Rb. Zeeland-West-Brabant, 04-08-2016, nr. BRE 15/6946, nr. BRE 15/6947, nr. 16/135
ECLI:NL:RBZWB:2016:4902
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
04-08-2016
- Zaaknummer
BRE 15/6946
BRE 15/6947
16/135
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2016:4902, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04‑08‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:682, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 224 Gemeentewet
- Vindplaatsen
NLF 2016/0839 met annotatie van
Uitspraak 04‑08‑2016
Inhoudsindicatie
Gelegenheid geven tot houden van verblijf. Belanghebbende verhuurt ruimtes aan uitzendbureaus ten behoeve van de huisvestiging van door de uitzendbureaus te werk gestelde arbeidsmigranten. Belanghebbende is terecht aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting nu uit de tussen betrokken partijen gemaakte afspraken blijkt dat de door belanghebbende aangestelde beheerders onder meer aanspreekpunt zijn voor de arbeidsmigranten en omwonenden, toezien op het (parkeer)gedrag van de arbeidsmigranten en verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van een register van de op het perceel aanwezige personen. Dat belanghebbende geen diensten zoals telefonie, wasserij en stomerij aanbiedt aan de arbeidsmigranten en dat zij geen vergoeding aan belanghebbende verschuldigd zijn, doet daar niet af.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/6946, 15/6947 en 16/135
uitspraak van 4 augustus 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende onderstaande aanslagen toeristenbelasting opgelegd:
Zaaknummer | Jaar | Soort | Bedrag |
16/135 | 2013 | aanslag | € 12.580,02 |
15/6946 | 2014 | aanslag | € 86.724,00 |
15/6947 | 2015 | voorlopige aanslag | € 79.200,00 |
1.2.
Belanghebbende heeft tegen voormelde aanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 september 2015 de aanslag over 2014 met € 48.183,12 verminderd tot € 38.540,88 en het bezwaar tegen de voorlopige aanslag over 2015 ongegrond verklaard. Bij uitspraak op bezwaar van 4 december 2015 heeft de heffingsambtenaar de aanslag over 2013 met € 7.677,92 verminderd tot € 4.902,10.
1.3.
Belanghebbende heeft bij afzonderlijke brieven van 26 oktober 2015 (tweemaal) en 8 januari 2016, per fax, beroep ingesteld tegen voormelde uitspraken op bezwaar. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende tweemaal € 331 en eenmaal € 334 aan griffierechten geheven.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Voorafgaand aan de zitting hebben zowel de heffingsambtenaar als belanghebbende nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is in kopie aan de wederpartij verstrekt.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2016 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar directeur-grootaandeelhouder [A], vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende
[gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Alkmaar, en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].
1.7.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan aan de rechtbank en de wederpartij overgelegd.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is verhuurder en beheerder van het complex gelegen aan de [adres] te [plaats Y]. Dit complex wordt door partijen, evenals hierna, aangeduid als ‘[Complex]’. Eigenaar van [Complex] is [B BV], een zustervennootschap van belanghebbende. Belanghebbende verhuurt [Complex] aan diverse uitzendbureaus ten behoeve van de huisvestiging van door de uitzendbureaus te werk gestelde arbeidsmigranten. Met de [gemeente Y] is een beheersovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn vastgelegd over de beheersmatige aspecten van de migrantenhuisvesting. In deze beheersovereenkomst is onder andere opgenomen dat er permanent een beheerder aanwezig moet zijn op het complex. In verband hiermee heeft belanghebbende twee beheerders in dienst. Met deze beheerders is een beheer- en toezichtovereenkomst gesloten.
2.2.
Met de uitzendbureaus is belanghebbende onder meer overeengekomen dat belanghebbende verantwoordelijk is voor het beheer van het complex.
2.3.
