Hof 's-Hertogenbosch, 16-02-2018, nr. 16/03784, nr. 16/03785, nr. 16/03786
ECLI:NL:GHSHE:2018:682
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
16-02-2018
- Zaaknummer
16/03784
16/03785
16/03786
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2018:682, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 16‑02‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2398
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:4902, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NLF 2018/0878 met annotatie van
NTFR 2018/1176 met annotatie van mr. H. de Jong
Uitspraak 16‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Toeristenbelasting. Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak, en verhuurt deze ten behoeve van huisvesting van door uitzendbureaus te werk gestelde arbeidsmigranten. Het Hof is van oordeel dat uit de taken van de beheerder, die in dienst is bij belanghebbende, alsmede uit het, naast het ter beschikking stellen van bedden aanvullende dienstbetoon door belanghebbende, volgt dat belanghebbende aan te merken is als degene die gelegenheid biedt tot verblijf tegen vergoeding als bedoeld in de Verordening en de Gemeentewet.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 16/03784 tot en met 16/03786
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 augustus 2016, nummers BRE 15/6946, 15/6947 en 16/135 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna genoemde aanslagen.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Aan belanghebbende is voor het belastingjaar 2013 een aanslag toeristenbelasting opgelegd ten bedrage van € 12.580,02. Aan belanghebbende is voorts voor het belastingjaar 2014 een aanslag toeristenbelasting opgelegd ten bedrage van € 86.724. Verder is aan belanghebbende voor het belastingjaar 2015 een voorlopige aanslag toeristenbelasting opgelegd ten bedrage van € 79.200.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen voormelde aanslagen bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslag over 2013 met € 7.677,92 verminderd tot € 4.902,10, de aanslag over 2014 met € 48.183,12 verminderd tot € 38.540,88 en het bezwaar tegen de voorlopige aanslag over 2015 ongegrond verklaard.
1.3.Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van tweemaal € 331 en eenmaal € 334. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zitting heeft plaatsgehad op 29 november 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende de heer [A] en haar gemachtigde de heer [B] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C] .
1.6.
Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Heffingsambtenaar heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, zes pagina’s betreffende de vertegenwoordiging van de Heffingsambtenaar overgelegd.
1.6.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.7.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
2.1.
Belanghebbende is (sedert november 2013) verhuurder en beheerder van het complex gelegen aan de [adres 1] te [plaats 2] . Dit complex wordt door partijen, evenals hierna, aangeduid als ‘ [belanghebbende] ’. Eigenaar van [belanghebbende] is [D] BV, een zustervennootschap van belanghebbende.
2.2.
Belanghebbende stelt [belanghebbende] aan diverse uitzendbureaus tegen vergoeding ter beschikking ten behoeve van de huisvesting van door de uitzendbureaus te werk gestelde arbeidsmigranten. De afspraken die belanghebbende hiertoe met de verschillende uitzendbureaus heeft gemaakt zijn vergelijkbaar. Belanghebbende draagt zorg voor een deel van de inrichting van de kamers in het complex, waaronder de bedden en een kast ten behoeve van kleding van de arbeidsmigranten.
2.3.
In de kernafspraken van 28 april 2014 die gemaakt zijn tussen belanghebbende en een van de uitzendbureaus, [E] , is het volgende overeengekomen:
‘1. [belanghebbende] heeft minimaal 60 bedden voor de verhuur beschikbaar.
2. [E] neemt gedurende de samenwerking 60 bedden af met een ingroeimodel van 3 weken. Dit houdt in dat vanaf nu 24-04-2014 de samenwerking van start gaat en na het ingroeimodel van 3 weken op 12-05-2014 de minimale bezetting van 60 personen is behaald.
(...)
4. De prijs per persoon per week bedraagt € 58,- inclusief het verbruik van gas, water en licht, toeristenbelasting alsmede overige belastingen zoals rioolrecht, afvalstoffenheffing, onroerend zaak belasting specifiek feitelijk gebruik, waterschapsbelasting en alle niet genoemde belastingen.
5. [belanghebbende] garandeert [E] dat het hotel exclusief voor [E] beschikbaar is. Er worden geen bedden verhuurd aan andere partijen.
(…)
7. [E] zal wekelijks een bestand naar [belanghebbende] zenden waar de namen van de desbetreffende bewoners van de voorliggende van toepassing zijnde week op staan vermeld.
8. [belanghebbende] draagt er zorg voor dat er in het hotel kosteloos goed werkend WIFI aanwezig is.
