Rb. Rotterdam, 26-01-2022, nr. C/10/557458 / HA ZA 18-818
ECLI:NL:RBROT:2022:1457
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
26-01-2022
- Zaaknummer
C/10/557458 / HA ZA 18-818
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2022:1457, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 26‑01‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBROT:2020:4148, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 22‑04‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Supercelschade. Subsidiaire grondslag betreffende toezegging faalt na bewijslevering. Eindvonnis na tussenvonnis (ECLI:NL:RBROT:2020:4148).
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/557458 / HA ZA 18-818
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. Th.S.A. Berkhout te Deurne,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Allianz genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 22 april 2020, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken
- -
de akte van [eiser] , met producties
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 februari 2021
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 juli 2021 (abusievelijk voorzien van de datum 15 juli 2021)
- -
het B16 rolbericht dat wordt afgezien van het horen van (verdere) getuigen
- -
de akte na getuigenverhoor
- -
de antwoordakte na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Dit geschil gaat om schade die [eiser] in 2016 heeft geleden als gevolg van een supercel. In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de tussen partijen vaststaande causaliteitsmaatstaf, te weten de dominant cause-leer, de polis geen dekking biedt voor deze schade. De primaire, contractuele, grondslag van de vordering faalt daarom. De rechtbank blijft bij die beslissing.
De subsidiaire grondslag van de vordering is buitencontractueel.
[eiser] heeft, naar de kern genomen, aangevoerd dat de polis ingevolge het eigen beleid van Aegon geconverteerd had moeten worden, dat Aegon de tussenpersoon van [eiser] daarvan voor de schadedatum verwittigd had, en dat op de schadedatum (23 juni 2016) die conversie ten onrechte nog niet was doorgevoerd, hetgeen onrechtmatig jegens hem, [eiser] , was. Hij heeft voorts gesteld dat Allianz in andere gevallen waarin zich die situatie voordeed de schade ten gevolge van de supercel heeft vergoed alsof die conversie wel geschied was.
Daarover heeft de rechtbank in het tussenvonnis overwogen dat als de gestelde, maar betwiste, feiten juist zouden blijken [eiser] er, in beginsel, op mocht vertrouwen dat Allianz de schade ten gevolge van het onrechtmatig nalaten van haar rechtsvoorgangster Aegon zou dragen. Daaromtrent was bewijslevering noodzakelijk. De rechtbank heeft [eiser] toegelaten tot het bewijs van zijn stellingen dat:
a. de polis ingevolge het eigen beleid van Aegon geconverteerd had moeten worden en Aegon de tussenpersoon van [eiser] daarvan voor de schadedatum verwittigd had,
b. ten tijde van de schadedatum die conversie nog niet was doorgevoerd,
c. Allianz, in andere gevallen waarin zich de onder a en b bedoelde situatie voordeed, de schade ten gevolge van de supercel heeft vergoed alsof die conversie wel geschied was.
2.2
[eiser] heeft in het kader van de bewijsopdracht nadere stukken in het geding gebracht, in het bijzonder een schriftelijke verklaring van [persoon A] , en twee getuigen ( [persoon B] en [persoon C] ) doen horen.
Allianz heeft in contra-enquête één getuige ( [persoon D] ) voorgebracht.
2.3
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] in dat bewijs niet is geslaagd. Dat oordeel wordt als volgt toegelicht.
2.3.1
[persoon C] , de tussenpersoon van [eiser] , heeft voor zover relevant verklaard:
(…)
Op een gegeven moment, ik denk dat dat tussen 2000 en 2005 geweest is, kwam Aegon met een mooi nieuw product, het zakenpakket. Aegon werkte daarvoor met losse polissen. Het zakenpakket zou een modern product zijn waarin allerlei risico’s ondergebracht konden worden en waarin een uitgebreide dekking was voorzien. Dat pakket werd aanvankelijk alleen voor het algemene MKB aangeboden. Pas later werd dat, na doorontwikkeling, ook aan de agrarische markt aangeboden. Ik heb gisteren eens gezocht en voor zover ik kan terugvinden is dat aanbod op de agrarische markt er rond 2008/2009 pas gekomen.
