Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2003
- Bronpublicatie:
10-10-2003, Stb. 2003, 396 (uitgifte: 21-10-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-11-2003, Stb. 2003, 482 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Met inachtneming van artikel 40, eerste lid, van de wet worden de taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van de wet heeft, overgedragen aan de Autoriteit Financiële Markten, met uitzondering van:
- a.
de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, voor zover het betreft het doen van een mededeling dan wel het geven van een aanwijzing aan de houder van een effectenbeurs met betrekking tot de voor die effectenbeurs te hanteren regels inzake beschermingsconstructies en hun toepassing;
- b.
de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet, voor zover het betreft het bepalen van een termijn met betrekking tot een aanwijzing als bedoeld onder a;
- c.
de bevoegdheid, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de wet, voor zover het betreft het geven van voorschriften aan de houder van een effectenbeurs met betrekking tot de voor die effectenbeurs te hanteren regels inzake beschermingsconstructies en hun toepassing, alsmede voor zover het betreft het geven van voorschriften met betrekking tot de opening en sluiting van effectenbeurzen;
- d.
de taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van de artikelen 11, vierde lid, 12, 28, eerste tot en met het derde lid, 29, 29a, 31, vijfde en zesde lid, 33, 33a, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 48b, eerste lid, 48c, eerste lid, 48d, vierde en vijfde lid, 48f, 48g, 48i, derde en vierde lid, en 48m, eerste lid, van de wet, voor zover deze taken en bevoegdheden betrekking hebben op het toezicht op de naleving van:
- 1°
de krachtens artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de wet gestelde regels; en
- 2°
de krachtens artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdelen c en d van de wet gestelde regels zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen; en
- e.
de taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van de artikelen 13, zesde lid, en 28a van de wet.
2.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 40, eerste lid, van de wet worden de taken en bevoegdheden genoemd in het eerste lid, onderdelen d en e, overgedragen aan de Bank.