9. [belanghebbende] zal werken met een passensysteem die de bewoners toegang verschaft tot het terrein en kamers. [belanghebbende] zal zelf de borg innen bij de uitzendkrachten.
(…)
12. [belanghebbende] draagt er zorg voor dat de inrichting van het hotel aansluit bij de vereisten van de Stichting [F] SNF keurmerk en zorgt ervoor dat het hotel ieder jaar wordt gekeurd door een instantie die hiertoe bevoegd is. De kosten voor de jaarlijkse keuring worden door [belanghebbende] betaald. Indien de inrichting van het hotel niet aansluit bij de vereisten van het SNF keurmerk, geconstateerd tijdens de jaarlijkse controle is [belanghebbende] verantwoordelijk voor hetgeen door de controlerende instantie wordt geconstateerd en nadien wordt ingebracht.
13. [belanghebbende] draagt er zorg voor dat diegenen die in het hotel verblijven worden ingeschreven. Dit dient plaats te vinden bij een door het ministerie aangewezen RNI registratie nieuw ingezetenen loket. De daarvoor benodigde formulieren worden door [belanghebbende] bij het RNI loket aangeleverd.
14. [belanghebbende] draagt 24 uur per dag zorg voor het beheer van het hotel. Ten einde deze beheerstaken goed uit te kunnen voeren wordt door [belanghebbende] een beheerder aangesteld. Eventuele oneffenheden te weten drugsgebruik, asociaal gedrag, geweld, overmatig alcohol gebruik, seksuele intimidatie, alsmede het aanrichten van schade aan roerende dan wel onroerende zaken van het hotel door diegenen die in het hotel verblijven, letsel schade aan diegene die in het hotel verblijven dan wel het hotel bezoeken (aanwas) of andere zaken die zich voor kunnen doen worden door de beheerder van het hotel rechtstreeks met diegenen die in het hotel verblijven, oftewel zonder tussenkomst van [E] afgehandeld. [E] is verder geen partij en sluit iedere aansprakelijkheid ten aanzien van materiele en/of letsel schade uit.
15. Van belang is dat [E] van de eerdergenoemde oneffenheden in kennis wordt gesteld, dit om de eventuele uitstroom van de uitzendkrachten te monitoren. Hiermee wordt bedoeld dat [belanghebbende] [E] informeert wanneer er sprake is geweest van onheus gedrag van een of meerdere bewoners. [belanghebbende] maakt tevens bij [E] kenbaar of de betreffende bewoner(s) door [belanghebbende] uit het hotel zijn geplaatst. [E] kan slechts op één manier een bijdrage leveren ten aanzien van onheus gedrag en diegene(n) middels een formulier huisvredebreuk de toegang tot het hotel ontzeggen. Een melding hieromtrent wordt met vermelding van het zaaknummer naar de landelijke politie gezonden.
16. In het hotel worden huisregels geplaatst. De beheerder van [belanghebbende] dient er zorg voor te dragen dat deze huisregels opgenomen in een huishoudelijk reglement door de bewoners worden nageleefd. (…)’
2.4.
In een tussen [D] BV en belanghebbende (tezamen: Verhuurder) en [E] (Huurder) gesloten huurovereenkomst met ingangsdatum 1 maart 2015, waarbij 160 bedden in [belanghebbende] worden verhuurd, is bij “in aanmerking nemende dat”, bij het vierde punt het volgende opgenomen:
‘De prijs per bed gedurende twee jaar betreft € 60,- exclusief BTW en inclusief het verbruik van gas, water en licht, toeristenbelasting, alsmede overige belastingen zoals rioolrecht, afvalstoffenheffing, onroerende zaak belasting specifiek feitelijk gebruik, waterschapsbelasting en alle niet genoemde belastingen, beveiligingskosten en overige bijkomende kosten;’
In het tiende punt bij “in aanmerking nemende dat” van deze overeenkomst is opgenomen:
‘Voorts zal [belanghebbende] er voor zorg dragen dat op uiterlijk 28 februari 2015 op het complex camera’s, een hekwerk, een pasjessysteem en parkverlichting aanwezig is, een en ander zoals ook verwoord in het bestek. De verlichting dient zo te worden ingericht dat zaken op het complex goed gemonitord kunnen worden door de beheerders die door [belanghebbende] worden aangesteld en welke verantwoordelijk zijn voor het beheer van het complex;’
Het elfde punt luidt:
‘Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat [E] niet verantwoordelijk is voor het beheer van het complex. [belanghebbende] heeft namelijk twee beheerders aangesteld. Een afschrift van deze beheersovereenkomst wordt als bijlage aan deze Huurovereenkomst gehecht;’
In artikel 5.1 van deze huurovereenkomst is opgenomen:
‘Totdat Verhuurder anders meedeelt, treden als beheerder op [naam] en [naam]. Verhuurder heeft met deze beheerders een beheerovereenkomst afgesloten. Een afschrift van deze overeenkomst wordt aan deze huurovereenkomst gehecht (…). De beheerders zijn op basis van deze beheerovereenkomst verantwoordelijk voor het beheer van het complex ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. (…) Dit betekent dat Verhuurder aansprakelijk is voor een goed beheer van het complex. [E] staat hier volledig buiten. Indien mogelijk zal [E] wel worden betrokken bij beheeraspecten, maar staat vast dat Huurder zich op voorhand nergens toe verplicht.’
