldoende wettig en overtuigend bewezen acht. Dat zij beiden de daders zijn blijkt ook uit de tapgesprekken van [zus verdachte] , die stelt dat “ [verdachte] het heeft gedaan”, dat de compositietekening die van de dader met de ijsmuts is gemaakt van [medeverdachte 1] is en tegenover de politie heeft verklaard dat de beide overvallen door [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn gepleegd.
De raadsman heeft ook hier opgeworpen dat op grond van de Vidgen-jurisprudentie de verklaring van [zus verdachte] niet kan worden gebruikt voor het bewijs, nu de verdediging onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar ondervragingsrecht uit te oefenen en geen steunbewijs aanwezig is.
De rechtbank passeert dit verweer, nu naar haar oordeel het steunbewijs toereikend is. Dit gelet op hetgeen hierboven is uiteengezet. Daarbij heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de navolgende situatie. Gehoord de officier van justitie ter zitting en gezien de processen-verbaal89.inzake de verhoren van [zus verdachte] , heeft [zus verdachte] niet alle vragen beantwoord bij de politie en zich deels beroepen op haar verschoningsrecht omdat zij in deze zaak zou zijn bedreigd. Zij heeft volgens de officier van justitie meermalen bij politie en justitie aangegeven dat zij vreest voor haar leven. Nadat enkele keren verhoren van voornoemde getuige door de rechter-commissaris zijn ingepland die geen doorgang hebben gevonden, heeft de rechter-commissaris de raadsman herhaaldelijk gevraagd of hij nog behoefte had om [zus verdachte] aanvullend te horen. Omdat er uiteindelijk geen reactie meer bij de rechter-commissaris van de raadsman is binnengekomen, is besloten om geen getuigenverhoor meer in te plannen.
De overige verweren betreffen de selectie en de waardering van de diverse bewijsmiddelen. Hierboven is beschreven van welke bewijsmiddelen de rechtbank is uitgegaan. De rechtbank zal niettemin op enkele verweren ingaan, waarbij zij haar visie nader zal toelichten.
De zwarte fleecesjaal is volgens de raadsman niet op de vluchtroute van de daders gevonden, omdat de daders volgens de melder (de buurvrouw) zouden zijn gevlucht via de Ambachtenlaan. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat uit de verklaring van buurman [naam buurman] is af te leiden dat de daders in de richting van de Rithsestraat moeten zijn gevlucht. Dit stemt ook overeen met de bevindingen van de verbalisanten [naam hondengeleider] en [naam verbalisant 12] . [naam verbalisant 12] heeft aangegeven dat [naam hondengeleider] met zijn speurhond vanaf de plaats van de sjaal het spoor is uitgelopen over de [Adres 2] linksaf de Rithsestraat in en dat de hond daar het spoor is kwijtgeraakt. De vluchtroute moet dan ook vanaf nummer 12 richting Rithsestraat zijn geweest en op die route is ook de betreffende sjaal gevonden.
Daarnaast heeft de raadsman over de sjaal opgemerkt dat [slachtoffer 2] heeft gesproken over een grof gebreid exemplaar, terwijl een fleecesjaal is aangetroffen. De rechtbank sluit niet uit dat [slachtoffer 2] zich heeft vergist in de structuur, het materiaal, van de sjaal. Het is evenzeer mogelijk dat de sjaal niet tijdens de overval is gedragen dan wel niet zichtbaar is gedragen.
De raadsman heeft betoogd dat de machete waarmee [verdachte] op de foto is afgebeeld, niet hetzelfde mes geweest kan zijn dat bij de overval is gehanteerd. De rechtbank heeft daarvoor acht geslagen op de tekeningen die door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van het kapmes zijn gemaakt, evenals op de foto van [verdachte] met de machete. Deze tekeningen wijken in enigermate van elkaar af. Het mes dat [slachtoffer 2] heeft geschetst heeft aan beide kanten enkele curves. De tekening van [slachtoffer 1] laat een recht verloop van het mes zien dat aan de bovenzijde met een enkele curve afbuigt. De rechtbank gaat uit van de waarneming van [slachtoffer 1] , en dus ook van het voornamelijk rechte verloop van het mes, omdat [slachtoffer 1] degene is geweest die rechtstreeks geconfronteerd is geweest met de overvallers en [slachtoffer 2] hen slechts kort en op enige afstand heeft waargenomen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag en/of één of meerdere bankpas(sen) en/of één of meerdere horloge(s)
en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of een handtas met inhoud en/of een fles
whisky, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan M.F.A.
