De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.2.4:12.2.4 Partij-initiatief of rechterlijke initiatief?
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.2.4
12.2.4 Partij-initiatief of rechterlijke initiatief?
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS379543:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met de opvatting dat de rechter ambtshalve een bevel tot verstrekking van bescheiden kan geven én dat hij daarbij aan dezelfde voorwaarden is gebonden als partijen, is nog geen antwoord gegeven op de vraag of aan de rechter of aan partijen het initiatief gelaten zou moeten worden bij het opvragen van bescheiden. Dat thema raakt aan een de vraag hoe actief de rechter zou moeten zijn, welk thema is besproken voor Nederlands recht in het interimrapport fundamentele herbezinning1 én rechtsvergelijkend in een pre-advies van Asser voor de vereniging voor rechtsverge-lijking.2
Terwijl zowel het rapport als de rechtsvergelijkende studie duidelijk maken dat de ruimte voor actief optreden van de rechter is toegenomen, geldt tegelijkertijd steeds dat beschouwingen over de wenselijke inrichting van het procesrecht er vanuit gaan dat partijen moeten medewerken aan het goede verloop van de procedure. Ook daarmee is nog niet gezegd van wie het initiatief tot bewijslevering moet nemen. Echter: waar het allereerst aan partijen is om het feitelijk kader te schetsen, gaat het als vanzelf dat allereerst zij het initiatief tot feitengaring nemen. De doorgevoerde hervormingen in het procesrecht hebben dat in tact gelaten.3 Die voorrang voor activiteiten van partijen zelf is overigens ook in de VS voorop blijven staan ook nadat de rechter meer bevoegdheden kreeg om bij het vergaren van bewijs het initiatief en de regie te nemen. Dat is niet alleen logisch, omdat de rechter de menskracht mist om hetgeen thans door partijen wordt gedaan over te nemen, er zijn ook goede gronden - natuurlijke redenen - om de verantwoordelijkheid voor het vergaren van feiten primair bij de betrokken partijen te laten.
In de eerste plaats zijn partijen zelf verantwoordelijk voor hun geschil en daarmee ook voor de oplossing daarvan en is het bevestigen van die verantwoordelijkheid wat mij betreft de beste medicijn om hen die verantwoordelijkheid ook waar te laten maken, ook wanneer het geschil zich naar de rechtszaal verplaatst. Het in plaats daarvan leggen van de (primaire) verantwoordelijkheid voor de beslechting en oplossing van het geschil bij een ander, maakt dat niet de partijen, maar die ander ten onrechte de probleemeigenaar wordt.
In de tweede plaats zijn partijen in de regel beter met het geschil bekend: zij zijn daar immers het meest direct bij betrokken. Zij zijn ook als eerste in de procedure aan het woord en kunnen, waar nodig, verstrekking van bescheiden vorderen, nog voordat de rechter daartoe overgaat. Dat zal in de regel efficiënter zijn: partij-initiatief leidt ertoe dat het thema sneller aan de orde komt dan wanneer eerst de rechterlijke interventie wordt afgewacht.
In de derde plaats noodzaakt een vordering een procespartij tot een debat, waarmee óf vrijwillige verstrekking wordt gerealiseerd óf een debat over de merites van de vereiste bewijslevering en daarmee over de merites van de zaak wordt gevoerd. Wanneer zo'n debat is gevoerd, is de rechter beter in staat om gemotiveerd en deugdelijk te oordelen over de reikwijdte van de verstrekkingsplicht dan wanneer een onderdeel van het geschil nog uit de verf moet komen. Partij-intitiatief bevordert aldus de kwaliteit van de geschilbeslechting.
Los van al het voorgaande is er nog een vierde reden, waarom het voor een procespartij de voorkeur kan verdienen om zelf het initiatief te nemen. Het achterwege laten van partij-initiatief betekent voor een procespartij dat zij haar lot meer in de handen van de rechter legt dan wanneer zij zelf het initiatief tot bewijslevering neemt. Zo'n keuze kan aantrekkelijk zijn, wanneer de procespartij met voldoende zekerheid kan voorspellen, wat de rechtelijke beslissing zal zijn. Als dat niet zo is, dan is de keuze om stil te zitten voor een procespartij niet alleen met kansen, maar ook met risico's omgeven en kan de afweging die een procespartij steeds - ook dan - moet maken met zich brengen dat partij-initiatief de voorkeur verdient.