In de bijlage is voorts opgenomen:
‘Bestek van het gehuurde
(...)
5. Voor de aanvang van de huurovereenkomst zal Verhuurder in ieder geval de volgende werkzaamheden aan het gehuurde uitvoeren:
(…)
- Vervangen van verlichting bij voorkeur led-verlichting of vergelijkbaar;
- Plaatsen van kledingkasten in de kamers;
- Plaatsen van een tafel en stoelen in de kamers;
- Plaatsen van een spiegel in iedere kamer;
- Plaatsen van tv in iedere kamer;
- Hoofdkussen op ieder bed;
- Prullenbak in iedere kamer;
- Aangezicht van het park verbeteren;
- Zorgdragen voor een werkend Wi-Fi-netwerk op het complex;
- Zorgdragen voor een camerasysteem, een hekwerk, een pasjessysteem en parkverlichting op het complex. De verlichting dient zo te worden ingericht dat activiteiten op het complex goed gemonitord kunnen worden door de beheerders die zijn aangesteld door de verhuurder;
- Zorgdragen dat Huurder vanuit haar kantoor eveneens via de aanwezige camera’s kan nagaan wat er op het complex allemaal plaats vindt.
Inventarislijst van het gehuurde
(...)
Verhuurder zal zorgdragen voor:
• stofzuigers,
• strijkplanken,
• strijkijzers,
• moppen en dweilen,
• koffiezetapparaten,
• waterkokers,
• was/droogrekken,
• handdoekhaakjes in de diverse kamers en keuken,
• wasmanden,
• wasmachines,
• vrieskasten,
• koelkasten,
• gasfornuizen in de algemene keuken en kookplaten in de desbetreffende kamers.
Uitgifte van voornoemde materialen dient middels een controle systeem via de beheerder(s) te worden gedaan.
De huidige wasmachines zijn momenteel kosteloos beschikbaar, echter in de toekomst zullen de gebruikers moeten gaan betalen per wasbeurt middels een te hanteren muntsysteem.
De bewoners dienen zelf te zorgen voor beddengoed.’
2.5.
Met de gemeente Halderberge is een beheersovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn vastgelegd over de beheersmatige aspecten van de migrantenhuisvesting.
In die “Beheersovereenkomst Migrantenhuisvesting [adres 1] te [plaats 2] , [belanghebbende] ” is het volgende opgenomen:
‘Artikel 2 Beheer
1. Er dient een contactpersoon/beheerder permanent aanwezig te zijn die:
- toeziet op het beheer van de locatie, zoals een goed huisvader betaamt;
- toeziet op de (sociale) hygiëne en de (brand-)veiligheid in en om het pand;
- toeziet op de naleving van het handboek/reglement met huis- en leefregels;
- aanspreekpunt is voor bewoners, omwonenden en overheden;
- het communicatieplan uitvoert en toeziet op naleving ervan;
- deelneemt aan het veiligheidsoverleg als bedoeld in artikel 9;
- 24 uur per dag aanwezig is bij calamiteiten;
- verantwoordelijk is voor het beschikbaar hebben van een register van de op de het perceel aanwezige personen;
- toeziet op de afhandeling van klachten van de bewoners en of van externen en een klachtenregistratie bijhoudt;
- toeziet op het parkeergedrag van de bewoners;
- toeziet op de naleving van het calamiteitenplan;
- toeziet op de inschrijving en uitschrijving van de bewoners in de Gemeentelijke Basis Administratie, dan wel de registers als bedoeld in de Wet Basisregistratie Personen, het Register Niet Ingezetenen (RNI);
- toeziet op de naleving van de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
- ter plaatse uitsluitend huisvesting biedt aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
- op verzoek van de gemeente de noodzakelijk bewijsstukken overlegt waaruit blijkt dat ter plaatse uitsluitend huisvesting wordt geboden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
2. De persoonsgegevens van de contactpersoon/beheerder worden kenbaar gemaakt aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge.