Met dagtekening 16 februari 2016 zijn aangiftebiljetten toeristenbelasting 2013 en 2014 verzonden aan belanghebbende. Tijdens telefonisch contact met de heffingsambtenaar heeft belanghebbende aangegeven dat de biljetten zullen worden geretourneerd met ‘0’ overnachtingen omdat alle personen staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). De aangiftebiljetten zijn door de heffingsambtenaar niet retour ontvangen. Er zijn ambtshalve aanslagen toeristenbelasting opgelegd naar 13.383 overnachtingen voor 2013 en 80.300 overnachtingen voor 2014. Ook is aan belanghebbende een voorlopige aanslag toeristenbelasting 2015 opgelegd naar 90% van het aantal overnachtingen in het voorgaande jaar, zijnde 72.270 overnachtingen.
2.4.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de (voorlopige) aanslagen. Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de heffingsambtenaar de aanslagen over de jaren 2013 en 2014 verminderd in verband met het aantal werkelijke overnachtingen. De voorlopige aanslag 2015 is gehandhaafd. Voor een deel van de voorlopige aanslag 2015 is uitstel van betaling verleend.
3. Geschil
3.1.
Tussen partijen is in geschil of de (voorlopige) aanslagen toeristenbelasting terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Ingevolge artikel 224 van de Gemeentewet kan er een toeristenbelasting worden geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP zijn ingeschreven.
4.2.
In de Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting van de [gemeente Y] voor de onderhavige jaren (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven (2013: door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente).
Artikel 2 Belastingplicht
1.Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.
2.De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
3.Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
(…)
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
(…)
Artikel 9 Voorlopige aanslag
Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.”
4.3.
De heffingsambtenaar heeft gesteld dat belanghebbende, als verhuurder en beheerder van [Complex], degene is die gelegenheid tot verblijf biedt en daarmee kan worden aangemerkt als belastingplichtige in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Verordening. Samengevat heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Belanghebbende verhuurt bedden wat geschiedt middels een all-in prijs. De bedrijfsactiviteiten zijn volgens de heffingsambtenaar vergelijkbaar met een hotel of pension. Belanghebbende is verantwoordelijk voor de nutsvoorzieningen, beveiliging, internet, het SNF keurmerk, de aanstelling van beheerders, de registratie van arbeidsmigranten, het in- en uitchecken, een pasjessysteem, het gedrag van de gasten in het complex, de uitgifte van de voor het verblijf benodigde inventaris inclusief de materialen voor huishoudelijke werkzaamheden en het groot en klein onderhoud van het complex. De uitzendbureaus maken volgens de heffingsambtenaar slechts gebruik van de geboden gelegenheid tot overnachten tegen vergoeding.
4.4.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de aanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd. Belanghebbende verricht haar diensten niet aan de arbeidsmigranten maar aan de uitzendbureaus zodat belanghebbende niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt. Volgens belanghebbende zijn de uitzendbureaus degenen die gelegenheid tot verblijf bieden.
Subsidiair heeft belanghebbende aangevoerd dat de arbeidsmigranten zich dienen in te schrijven in de BRP als zij langer dan vier maanden in Nederland zullen blijven. Heffing van toeristenbelasting is niet aan de orde voor degenen die in het de BRP zijn ingeschreven. Als de arbeidsmigrant zichzelf niet inschrijft moet de gemeente zorgdragen voor inschrijving. Hierbij wordt volgens belanghebbende een actieve rol van de gemeente verwacht (volgens het ‘Westlandmodel’). Nu de gemeente haar taak verzuimt, is het heffen van toeristenbelasting, terwijl de arbeidsmigranten in de BRP ingeschreven dienen te worden, een oneigenlijke vorm van belastingheffing, aldus belanghebbende.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar met hetgeen zij heeft ingebracht reeds met de normale verdeling van de bewijslast aannemelijk gemaakt dat belanghebbende degene is die gelegenheid biedt tot verblijf. De rechtbank heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.
Belastingplicht
4.6.