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
(6 jarige zoon), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of één of meerdere bankpas(sen)
en/of één of meerdere horloge(s) en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of een
handtas met inhoud en/of een fles whisky, in elk geval enig goed geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- een of meerdere vuurwapen(s) en/of (kap)mes(sen), althans (een) op (een)
vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een op een (kap)mes gelijkend
voorwerp ter hand heeft/hebben genomen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (daarbij) dreigend heeft/hebben gezegd:
"Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf en jullie
doen in wiet. Waar is de kluis" en/of "Cash geld" en/of "Je horloge, je
horloge" en/of "we gaan niet weg voordat we het geld hebben", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die/dat vuurwapen(s) en/of (kap)mes(sen) aan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond en daarbij gezegd dat ze
onder de dekens op een bed moesten gaan liggen.
Feit 2:
Primair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] (als motoragent werkzaam
bij de regiopolitie Zeeland - West Brabant, althans de politie Midden en West
Brabant) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 4] met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het
bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag (in vereniging) werd gevolgd en/of
vergezeld en/of voorafgegaan door/van enig strafbaar feit, te weten een
(poging) overval op een woning gelegen aan de [adres 1] te Breda, en welke
poging doodslag (in vereniging) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn medeverdachte(n)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
Feit 3:
Primair:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of een mededader(s):
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd de woning van voornoemde [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met
een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat
stroomstootwapen heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[slachtoffer 6] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 6] (aldus) heeft/hebben gedwongen om op haar knieën te gaan zitten
en/of
- vervolgens de armen van die [slachtoffer 6] achter haar rug heeft/hebben
vastgebonden door haar handen met tieraps aan elkaar vast te maken en/of
- die [slachtoffer 6] onder bedreiging met dat stroomstootwapen de trap op
heeft/hebben laten lopen en/of haar op de overloop heeft/hebben laten
knielen en/of
- vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
tegen de slaap, althans het hoofd, van die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezet/
geduwd/gehouden en/of
- een of meer ma(a)l(en) tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd: "roep je man"
en/of "waar is het geld?" en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 5] en/of
toen verdachte en/of zijn mededader(s) de woning verliet(en),
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 7] , die die [slachtoffer 5] en/of die
[slachtoffer 6] te hulp kwam en/of
- die [slachtoffer 7] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met
een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat
stroomstootwapen heeft/hebben gegeven,
terwijl bovenomschreven feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer 5] ten
gevolge heeft gehad (te weten: een gebroken rug, althans een gebroken
buikwervel)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vorderingen van de officier van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
8 jaar met aftrek van het voorarrest, alsmede de maatregel van TBS met dwangverpleging. Zij hebben daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het strafblad van verdachte [verdachte] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte [verdachte] heeft niets aangaande zijn persoonlijke omstandigheden verklaard.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee gewelddadige woningovervallen en aan een op één van deze woningovervallen gevolgde poging doodslag op een motoragent.
De beide woningovervallen vonden plaats aan het begin van de avond. Bij de ene overval, die ongeveer drie kwartier duurde, was naast twee volwassenen een jongetje van destijds zes jaar het slachtoffer en is gedreigd met een vuurwapen en een kapmes. Bij deze overval zijn horloges, mobiele telefoons en een handtas met inhoud weggenomen. Bij de andere overval is niet alleen gedreigd met een vuurwapen, maar is ook geweld gebruikt in de vorm van een taser en tie-rips, heeft een van de slachtoffers bij zijn vlucht zijn rug gebroken en is geweld gebruikt tegen een buurtgenoot die hulp kwam bieden. Bij deze overval is een horloge weggenomen.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte(n) enkel en alleen met het ook op hun eigen geldelijk gewin de slachtoffers in een voor hen buitengewoon beangstigende situatie gebracht. Daarbij is fysiek geweld en de dreiging daarmee niet geschuwd. Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen van hun daden voor de slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij en zijn mededaders door het binnendringen van de woningen van de slachtoffers een forse inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke integriteit en privacy van deze slachtoffers. Een woning behoort immers bij uitstek de plek te zijn waar mensen zich veilig voelen. De rechtbank rekent het verdachte verder zwaar aan dat hij is doorgegaan toen hij merkte dat er in één van de woningen een jong kind aanwezig was.