3. Wijziging in de contactgegevens moeten binnen 24 uur worden kenbaar gemaakt.
Artikel 3 Communicatieplan
1. In het pand dient een handboek/reglement met huis- en leefregels, in een voor de bewoners begrijpbare taal, aanwezig te zijn.
2. In het handboek/reglement met huis- en leefregels worden onder meer sancties of maatregelen opgenomen ter voorkoming van valse brandmeldingen en het laten slingeren van afval.
3. In het pand dienen de gegevens van de hulpdiensten met de alarmnummers, in een voor de bewoners begrijpbare taal op een duidelijke plaats aangegeven te zijn.
4. Per kamer is een exemplaar van het handboek/reglement met huis-en leefregels en een informatiekaart met de gegevens van de hulpdiensten met de alarmnummers en bereikbaarheid van de beheerder(s) in een voor de bewoners begrijpbare taal aanwezig.
5. Er wordt en klachtenmeldpunt kenbaar gemaakt. De wijze waarop dit klachtenmeldpunt vormgegeven wordt, komt tot stand in overleg tussen de gemeente en de beheerder.
Artikel 4 Calamiteitenplan
1. Op de locatie is een calamiteitenplan, in een voor de bewoners begrijpbare taal, beschikbaar.
2. In dit calamiteitenplan is geregeld hoe calamiteiten worden voorkomen en hoe gehandeld wordt in het geval er sprake is van een calamiteit.
3. In het calamiteitenplan zijn in ieder geval de volgende onderwerpen geregeld:
- het voorkomen van brand;
- hoe te handelen ingeval er brand uitbreekt;
- hoe te handelen in geval van een bommelding;
- hoe te handelen in geval van een gewapende overval;
- hoe te handelen in geval van diefstal;
- de bedrijfshulpverlening;
- de evacuatieprocedure;
- een vermelding van de wijze waarop de mensen die als slachtoffer, dan wel als hulpverlener, betrokken zijn geweest bij een calamiteit nazorg kunnen verkrijgen.
Artikel 5 Register
1. Er wordt een nachtregister bijgehouden van de personen die op de locatie overnachten, conform het bepaalde in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Er wordt een verblijfsregister bijgehouden waaruit blijkt welke personen op de locatie aanwezig zijn.
3. Dit verblijfsregister is zodanig ingericht dat het ingeval van calamiteiten raadpleegbaar is.
4. Bewoners, langer dan 2/3 van een halfjaar woonachtig op het adres [adres 1] te [plaats 2] worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie.’
2.6.
In verband met artikel 2 van de in 2.5. genoemde beheersovereenkomst heeft belanghebbende twee beheerders in dienst, in welk kader een beheer- en toezichtovereenkomst is opgesteld. Belanghebbende wordt in deze overeenkomst aangeduid met “ [belanghebbende] ”. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
‘Opdracht
1. Beheerder zal in opdracht van [D] / [belanghebbende] en welke opdracht Beheerder aanvaardt voor de duur van de onderhavige overeenkomst verantwoordelijk zijn voor het beheer van het Complex ten behoeven van de huisvesting voor arbeidsmigranten.
2. Naast het gestelde in deze overeenkomst dient het beheer steeds conform en in de lijn van de bepalingen van de beheerovereenkomst met de gemeente Halderberge te worden uitgevoerd. Deze overeenkomst met de gemeente Halderberge is aan deze overeenkomst gehecht en maakt onlosmakelijk deel uit van deze overeenkomst. Ingeval van geconstateerde strijdigheid met het gestelde in deze overeenkomst prevaleert het gestelde in de aangehechte overeenkomst en zijn partijen gehouden tot constructief overleg al dan niet in samenspraak met de gemeente Halderberge.
(…)
Takenpakket en competenties
3.1
Beheerder zal ervoor zorgdragen dat 24 uur per dag tenminste één van voornoemde personen op het Complex aanwezig is en er steeds op toezien dat de bepalingen uit de overeenkomst met de gemeente (...) en de huisregels/ordebepalingen (...) worden nageleefd.