(…)
Ook nadat er een agrarische zakenpakketpolis op de markt was heeft Aegon nooit het initiatief genomen om de bestaande polissen om te zetten naar het zakenpakket. Aegon heeft ook zeker niet voor 23 juni 2016 laten weten dat er geconverteerd moest worden. Er moest per polis een instructie worden gegeven voor de omzetting.
Wel heb ik als intermediair rond 2009 overlegd met Aegon over een dergelijke omzetting voor al mijn klanten. Dat was toen geen bezwaar als het ging om bijvoorbeeld de aansprakelijkheidsverzekering en de milieudekking, maar de brandverzekering werd volgens onder meer [persoon B] van Aegon niet omgezet naar het zakenpakket omdat dat te arbeidsintensief zou zijn. Er is toen namens Aegon wel toegezegd dat de dekking die geboden werd onder die doorlopende brandverzekering gelijk zou zijn aan de dekking onder het zakenpakket. Daar zou een e-mail van moeten zijn, maar ik kan die niet laten zien.
(…)
Mijn agrarische portefeuille zag op ongeveer 10 tot 15 bedrijven. Twee van die agrarische bedrijven hadden wel een sneeuwdrukdekking, maar geen zakenpakket. Dat waren [eiser] en [persoon E] . De anderen hebben voor 2016 allemaal module E gekregen, die de uitgebreide sneeuwdruk/hagelschade/waterdekking bood. Dat was in het kader van het zakenpakket, hoewel die module daar met een andere letter werd aangeduid. [persoon E] heeft op 23 juni 2016 geen schade gehad, dus bij hem heeft het probleem zich niet voorgedaan. Hij heeft in juli 2016 totale conversie naar het zakenpakket gekregen.
Ik kan mij niet meer herinneren of ik voor wat betreft [eiser] heb afgesproken of er een gewijzigde polis zou komen, maar die is er niet gekomen tot begin 2017. Toen heb ik daar nog een keer uitdrukkelijk om gevraagd. Er is toen zonder dat er extra premie werd geheven of verrekend een nieuwe polis met een ruime hagelschadedekking gekomen. (…)
U houdt mij voor een gedeelte van de brief van [persoon A] van 26 januari 2021. Ik ken [persoon A] en ik ken die verklaring, volgens mij klopt die. [persoon A] had geluk, met hem is de zaak geregeld.
(…)
2.3.2
De getuige [persoon B] , destijds (senior) acceptant brandverzekeringen bij Aegon, heeft voor zover relevant verklaard:
(…)
Bij de verzekeringnemers die een zakenpakket hadden was die uitgebreide dekking automatisch voorzien, bij bestaande losse verzekeringen moest er dan een aparte clausule worden opgenomen. Het was bij agrarische verzekeringen niet vanzelfsprekend dat de uitgebreide dekking werd geboden. Dat hing af van met name de bouwaard van de te verzekeren gebouwen. (…). Daar waren interne richtlijnen voor. (…) In het algemeen gesproken werd een lopende polis stilzwijgend verlengd. Bij retail-polissen werd conform die interne richtlijnen wel bezien wat er vanuit de oude polissen kon worden omgezet naar het zakenpakket.
Er is in ieder geval bij mijn weten van de kant van Aegon geen automatische conversie geweest van oude agrarische polissen naar het zakenpakket en ook niet naar een uitgebreidere dekking. Er was altijd actie nodig van de tussenpersoon. Dan was het verder maatwerk om te bezien of een uitgebreide dekking kon worden toegevoegd. Dat wisselde van geval tot geval.
(...) U houdt mij voor een gedeelte uit een brief van de heer [persoon A] van 26 januari 2021. Ik ken dat kantoor wel, daar werd door Aegon wel zaken mee gedaan. Het is juist dat module E de module was uit het zakenpakket waaronder dit soort hagelschade in principe gedekt zou zijn. Er is zoals ik al zei geen sprake geweest van een algemene conversie door Aegon. [persoon A] noemt een regeling die ten aanzien van de polissen die liepen via zijn kantoor getroffen is. Ik weet dat niet. In algemene zin kan ik wel zeggen dat het voorkwam dat er commerciële afspraken werden gemaakt door het management met in het algemeen wat grotere kantoren van tussenpersonen.