In artikel 2 van de met de gemeente gesloten “Beheersovereenkomst Migrantenhuisvesting [adres] te [plaats Y], [Complex]” is het volgende opgenomen:
“Er dient een contactpersoon/beheerder permanent aanwezig te zijn die:
- -
toeziet op het beheer van de locatie, zoals een goed huisvader betaamt;
- -
toeziet op de (sociale) hygiëne en de (brand-)veiligheid in en om het pand;
- -
toeziet op de naleving van het handboek/reglement met huis- en leefregels;
- -
aanspreekpunt is voor bewoners, omwonenden en overheden;
- -
het communicatieplan uitvoert en toeziet op naleving ervan;
- -
deelneemt aan het veiligheidsoverleg als bedoeld in artikel 9;
- -
24 uur per dag aanwezig is bij calamiteiten;
- -
verantwoordelijk is voor het beschikbaar hebben van een register van de op de het perceel aanwezige personen;
- -
toeziet op de afhandeling van klachten van bewoners en of van externen en een klachtenregistratie bijhoudt;
- -
toeziet op het parkeergedrag van de bewoners;
- -
toeziet op naleving van het calamiteitenplan;
- -
toeziet op de inschrijving en uitschrijving van de bewoners in de Gemeentelijke Basis Administratie, dan wel de registers als bedoeld in de wet Basisregistratie Personen, het Register Niet Ingezetenen (RNI);
- -
toeziet op de naleving van de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
- -
ter plaatse uitsluitend huisvesting biedt aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
- -
op verzoek van de gemeente de noodzakelijke bewijsstukken overlegt waaruit blijkt dat ter plaatste uitsluitend huisvesting wordt geboden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.”
De uitzendbureaus zijn niet als partij bij deze overeenkomst betrokken.
4.7.
In de kernafspraken van 28 april 2014 die gemaakt zijn tussen “[Complex]” en een van de uitzendbureaus, [uitzendbureau C], refereren partijen aan het complex met het woord ‘hotel’ (zie artikel 5, 8, 10, 12, 13, 14, 15 en 16). Belanghebbende heeft verklaard met ieder van de uitzendbureaus dezelfde afspraken te hebben gemaakt als met [uitzendbureau C].
Blijkens artikel 14 van deze kernafspraken is het volgende overeengekomen:
“[Complex] draagt 24 uur per dag zorg voor het beheer van het hotel. Ten einde deze beheerstaken goed uit te kunnen voeren wordt door [Complex] een beheerder aangesteld. Eventuele oneffenheden te weten drugsgebruik, asociaal gedrag, geweld, overmatig alcohol gebruik, seksuele intimidatie, alsmede het aanrichten van schade aan roerende dan wel onroerende zaken van het hotel door diegenen die in het hotel verblijven, letsel schade aan diegene[n] die in het hotel verblijven dan wel het hotel bezoeken (aanwas) of andere zaken die zich voor kunnen doen worden door de beheerder van het hotel rechtstreeks met diegenen die in het hotel verblijven, oftewel zonder tussenkomst van [het uitzendbureau] afgehandeld. [het uitzendbureau] is verder geen partij en sluit iedere aansprakelijkheid ten aanzien van materi[ë]le en/of letsel schade uit.”
In artikel 16 is onder meer opgenomen:
“In het hotel worden huisregels geplaatst. De beheerder van [Complex] dient er zorg voor te dragen dat deze huisregels opgenomen in een huishoudelijk reglement door de bewoners worden nageleefd. (…)”
4.8.
In de met [uitzendbureau C] aangegane huurovereenkomst met ingangsdatum 1 maart 2015 is bij “in aanmerking nemende dat”, bij het vierde punt het volgende opgenomen:
”De prijs per bed gedurende twee jaar betreft € 60,- exclusief BTW en inclusief het verbruik van gas, water en licht, toeristenbelasting, alsmede overige belastingen zoals rioolrecht, afvalstoffenheffing, onroerende zaak belasting specifiek feitelijk gebruik, waterschapsbelasting en alle niet genoemde belastingen, beveiligingskosten en overige bijkomende kosten.”
In het tiende punt bij “in aanmerking nemende dat” van deze overeenkomst is opgenomen:
“Voorts zal [Complex] er voor zorg dragen dat op uiterlijk 28 februari 2015 op het complex camera’s, een hekwerk, een pasjessysteem en parkverlichting aanwezig is, een en ander zoals ook verwoord in het bestek. De verlichting dient zo te worden ingericht dat zaken op het complex goed gemonitord kunnen worden door de beheerders die door [Complex] worden aangesteld en welke verantwoordelijk zijn voor het beheer van het complex.”