3.2
Overdag tussen 9.00 - 17.00 uur zal Beheerder bereikbaar zijn via de receptie. Op de andere momenten zal de beheerder bereikbaar zijn via de deurbel van woning [adres 1] aan het kantoor op de [adres 2] te [plaats 2] , partijen genoegzaam bekend.
3.3.
De taken van beheer bestaan uit het gestelde in de overeenkomst met de gemeente Halderberge en bestaat daarnaast uit:
a. de functionele zorg voor de woonruimtes/gebouwen, de gemeenschappelijke ruimtes en het terrein van de locatie;
b. toezicht houden op het functioneren en onderhoud van de technische apparatuur en verhelpt waar mogelijk storingen;
c. administratieve werkzaamheden verrichten op bewonersgebied m.b.t. bezetting van de accommodatie;
d. zorgdragen voor een goed woon-, werk- en leefklimaat binnen de locatie;
e. verantwoordelijk zijn voor de hygiëne, de veiligheid en het milieu in de locatie;
f. zorg dragen voor een ordelijk gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes;
g. toezien op het wettelijk rookverbod in openbare ruimtes;
h. bemiddelen bij ruzies, overlast e.d.;
i. toezien op orde en netheid in en om de gebouwen en op het gedrag van de bewoners;
j. contact opnemen in voorkomende gevallen, bij afwezigheid van de Uitzendbureaumedewerkers, met de huisarts;
k. verantwoordelijk zijn voor een juiste aanduiding van de vluchtwegen en een goed functionerend ontruimingsplan;
l. het bijhouden van een logboek/hotelregistratie ten behoeve van een goede informatievoorziening aan [D] / [belanghebbende] en gemeentelijke/overheidsinstanties;
m. deelnemen aan het regulier bewonersoverleg met Uitzendbureaus die locatie huren op het Complex alsmede gemeentelijk overleg in het kader van de verplichtingen uit de overeenkomst met de gemeente Halderberge;
n. signaleren en zoveel mogelijk verhelpen van eventuele problemen in de omgeving;
3.4
Voor een goede uitvoering van voornoemd takenpakket garandeert Beheerder dat er altijd iemand op het Complex aanwezig is die beschikt over de hiernavolgende competenties:
(...)
3.5.
In relatie tot [D] / [belanghebbende] zal Beheerder:
a. als een goed huisvader zorg dragen voor het Complex en de omgeving daarvan, waarbij herstel- en onderhoudswerkzaamheden steeds voor rekening en risico zijn van [D] / [belanghebbende] en derhalve steeds eerst met [D] / [belanghebbende] dienen te worden overlegd, tenzij ten gevolge van een calamiteit direct handelen door Beheerder redelijkerwijs noodzakelijk is;
b. een gedegen administratie bijhouden;
c. de staat van onderhoud van het Complex bijhouden, rapporteren en noodzakelijke kosten bespreken met [D] / [belanghebbende] ;
d. melding maken aan [D] / [belanghebbende] van onregelmatigheden en calamiteiten;
e. jaarlijks indien noodzakelijk overzichten opstellen ten behoeve van de aanmelding voor toeristenbelasting voor zover van toepassing
(…)
Vergoeding
6.1
Beheerder treedt bij [belanghebbende] per 1 november 2014 in dienst. De afspraken omtrent de dienstbetrekking zijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst maakt onlosmakelijk deel uit van deze beheerovereenkomst.’
2.7.
Met dagtekening 16 februari 2016 zijn aangiftebiljetten toeristenbelasting 2013 en 2014 verzonden aan belanghebbende. Tijdens telefonisch contact met de Heffingsambtenaar heeft belanghebbende aangegeven dat de biljetten zullen worden geretourneerd met ‘0’ overnachtingen omdat alle personen staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). De aangiftebiljetten zijn door de Heffingsambtenaar niet retour ontvangen. Er zijn ambtshalve aanslagen toeristenbelasting opgelegd naar 13.383 overnachtingen voor 2013 en 80.300 overnachtingen voor 2014. Ook is aan belanghebbende een voorlopige aanslag toeristenbelasting 2015 opgelegd naar 90% van het aantal overnachtingen in het voorgaande jaar, zijnde 72.000 overnachtingen.