Van de polis van de heer [eiser] en eventuele conversie daarvan weet ik niets.
(…)
2.3.3.
Getuige [persoon D] , in de relevante periode acceptant bij Aegon, heeft voor zover relevant verklaard:
(…)
Aegon was geen directwriter, alle contacten waren dus met tussenpersonen.
In 2005, toen ik kwam, bestond het zakenpakket al voor het MKB. Dat was toen niet geschikt voor de agrarische markt, daar werd gewerkt met klassieke brandpolissen. U toont mij productie 5 bij dagvaarding, dat is zo’n klassieke polis. In beginsel was daar het uitgangspunt dat er louter branddekking was voorzien en dat via een clausule stormdekking meegedekt kon worden. Bij het zakenpakket waren er veel meer varianten mogelijk, de opbouw was ook helemaal anders vormgegeven. Nadat het zakenpakket was aangepast voor de agrarische markt gold dat dus ook voor agrarische risico’s. Ik had in mijn hoofd dat die doorontwikkeling voor de agrarische markt pas rond 2013 voltooid was, maar als de heer [persoon C] , die ik ken als een nauwkeurig tussenpersoon, zegt dat dat al in 2009 was, kan dat best.
In het algemeen gesproken was er geen beleid over het overstappen van agrarische ondernemers naar een zakenpakketpolis. Dat beleid was er in ieder geval niet op het niveau van acceptanten, wat er eventueel door de afdeling communicatie is gedaan weet ik niet. Het uitgangspunt was dus dat tussenpersonen konden vragen om een offerte ten behoeve van een bepaalde klant voor een zakenpakketpolis in plaats van een klassieke polis. Als zo’n verzoek werd gedaan was de doorlooptijd denk ik niet langer dan een maand of twee. Ik weet dat het is voorgekomen dat een tussenpersoon voor zijn hele portefeuille, dus voor al zijn klanten, overgang naar het zakenpakket heeft gevraagd. Ik weet niet welke tussenpersoon dit was en ik heb mij daar ook zelf niet mee bezig gehouden. Het is bij mijn weten niet zo geweest dat er vanuit Aegon, als de tussenpersoon zelf geen initiatief nam, geprobeerd of geadviseerd werd om de polis om te zetten in een zakenpakketpolis. Er was geen sprake van beleid bij Aegon dat alle polissen geconverteerd moesten worden. Als de tussenpersoon geen initiatief nam bleef de klassieke polis gewoon in stand.
U noemt mij de tussenpersonen [persoon A] en [persoon C] . Die ken ik allebei wel, met [persoon C] had ik geregeld contact. Hij was een nauwkeurige en kritische tussenpersoon met wie ik een goede werkrelatie had. Ik kan mij van geen van beiden herinneren dat ze met mij hebben gesproken over overgang naar het zakenpakket voor al hun klanten.
(…) Waar [persoon C] verklaart over een toezegging van de kant van Aegon dat de dekking onder de doorlopende brandverzekering gelijk zou zijn aan de dekking onder het zakenpakket, kan ik zeggen dat mij dit in algemene zin, dus niet in het bijzonder in verband met [persoon C] , niet onbekend voorkomt. Ik heb een dergelijke toezegging zelf niet gedaan en ik zou ook niet weten welke persoon die wel gedaan heeft, maar ik heb daarover horen spreken. Ik kan mij daar geen details of context meer van herinneren.