Het is bekend dat de negatieve psychische gevolgen van dergelijke gewelddadige feiten voor de slachtoffers nog lang kunnen aanhouden. De impact die het misdrijf voor de heer en mevrouw [slachtoffer 2] en hun zoon [slachtoffer 3] van destijds zes jaar heeft gehad en nog steeds heeft, blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgedragen. De slachtoffers hebben lange tijd niet thuis durven slapen, durfden niet thuis te komen als het donker was of ’s avonds de deur uit te gaan en alle drie hebben psychische hulp nodig gehad. Ook voor de familie [slachtoffer 5] heeft de overval grote impact gehad, zoals blijkt uit de voorgedragen schriftelijke slachtoffer-verklaringen. [slachtoffer 6] durft niet in het donker naar buiten, vindt het moeilijk om alleen thuis te zijn en schrikt nog steeds als de deurbel gaat. [slachtoffer 5] heeft een lange revalidatie nodig gehad aan zijn rug, houdt daaraan blijvend letsel en is onder behandeling geweest bij een psycholoog. Buurtgenoot [slachtoffer 7] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat het misdrijf hem nog steeds bezighoudt, dat hij sindsdien slecht slaapt, angstgevoelens heeft en zich slecht kan concentreren op zijn werk.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan een poging doodslag van een motoragent die na de melding van één van de woningovervallen ter plekke kwam. Om zijn vlucht mogelijk te maken heeft verdachte de agent in zijn borststreek gestoken met een mes en hij heeft daarbij het leven van de agent zeer ernstig in gevaar gebracht. Het berust op gelukkig toeval dat de agent als gevolg van deze handelwijze niet dodelijk is getroffen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 4] blijkt dat hij twee dagen in het ziekenhuis heeft gelegen, ongeveer drie maanden last heeft gehad met ademen en dat hij nog geregeld terugdenkt aan het bewuste moment waarop hij dacht dat hij het leven zou laten.
Naast de gevolgen die het slachtoffer van dit feit heeft ondervonden, worden door een dergelijk feit ook in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt door het schijnbare gemak waarmee gebruik wordt gemaakt van geweld. Verdachte is geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 2 januari 2015 waaruit blijkt dat hij reeds meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten en dat hij zelfs nog in een periode van voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van een eerdere veroordeling liep (ook voor het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld), toen hij de onderhavige soortgelijke feiten pleegde.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het door Reclassering Nederland in september 2013 opgestelde rapport over verdachte. Omdat verdachte niet over de tenlastegelegde feiten wilde praten, heeft de reclassering geen plan van aanpak kunnen opstellen. De reclassering acht het zeer zorgelijk dat verdachte gedurende een v.i.-toezicht werd begeleid, dat hij aan het einde van dat toezicht over een woning, werk, inkomen en begeleiding beschikte en dat hij desondanks opnieuw met justitie in aanraking is gekomen. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat en de reclassering acht een psychologisch onderzoek geïndiceerd om te onderzoeken of behandeling noodzakelijk is om de recidivekans te verkleinen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapporten d.d. 25 november 2013 (aangevuld op 6 februari 2015) van psychiater E.D.M. Masthoff en d.d. 5 december 2013 (aangevuld op 9 februari 2015) van psycholoog J. Nys.
Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zoals hierboven omschreven. Verdachte heeft met de deskundigen niet willen praten over zijn mogelijke aandeel in de tenlastegelegde feiten. Deskundige Nys overweegt dat de doorwerking van verdachtes disfunctionele persoonlijkheidskenmerken in enigerlei mate aanwezig zijn geweest vanwege het gelijktijdigheidsverband tussen de stoornis en de delicten. Deskundige Masthoff overweegt dat een antisociale persoonlijkheidsstoornis doorgaans doorwerkt in delictgedrag. Hij overweegt dat verdachte hoog scoort op historische risicofactoren, zoals eerder gewelddadig gedrag, instabiliteit op de leefgebieden partnerrelaties, arbeids/school carrière, problemen in kindertijd en persoonlijkheidsstoornissen en dat juist de antisociale persoonlijkheidsstoornis een sterke risico-indicator is voor toekomstig gewelddadig delictgedrag. Verder acht Masthoff het zorgelijk dat verdachte juist recidiveerde in een fase waarin hij beschikte over protectieve factoren.
Deskundige Nys overweegt dat risicotaxatie aantoont dat verdachte gerekend kan worden tot de geweldsdeliquenten met een hoog risico op herval. Om het hoge risico op een terugval terug te dringen, is een maximale behandelintensiteit nodig binnen een gestructureerde en van veel toezicht/controle voorziening setting. Deskundige Masthoff geeft in overweging om verdachte kaal af te straffen met een vrijheidsbenemende straf, dan wel, al dan niet in combinatie hiermee, met een TBS-maatregel met dwangverpleging als veiligheidsmaatregel ter bescherming van de maatschappij. Deskundige Nys acht, rekening houdend met de belangen van de maatschappij, en als ultimum remedium, de maatregel TBS met dwangverpleging het meest afdoende behandelkader voor verdachte.
De rechtbank neemt de overwegingen en conclusies van de deskundigen over.
De rechtbank is van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van de feiten, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank ziet aanleiding om boven de eis van de officieren van justitie uit te gaan, nu de rechtbank de poging doodslag van de motoragent in de zaak van verdachte in tegenstelling tot de officieren van justitie wel bewezen acht. Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank zal naast voormelde gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Op basis van de inhoud van bovenstaande rapporten van de deskundigen kan worden vastgesteld dat er bij verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank leidt uit de conclusies van de deskundigen af dat de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Voorts staat vast dat de door de verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het betreft tevens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op de uit voornoemde rapporten blijkende persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, alsmede op de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en de aanzienlijke kans op recidive, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging vereisen.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 2.920,56, waarvan € 2.500,00 ter zake van immateriële schade en € 420,56 voor immateriële schade, gezien feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een immateriële schadevergoeding van € 5.500,00 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 7.000,00 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 1.311,40 voor feit 3, waarvan € 600,00 ter zake van immateriële schade en € 711,40 ter zake van materiële schade. Hij vordert tevens de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 5.500,00 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 5.500,00 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 7.000,00 voor feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Nu verdachte [verdachte] zich niet aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden heeft gehouden door het plegen van een nieuw strafbaar feit, zal de vordering worden toegewezen.
9. De wettelijke voorschriften
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
Feit 2:
poging tot doodslag, voorafgegaan door een strafbaar feit en gepleegd met het
oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan dat feit hetzij straffeloosheid
hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 3:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan
zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk
letsel ten gevolge heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van
€ 2.920,56, waarvan € 2.500,00 ter zake van immateriële schade en € 420,56 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4] (feit 2), € 2.920,56 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
39 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 5.500,00, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6] (feit 3), € 5.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
62 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5]
van € 7.000,00, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5] (feit 3), € 7.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
70 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 1.311,40, ter zake van materiële schade (€ 711,40) en immateriële schade (€ 600,00) en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 7] (feit 3), € 1.311,40 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 5.500,00, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] (feit 1), € 5.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 5.500,00, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] (feit 1), € 5.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
62 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 7.000,00, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] (feit 1), € 7.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
70 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
- bepaalt dat de vordering moet worden toegewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Volkers, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 april 2015. Mr. Volkers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑04‑2015
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , pag. 173, 176, 177 en 178.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 5] , pagina 185 en 186.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 192.
Het geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 5] van dr. Van Beurden, d.d. 16 januari 2013, pagina 189.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , pagina 195, 196 en 197.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 280 en 281.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 282 en 283.
Het proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 4] , pagina 254 en 255.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 247 en 248.
Het verhoor van [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 27 januari 2014.