Het elfde punt luidt:
“Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat [het uitzendbureau] niet verantwoordelijk is voor het beheer van het complex. [Complex] heeft namelijk twee beheerders aangesteld. Een afschrift van deze beheersovereenkomst wordt als bijlage aan deze Huurovereenkomst gehecht.”
In artikel 5.1 van deze huurovereenkomst is opgenomen:
“Totdat Verhuurder anders meedeelt, treden als beheerder op [naam] en [naam]. Verhuurder heeft met deze beheerders een beheerovereenkomst afgesloten. Een afschrift van deze overeenkomst wordt aan deze huurovereenkomst gehecht (…). De beheerders zijn op basis van deze beheerovereenkomst verantwoordelijk voor het beheer van het complex ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten.(…)”.
Verder is niet in geschil dat belanghebbende – uit hoofde van haar huurovereenkomsten met de uitzendbureaus – zorgdraagt voor een deel van de inrichting van de kamers in het complex.
4.9.
In de tussen belanghebbende, de eigenaar van [Complex] en de beheerders aangegane ‘beheer- en toezicht overeenkomst’ is onder meer vermeld:
“1. Beheerder zal in opdracht van [de eigenaar/belanghebbende] en welke opdracht Beheerder aanvaart voor de duur van de onderhavige overeenkomst verantwoordelijk zijn voor het beheer van het Complex ten behoeve van de huisvesting voor arbeidsmigranten.
2. Naast het gestelde in deze overeenkomst dient het beheer steeds conform en in de lijn van de bepalingen van de beheerovereenkomst met de [gemeente Y] te worden uitgevoerd (…).
(…)
3.3
De taken van beheer bestaan uit het gestelde in de overeenkomst met de [gemeente Y] en bestaat daarnaast uit:
(…)
c. administratieve werkzaamheden verrichten op bewonersgebied m.b.t. bezetting van de accommodatie;
d. zorgdragen voor een goed woon-, werk- en leefklimaat binnen de locatie;
e. verantwoordelijk zijn voor de hygiëne, de veiligheid en het milieu in de locatie;
f. zorg dragen voor een ordelijk gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes;
g. toezien op het wettelijk rookverbod in openbare ruimtes;
h. bemiddelen bij ruzies, overlast e.d.;
(…)
l. het bijhouden van een logboek/hotelregistratie ten behoeve van een goede informatievoorziening aan [de eigenaar/belanghebbende] en de gemeentelijke/overheidsinstanties;
(…)”
De uitzendbureaus zijn niet als partij bij deze overeenkomst betrokken.
4.10.
Uit het hiervoor overwogene blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van ‘kale’ verhuur van bedden of ruimten. Zo blijkt uit de gemaakte afspraken met de gemeente, de uitzendbureaus en de beheerders dat de door belanghebbende aangestelde beheerders onder meer aanspreekpunt zijn voor de arbeidsmigranten en omwonenden, dat zij toezien op het (parkeer)gedrag van de arbeidsmigranten en verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van een register van de op het perceel aanwezige personen. Met de enkele stelling ter zitting dat er steeds personen van de uitzendbureaus aanwezig zijn die fungeren als aanspreekpunt voor de arbeidsmigranten heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken dat niet het uitzendbureau maar de beheerder voor de arbeidsmigranten het aanspreekpunt is ten aanzien van het houden van verblijf in [Complex]. De omstandigheid dat belanghebbende en de arbeidsmigranten geen contractuele relatie met elkaar hebben, neemt niet weg dat onder de in 2.1 en 4.6 tot en met 4.9 genoemde feiten en omstandigheden belanghebbende kan worden aangemerkt als degene die de arbeidsmigranten gelegenheid biedt tot het houden van verblijf in de gemeente.
4.11.