2.3.4
De schriftelijke verklaring van [persoon A] , namens een assurantiekantoor dat zijn naam draagt in Asten, houdt, kort samengevat, in dat de conversie van de losse agrarische verzekeringen bij Aegon naar het agrarische zakenpakket hem bekend is. Hij vindt dat Aegon gebrekkig is geweest bij de informatievoorziening in dat kader. Hij vermeldt voorts dat er, in het kader van de conversie, een probleem is geweest bij een klant van hem, vóór 23 juni 2016. Er is toen met Aegon overleg geweest omtrent alle geconverteerde polissen van klanten van het kantoor van [persoon A] . Het eindresultaat is geweest dat bij alle zakelijke polissen van [persoon A] ’ kantoor met voorheen een uitgebreide dekking is erkend dat dekking bestond voor de hagelschades van 23 juni 2016, ondanks het ontbreken van module E.
2.4
Uit deze verklaringen valt niet af te leiden dat vóór 23 juni 2016 bij Aegon een beleid bestond op grond waarvan een conversie van alle klassieke agrarische polissen (zoals die van [eiser] ) naar het zakenpakket werd ondernomen. Niemand van de getuigen verklaart dat dit beleid bestond en ook uit de schriftelijke verklaring van [persoon A] volgt dat niet. In tegendeel, uit die verklaringen volgt dat het aan de tussenpersoon was om die conversie namens de verzekeringnemer te verzoeken. Dat wist [persoon C] als tussenpersoon van [eiser] ook, zoals volgt uit zijn verklaring.
Uit hetgeen overigens beschikbaar is volgt evenmin dat een dergelijk beleid heeft bestaan. [eiser] is dus niet geslaagd in onderdeel a van de bewijsopdracht. Dat betekent, dat de overige onderdelen van de bewijsopdracht geen bespreking behoeven. Die borduren immers voort op onderdeel a.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de verklaringen van de getuigen [persoon C] en [persoon D] over een algemene toezegging te vaag zijn om daaraan consequenties te verbinden, mede gelet op de omstandigheid dat de verklaring van [persoon C] op dat punt niet bevestigd wordt door [persoon B] , degene die volgens [persoon C] de toezegging gedaan heeft, terwijl ook de e-mail die zou moeten bestaan niet is overgelegd.
2.5
Gelet op het voorgaande mocht [eiser] redelijkerwijs niet vertrouwen op vergoeding van de schade. Nu beide grondslagen falen wordt de vordering afgewezen en zal [eiser] , als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld.
2.2.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 1.950,00
- getuigenkosten 0,00
- salaris advocaat 4.296,00 (4,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 6.246,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 6.246,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en getekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 26 januari 2022.
106/2294
Uitspraak 22‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht; supercelschade; dominant cause
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/557458 / HA ZA 18-818
Vonnis van 22 april 2020
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. Th. S. A. Berkhout te Deurne,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel (België),
gedaagde,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Allianz genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding d.d. 21 augustus 2018, met producties;
- -
de conclusie van antwoord, met producties;
- -
de brief van deze rechtbank d.d. 23 januari 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
de in de brief van deze rechtbank d.d. 14 februari 2019 opgenomen zittingsagenda;
- -
het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 13 maart 2019, waar partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd, en het commentaar op dit proces-verbaal zijdens Allianz per faxbrief d.d. 10 mei 2019;
- -
de akte na comparitie, zijdens [eiser] ;
- -
de antwoordakte, zijdens Allianz.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel met opstal aan [adres] te Someren, kadastraal bekend als perceel gemeente Someren, sectie [sectie] nummer [nummer] . [eiser] is hobbyboer. Op het perceel bevinden zich een woonboerderij, een caravanstalling en een veldschuur met een paardenstalling en berging.
2.2.
[eiser] heeft bij Aegon Schadeverzekering N.V. (hierna: Aegon) onder meer afgesloten een milieuschadeverzekering, met ingangsdatum 1 januari 2013, die is vastgelegd in de polis Aegon Zakenpakket met polisnummer [nummer polis 1] , met de daarbij behorende polisvoorwaarden nr. 1506.
In deze polis is storm als volgt gedefinieerd : Onder storm wordt verstaan een windsnelheid van tenminste 14 meter per seconde.
2.3
[eiser] heeft voorts bij Aegon een brand/-stormverzekering gesloten die is vastgelegd in de polis met polisnummer [nummer polis 2] (hierna: de stormverzekering), met de daarbij behorende polisvoorwaarden Brandverzekering voor agrarische bedrijven nr. 1145. De ingangsdatum van deze verzekering is 15 maart 2015.