2.8.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de (voorlopige) aanslagen. Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de Heffingsambtenaar de aanslagen over de jaren 2013 en 2014 verminderd in verband met het aantal werkelijke overnachtingen. De voorlopige aanslag 2015 is gehandhaafd. Voor een deel van de voorlopige aanslag 2015 is uitstel van betaling verleend.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1.
Tussen partijen zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:
a. Zijn de (voorlopige) aanslagen toeristenbelasting door het daartoe bevoegde bestuursorgaan opgelegd?
b. Zijn de (voorlopige) aanslagen toeristenbelasting terecht aan belanghebbende opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar van de Heffingsambtenaar en van de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
a) Zijn de (voorlopige) aanslagen toeristenbelasting door het daartoe bevoegde bestuursorgaan opgelegd?
4.1.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat de (voorlopige) aanslagen niet rechtsgeldig zijn opgelegd, omdat voor haar niet is na te gaan of de gemeente Halderberge de Directeur van de Belastingsamenwerking West-Brabant heeft aangewezen als gemeenteambtenaar die belast is met de heffing van gemeentelijke belastingen.
4.1.2.
Het Hof overweegt dienaangaande als volgt.
In het onderhavige geval is voor de heffing van gemeentelijke belastingen een gemeenschappelijke regeling getroffen. Deze regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant” en is in werking getreden per 1 januari 2012 (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling). Bij deze regeling is een openbaar lichaam ingesteld: de Belastingsamenwerking West-Brabant (hierna: BWB). Tot de gedingstukken behoort de Vierde wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling van 22 mei 2015, Stcrt. 2015, 14196 in verband met de toetreding van de gemeente Zundert. Deze is op 27 februari 2015 ondertekend door de heer [G] , wethouder van de gemeente Haldenberge.
4.1.3.
In een geval als het onderhavige biedt het bepaalde in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet de wettelijke grondslag voor aanwijzing bij of krachtens die regeling van een ambtenaar van dat openbare lichaam als heffingsambtenaar respectievelijk WOZ-ambtenaar (vgl. Hoge Raad 28 september 2012, nr. 10/04201, ECLI:NL:HR:2012:BW1956, BNB 2012/297).
4.1.4.
In artikel 5 van de Gemeenschappelijke Regeling is bepaald dat aan het bestuur van de BWB alle bestuursbevoegdheden worden overgedragen die samenhangen met de in artikel 4 genoemde taakgebieden, met uitzondering van de verordenende bevoegdheden. In artikel 4 worden onder meer genoemd: de heffing en invordering van belastingen, voor zover deze in de besluiten tot deelname aan de regeling niet uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de taakoverdracht aan de BWB. In artikel 18, onderdeel f, van de Gemeenschappelijke Regeling is bepaald dat het dagelijks bestuur van de BWB bevoegd is een of meer ambtenaren van de BWB als heffingsambtenaar en als invorderingsambtenaar aan te wijzen. In artikel 22 van de Gemeenschappelijke Regeling is voorgeschreven dat de voorzitter de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan tekent. In artikel 23 van de Gemeenschappelijke Regeling is geregeld dat de directeur van de BWB alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan mede ondertekent.
4.1.5.
Het dagelijks bestuur van BWB heeft met dagtekening 4 november 2011 het zogenoemde Aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar (hierna: het Aanwijzingsbesluit) vastgesteld; hierin wordt in artikel 1 de directeur van de BWB aangewezen als heffingsambtenaar. In artikel 2 worden de door de gemeente Halderberge van overdracht aan de BWB uitgesloten belastingen genoemd. De toeristenbelasting staat hier niet bij. Het Aanwijzingsbesluit is ondertekend door het Dagelijks bestuur van de BWB, de secretaris [H] en de voorzitter [K] . Tot de gedingstukken behoort tevens een nieuw Aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar van 4 december 2015 dat in werking is getreden per 1 januari 2016.
De directeur van de BWB heeft bij besluit van 14 maart 2016 mandaat verleend aan de teamleiders van de BWB heffingsambtenaar van de BWB om onder meer bezwaarschriften te behandelen, uitspraken op bezwaar te doen en verweer voor rechtbank en gerechtshoven te voeren. Dit besluit is de opvolger van het ‘Mandaatbesluit heffingsambtenaar BWB 2012’ van 10 januari 2012, en is ondertekend door [H] , directeur van de BWB.
Blijkens een brief van 3 februari 2016 aan het Hof, ondertekend door [H] , directeur van de BWB, is onder meer mevrouw [C] gemachtigd om de heffingsambtenaar van de BWB te vertegenwoordigen in onderhavige procedure.