Het geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 4] , pagina 251.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 292 en 293.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 301.
Het proces-verbaal van onderzoek Moerenpad, pagina 227.
Het geschrift, zijnde foto 9 die de politiemotor gezien in de richting van de Somerweide afbeeldt, pagina 235.
Het proces-verbaal van onderzoek Moerenpad, pagina 230.
Het geschrift, zijnde foto 12 die de plaats afbeeldt waar de bivakmuts werd aangetroffen, pagina 236.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 216.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek door ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 5 maart 2013, pagina 155 van de FTO-map.
Het geschrift, zijnde de tweede foto waarop het stroomstootwapen is afgebeeld, als bijlage bij het NFI-rapport van 14 januari 2013, pagina 122.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek door ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 5 maart 2013, pagina 150, 156 en 157.
Het geschrift, zijnde het aanvullend onderzoek naar biologische sporen, haaronderzoek en DNA-onderzoek door ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 22 april 2013, pagina 171 en 172 van de FTO-map.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 469.
Het geschrift, zijnde een compositietekening, pagina 470.
Het proces-verbaal van de Unit FTO, pagina 55 en 58 van de FTO-map.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 356 en 357.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 648 tot en met 650.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , pagina 1012.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 601 tot en met 603.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 570 tot en met 572.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 415 en 417.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , pagina 1007.
Het geschrift, zijnde bevindingen verwerking verkeersgegevens door [naam rapporteur] ,d.d. 18 september 2013, pagina 584, 586, 587, 588, 589, 590, 592, 593 en 594.
Het geschrift, zijnde bevindingen verwerking verkeersgegevens door [naam rapporteur] ,d.d. 18 september 2013, pagina 586 tot en met 589.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 359.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 373.
Het proces-verbaal doorzoeking voertuig, pagina 420 en 421.
Het geschrift, zijnde een aanvraag onderzoek NFI, pagina 116.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 2 mei 2013, pagina 181, 182, 183 en 185.
Het proces-verbaal van het onderzoek aan de kabelbinders, pagina 52 van de FTO-map.
Het relaas proces-verbaal, pagina 36.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1325 en 1326.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1286.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1326. 1327.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1329.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1286 en 1287.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1327.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1286.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1328.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1286.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1343 en 1344.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1334.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 26 januari 2015.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 1410 en 1412.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 1419, 1420 en 1425
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 202m12033/202m12034 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 4436.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 85 tot en met 87.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 104 en 105.
Het geschrift, zijnde een goederenbijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 91 en 92.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 86.
Het proces-verbaal tonen selectie bij sequentiële combi-fotobewijsconfrontatie met getuige [slachtoffer 1] , pagina 301 en 303.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , pagina 111 tot en met 113.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , pagina 124 en 125.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 110.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] , pagina 238 en 239.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 859.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 861.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 863.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam buurman] , pagina 153 en 155.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 207 en 208.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 213.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 136 en 137.Het geschrift, zijnde het fotoblad van de plaats delict en de directe omgeving, pagina 135.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 138 en 139.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van drs. B.J. Blankers van het NFI, d.d. 21 februari 2013, pagina 222.
Het geschrift, zijnde het aanvullend DNA-onderzoek van drs. B.J. Blankers van het NFI, d.d.12 april 2013, pagina 225.
Het geschrift, zijnde het formulier inname goederen t.b.v. sporenvergelijkend onderzoek van de Unit FTO, d.d. 8 juli 2013, pagina 828 en 829.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 877 en 878.Het nagekomen proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende een verhoor van [medeverdachte 1] , pagina 832 en 833.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 141.
Het geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 11 april 2013 tussen [verdachte] en [getuige 6] , pagina 1801.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina 561 en 564.
De geschriften, zijnde foto’s van verdachte [verdachte] met een machete, pagina 1953 en 1955.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1952.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1954.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 529.
De geschriften, zijnde getapte telefoongesprekken van 28 mei 2013 en 4 juni 2013, pagina 390, 412 en 448.
Het geschrift, zijnde een mutatierapport inhoudende een MMA-melding d.d. 14 maart 2013, pagina 697.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 528, 530.Het proces-verbaal relaas, pagina 532 en 533.