2.4
In het bij de polis van de stormverzekering horende clausuleblad is onder meer de volgende clausule opgenomen:
"Clausule 592
BIJZONDERE VOORWAARDEN STORMVERZEKERING VOOR AGRARISCHE BEDRIJVEN
Voor zover uit vermelding op het polisblad blijkt dat verzekerde objecten tegen het risico van stormschade zijn verzekerd, gelden de navolgende bepalingen naast de bij deze verzekering behorende voorwaarden brandverzekering voor agrarische bedrijven.
1 Storm
Onder storm wordt verstaan wind met een snelheid van ten minste 14 m/sec. Met schade door storm wordt gelijkgesteld schade door neerslag, voor zover deze schade het gevolg is van stormschade aan het (de) verzekerde gebouw(en) of aan het (de) gebouw(en) waarin de verzekerde objecten zich bevinden.
2 Roerende zaken
Bij de verzekering van roerende zaken is de stormdekking uitsluitend van kracht zolang deze zaken zich in het gebouw bevinden en dit gebouw tevens door de storm werd beschadigd. De stormdekking is niet van kracht voor roerende zaken aanwezig in aan drie of meer zijden open gebouwen, hooibergen e.d..
3 Eigen risico
Per verzekerd gebouw en per apart verzekerde silo geldt per gebeurtenis een eigen risico van € 681,-.
Per gebeurtenis zal per complex het eigen risico maximaal € 1.134,- bedragen.
Ingeval van schade tijdens aan- en verbouw wordt het eigen risico verdubbeld en geldt een maximum van € 2.269,- per complex."
2.6
Met ingang van 1 april 2017 is de dekking van de stormverzekering uitgebreid omdat vanaf die datum dekkingsclausule 95 deel uitmaakt van de polis, die - voor zover hier van belang - luidt:
"Clausule 95
Uitgebreide waterschade
In tegenstelling tot hetgeen vermeld in de voor deze polis van toepassing zijnde voorwaarden, geldt voor de rubrieken gebouwen en inventaris/goederen dat is meeverzekerd schade als gevolg van:
(...)
- Hagel. Deze moet dan niet door deuren, ramen of luiken die openstaan zijn binnengekomen.
Voor dit onderdeel geldt een eigen risico van EUR. 2.500,00 per gebeurtenis. Deze aanvullende dekking geldt uitsluitend indien er volgens de polis sprake is van een uitgebreide dek[k]ing. Bij een beperkte dekking is deze uitbreiding niet van toepassing.
(...)"
Deze dekkingsuitbreiding is door Allianz eenzijdig doorgevoerd, zonder dat daarvoor extra premie is betaald of verschuldigd wordt.
2.7
Op 23 juni 2016 is een zeer zware onweersbui over Someren (en omgeving) getrokken, die gepaard ging met hagel en regen. De weersomstandigheden die zich hebben voorgedaan worden aangeduid als een supercel.
2.8
Op 23 juni 2016 is schade ontstaan aan de verzekerde objecten van [eiser] . Op 24 juni 2016 heeft [eiser] de schade via zijn tussenpersoon bij Aegon gemeld.
2.9
Aegon heeft de kosten die gepaard gaan met het herstel van de schade bij [eiser] door DEKRA Experts B.V. (hierna: DEKRA) laten opnemen en begroten. Op 25 juni 2016 heeft DEKRA een schaderapport opgemaakt. Dit rapport luidt - voor zover relevant - als volgt:
"Bij verzekerde is met name schade ontstaan aan dak (butsen en deuken) en beglazing (gebarsten) van de woonboerderij, het asbesthoudende dak van de (caravan)stalling, het asbestvrije golfplatendak van de veldschuur (paardenstalling) en het asbesthoudende dak van de daaraan gebouwde schuur.
Verder is schade ontstaan aan de lichtdoorlatende nokkappen van de caravanstalling en lichtdoorlatende platen van de veldschuur.