4.1.6.
Het Hof leidt uit de tekst van en de samenhang tussen de Gemeenschappelijke Regeling, en het Aanwijzingsbesluit af:
- dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge de bevoegdheid tot onder meer het aanwijzen van een heffingsambtenaar, en het vaststellen van aanslagen toeristenbelasting en het doen van uitspraak op hiertegen gerichte bezwaarschriften, heeft overgedragen aan het bestuur van de BWB;
- dat het dagelijks bestuur van de BWB de directeur van de BWB heeft aangewezen als heffingsambtenaar;
- dat de directeur van BWB, als heffingsambtenaar, de teamleiders van de BWB heeft gemandateerd, en onder meer mevrouw [C] heeft gemachtigd om onder andere op te mogen treden in deze procedure.
4.1.7.
Het Hof beantwoordt vraag a bevestigend.
b) Zijn de (voorlopige) aanslagen toeristenbelasting terecht aan belanghebbende opgelegd?
4.2.
Ingevolge artikel 224 van de Gemeentewet kan een toeristenbelasting worden geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP zijn ingeschreven.
4.3.
In de Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting van de gemeente Halderberge voor de onderhavige jaren (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven (2013: door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente).
Artikel 2 Belastingplicht
1.Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.
2.De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
3.Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
(…)
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
(…)
Artikel 9 Voorlopige aanslag
Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.”
4.4.
De Heffingsambtenaar heeft gesteld dat belanghebbende, als verhuurder en beheerder van [belanghebbende] , degene is die gelegenheid tot verblijf biedt en daarmee kan worden aangemerkt als belastingplichtige in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Verordening. Samengevat heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Belanghebbende verhuurt bedden wat geschiedt door middel van een all-in prijs. De bedrijfsactiviteiten zijn volgens de Heffingsambtenaar vergelijkbaar met een hotel of pension. Belanghebbende biedt een slaapplaats, de nutsvoorzieningen, beveiliging, het internet, de aanstelling van de beheerders, de registratie van arbeidsmigranten, de uitgifte van inventaris en materiaal, huishoudelijke werkzaamheden en draagt zorg voor het groot en klein onderhoud van het complex. De uitzendbureaus maken volgens de Heffingsambtenaar slechts gebruik van de geboden gelegenheid tot overnachten tegen vergoeding. Voorts kwalificeren de arbeidsmigranten als toerist, in de zin van de Verordening en de Gemeentewet.
4.5.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de aanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd. Haar activiteiten betreffen volgens haar enkel de beheersmatige aspecten van migrantenhuisvesting. Belanghebbende verricht haar diensten niet aan de arbeidsmigranten, maar aan de uitzendbureaus zodat belanghebbende niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt. Volgens belanghebbende zijn de uitzendbureaus degenen die gelegenheid tot verblijf bieden. Voorts zijn de arbeidsmigranten volgens haar niet aan te merken als toeristen.
Subsidiair heeft belanghebbende aangevoerd dat de arbeidsmigranten zich dienen in te schrijven in de BRP als zij langer dan vier maanden in Nederland zullen blijven. Heffing van toeristenbelasting is niet aan de orde voor degenen die in de BRP zijn ingeschreven. Als de arbeidsmigrant zichzelf niet inschrijft moet de gemeente zorgdragen voor inschrijving. Hierbij wordt volgens belanghebbende een actieve rol van de gemeente verwacht (volgens het ‘Westlandmodel’). Nu de gemeente haar taak verzuimt, is het heffen van toeristenbelasting, terwijl de arbeidsmigranten in de BRP ingeschreven dienen te worden, een oneigenlijke vorm van belastingheffing, aldus belanghebbende.
4.6.
Het Hof is van oordeel dat uit de taken van de beheerder, die in dienst is bij belanghebbende (zie 2.5. en 2.6.), alsmede uit het, naast het ter beschikking stellen van bedden aanvullende dienstbetoon door belanghebbende (zie 2.3. en 2.4.), volgt dat belanghebbende aan te merken is als degene die gelegenheid biedt tot verblijf tegen vergoeding als bedoeld in de Verordening en de Gemeentewet (vgl. Hoge Raad 17 juni 2016, nr. 15/02492, ECLI:NL:HR:2016:1201).
4.7.
