IER 2014/21
Lundbeck/Tiefenbacher
HR 07-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4115, m.nt. T.H.B. Iserief en A.M.E. Verschuur
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 juni 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders; in het openbaar uitgesproken door mr. M.A. Loth; A-G A. Hammerstein
- Zaaknummer
12/00888
- Noot
T.H.B. Iserief en A.M.E. Verschuur
- LJN
BZ4115
- JCDI
JCDI:ADS917260:1
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ4115, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑06‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ4115, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑04‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑02‑2012
- Wetingang
Essentie
Lundbeck/Tiefenbacher
Samenvatting
Een stof waarvan de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn en die om die reden op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek als bedoeld in art. 56 EOV en art. 6 ROW 1995, kan desondanks niet voor de hand liggend zijn in de zin van die bepalingen en daarom octrooieerbaar, als uit de stand van de techniek op de prioriteitsdatum geen werkwijze bekend is om die stof te verkrijgen en met de geclaimde werkwijze derhalve voor het eerst die stof kan worden verkregen op een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.