Belanghebbende heeft ter zitting erop gewezen dat de casus in het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2016, nr. 15/02492, ECLI:NL:HR:2016:1201, waarin ondernemers van volledig ingerichte appartementen als belastingplichtige voor de toeristenbelasting is aangemerkt, verschilt van het onderhavige feitencomplex. Belanghebbende geeft aan dat zij, anders dan in het genoemde arrest, geen aanvullende diensten aanbiedt aan de arbeidsmigranten en jegens hen geen aanspraak kan maken op enige vergoeding. Dat belanghebbende geen diensten zoals telefonie, wasserij en stomerij aanbiedt aan de arbeidsmigranten en dat de arbeidsmigranten geen vergoeding aan belanghebbende verschuldigd zijn, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Dit een en ander staat immers niet eraan in de weg dat gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden belanghebbende is aan te merken als degene die de arbeidsmigranten gelegenheid tot verblijf biedt. Belanghebbende is dan terecht aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting. Belanghebbendes verwijzing naar onderdelen van de bij voormeld arrest genomen conclusie van de advocaat-generaal leidt niet tot een ander oordeel.
Inschrijving BRP
4.12.
Belanghebbende stelt verder dat zij op basis van de brief van 2 oktober 2014 erop mocht vertrouwen dat het college van burgemeester en wethouders zich zou inspannen om de arbeidsmigranten in te schrijven in de BRP volgens het zogenoemde ‘Westlandmodel’. De heffing van toeristenbelasting is dan in het geheel niet aan de orde.
4.13.
In de brief van 2 oktober 2014, van het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente Y] en gericht aan belanghebbende, is het volgende opgenomen:
“Het uitgangspunt bij het “Westlandmodel” is dat arbeidsmigranten in het register BRP ingeschreven worden. Indien de arbeidsmigranten niet ingeschreven worden, dan wordt toeristenbelasting in rekening gebracht.
De inschrijving vindt als volgt plaats. De huisvester verzamelt alle voor de inschrijving noodzakelijke informatie van de arbeidsmigranten en stelt deze ter controle digitaal beschikbaar aan de gemeente. De gemeente geeft aan of de informatie voldoende is. Zo nee, dan wordt om aanvulling gevraagd. Zo ja, dan nodigt de gemeente de betreffende persoon uit voor de identificatie van deze persoon. De persoon wordt vervolgens ingeschreven (….).
Zoals hiervoor al is aangegeven, schrijft de [gemeente Y] uitsluitend in als het voornemen van de arbeidsmigrant om binnen een half jaar 4 maanden in Nederland te verblijven aan de hand van bewijsstukken aannemelijk is gemaakt. De gemeente werkt niet mee aan een versoepeling van de bewijslast voor een specifieke doelgroep, in dit geval de arbeidsmigranten. Voor het overige kan de [gemeente Y] zich vinden in het proces zoals dat in de gemeente Westland gehanteerd wordt.”
En:
“Navraag bij [naam] van de gemeente Westland heeft (…) uitgewezen dat ook daar voor de arbeidsmigranten die niet in de BRP ingeschreven zijn, toeristenbelasting wordt geheven. Het “Westlandmodel” ziet uitsluitend toe op de wijze van het aanleveren van informatie en de methode van inschrijven van de arbeidsmigranten. U kunt zich in verband met de voorgenomen heffing van toeristenbelasting niet beroepen op het “Westlandmodel”.”
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met de enkele verwijzing naar deze brief niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente verzuimd heeft te voldoen aan een op haar rustende inspanningsverplichting om arbeidsmigranten in te schrijven in de BRP. Uit de brief blijkt slechts dat de [gemeente Y] de arbeidsmigranten wil inschrijven als aan de hand van de aan haar verstrekte bewijsstukken aannemelijk is gemaakt dat de betreffende arbeidsmigrant voornemens is binnen een half jaar vier maanden in Nederland te verblijven.
4.15.
De rechtbank volgt belanghebbende niet in haar stelling dat de gemeente een actievere rol had moeten vervullen bij de inschrijving van de arbeidsmigranten nu geen rechtsregel de gemeente daartoe verplicht.
4.16.
Voor dat geval is niet in geschil dat de (voorlopige) aanslagen terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.
4.17.
Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 augustus 2016 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.