RvdW 2014/210
Bedrieglijke bankbreuk. Voorwaardelijk opzet op bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers onvoldoende gemotiveerd.
HR 14-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:54
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 januari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
11/05755
- Conclusie
wnd. A-G mr. N. Jörg
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:54, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2115, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑03‑2012
- Wetingang
Art. 341 Wetboek van Strafrecht
Essentie
Voor bedrieglijke bankbreuk is voldoende, dat sprake is van voorwaardelijk opzet op bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers. Nu het niet of onvoldoende voeren van een administratie niet zonder meer ‘de aanmerkelijke kans’ op verkorting van de rechten van schuldeisers doet ontstaan en voorts de mogelijkheid is opengelaten dat verdachte – zo van een dergelijke aanmerkelijke kans sprake zou zijn geweest – zich van die aanmerkelijke kans niet bewust is geweest, is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 augustus 2011, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.