Het Hof is voorts van oordeel dat arbeidsmigranten ook kwalificeren als personen als bedoeld in artikel 1 van de Verordening. Dit te meer, nu het vaste jurisprudentie is dat de wetgever welbewust aan de gemeenten de mogelijkheid heeft geboden om onder de naam toeristenbelasting verblijfsbelastingen van uiteenlopende aard te heffen, waaraan alle niet‑ingezetenen die enigszins duurzaam in de gemeente verblijven, kunnen worden onderworpen, zonder dat vereist is dat het verblijf in die gemeente voor toeristische doeleinden plaatsvindt (Hoge Raad 22 april 1988, nr. 33.138, ECLI:NL:HR:1988:AA2435, onder meer gepubliceerd in BNB 1988/213). De stelling van belanghebbende dat op basis van een taalkundige uitleg van de Verordening het verblijf van arbeidsmigranten niet valt onder de toeristenbelasting faalt derhalve.
4.8.
Voor wat betreft de subsidiaire stelling van belanghebbende, inhoudend dat zij op basis van de brief van 2 oktober 2014 erop mocht vertrouwen dat het college van burgemeester en wethouders zich zou inspannen om de arbeidsmigranten in te schrijven in de BRP volgens het zogenoemde ‘Westlandmodel’, en de heffing van toeristenbelasting dan niet aan de orde zou zijn, heeft de Rechtbank het volgende overwogen.
‘4.13. In de brief van 2 oktober 2014, van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge en gericht aan belanghebbende, is het volgende opgenomen:
“Het uitgangspunt bij het “Westlandmodel” is dat arbeidsmigranten in het register BRP ingeschreven worden. Indien de arbeidsmigranten niet ingeschreven worden, dan wordt toeristenbelasting in rekening gebracht.
De inschrijving vindt als volgt plaats. De huisvester verzamelt alle voor de inschrijving noodzakelijke informatie van de arbeidsmigranten en stelt deze ter controle digitaal beschikbaar aan de gemeente. De gemeente geeft aan of de informatie voldoende is. Zo nee, dan wordt om aanvulling gevraagd. Zo ja, dan nodigt de gemeente de betreffende persoon uit voor de identificatie van deze persoon. De persoon wordt vervolgens ingeschreven (….).
Zoals hiervoor al is aangegeven, schrijft de gemeente Halderberge uitsluitend in als het voornemen van de arbeidsmigrant om binnen een half jaar 4 maanden in Nederland te verblijven aan de hand van bewijsstukken aannemelijk is gemaakt. De gemeente werkt niet mee aan een versoepeling van de bewijslast voor een specifieke doelgroep, in dit geval de arbeidsmigranten. Voor het overige kan de gemeente Halderberge zich vinden in het proces zoals dat in de gemeente Westland gehanteerd wordt.”
En:
“Navraag bij [naam] van de gemeente Westland heeft (…) uitgewezen dat ook daar voor de arbeidsmigranten die niet in de BRP ingeschreven zijn, toeristenbelasting wordt geheven. Het “Westlandmodel” ziet uitsluitend toe op de wijze van het aanleveren van informatie en de methode van inschrijven van de arbeidsmigranten. U kunt zich in verband met de voorgenomen heffing van toeristenbelasting niet beroepen op het “Westlandmodel”.”
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met de enkele verwijzing naar deze brief niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente verzuimd heeft te voldoen aan een op haar rustende inspanningsverplichting om arbeidsmigranten in te schrijven in de BRP. Uit de brief blijkt slechts dat de gemeente Halderberge de arbeidsmigranten wil inschrijven als aan de hand van de aan haar verstrekte bewijsstukken aannemelijk is gemaakt dat de betreffende arbeidsmigrant voornemens is binnen een half jaar vier maanden in Nederland te verblijven.
4.15.
De rechtbank volgt belanghebbende niet in haar stelling dat de gemeente een actievere rol had moeten vervullen bij de inschrijving van de arbeidsmigranten nu geen rechtsregel de gemeente daartoe verplicht.
4.16.
Voor dat geval is niet in geschil dat de (voorlopige) aanslagen terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.’
Het Hof onderschrijft deze overwegingen van de Rechtbank en maakt deze tot de zijne.
4.9.
Evenals de Rechtbank komt het Hof overigens aan omkering van de bewijslast niet toe.
Slotsom
4.10.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.11.
Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.12.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 16 februari 2018 door M. Harthoorn, voorzitter, T.A. Gladpootjes, en L.B.M. Klein Tank in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s‑Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.