Hagelstenen hebben grote gaten in de daken veroorzaakt. (…)
Hoewel het, tijdens het passeren van de 'supercell', meest waarschijnlijk ook gestormd heeft, kan gesteld worden dat de storm niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade aan de (grotendeels asbesthoudende) daken. Uit eerdere onderzoeken van het KNMI is gebleken dat storm geen invloed heeft op de valsnelheid van de hagelstenen. Ons bureau heeft in de directe omgeving van het schadeadres tal van schaden in behandeling, die zijn ontstaan door het noodweer. Telkenmale is er sprake van schade door hagel en niet van directe schade door storm. In enkele gevallen hebben wij uit het schadebeeld kunnen opmaken dat (storm)wind van invloed is geweest op het ontstaan van de schade, doordat verticale oppervlak[k]en (zoals bijvoorbeeld beglazing en rolluiken) beschadigd raakten. Dit kan worden verklaard doordat de hagelstenen wel door de windvlagen onder een behoorlijke hoek het aardoppervlak hebben bereikt. Bij dergelijke schaden zijn wij van menig dat windstoten hebben bijgedragen aan de oorzaak van de schade, al is de exacte kracht van de maximale windstoot ons nog niet bekend.
Als er geen sprake zou zijn geweest van wind(stoten) dan waren de hagelstenen loodrecht naar beneden gevallen en was schade aan verticale oppervlakken niet ontstaan. Bij schade aan daken is dat anders. Hieraan zou ook schade zijn ontstaan als er geen sprake zou zijn geweest van storm. Zoals gememoreerd hebben de win[d]stoten immers geen invloed op de valsnelheid van hagelstenen.
(...)
Op basis van onze eerste indrukken en bevindingen adviseren wij u om vooralsnog rekening te houden met een eerste globale schadereservering van EUR 100.000,00 inclusief btw, hetgeen als volgt kan worden opgesplitst:
- opruiming/sanering - totaal EUR 25.000,00
- caravanstalling - nieuwe dakplaten met isolatielaag EUR 40.000,00
- veldschuur en berging - nieuwe dakplaten EUR 15.000,00
- diverse inventaris (ivm sanering) EUR 5.000,00
- btw (21%, afgerond) EUR 15.000,00
Totaal EUR 100.000,00
(…)"
2.10
Per e-mail d.d. 27 juni 2016 heeft Aegon aan de tussenpersoon van [eiser] onder meer geschreven:
"(…)
Verzekerde ontvangt geen schadevergoeding voor de schade aan het dak
De expert heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door hagel.
Zoals reeds telefonisch besproken betreft hagel geen verzekerde gebeurtenis.
Wij vergoeden de schade daarom niet.
(…)
Voor de kosten van de asbestsanering hebben wij onder nummer (...) een dossier aangemaakt en de expert gevraagd deze schade vast te stellen."
2.11
Allianz is per 1 juli 2016 in de rechten en verplichtingen van Aegon als verzekeraar onder beide polissen getreden, ook voor zover de rechten en verplichtingen zijn ontstaan vóór 1 juli 2016.
2.12
De kosten in verband met de milieuschade (de asbestsanering) zijn door Allianz vergoed. In totaal is een bedrag van (€ 25.531,00 + € 3.276,58=) € 28.807,58 door Allianz voldaan. Ook de kosten van de asbestinventarisatie zijn vergoed.
2.13
De schade die de supercel heeft veroorzaakt aan het woonhuis dat deel uitmaakt van het boerderijcomplex is onder een woonverzekering en inboedelverzekering door een andere verzekeraar aan [eiser] vergoed. In totaal is ter zake een bedrag van circa € 31.000,- voldaan.
2.14
De tussenpersoon van [eiser] heeft in een e-mail d.d. 15 juli 2016 aan Allianz onder meer geschreven:
"Allianz waartoe Aegon behoort kijkt wel genuanceerd naar het schadebeeld (…) daar is inmiddels het vaste standpunt ingenomen dat loodrechte hagelschade als zuivere hagelschades worden beschouwd. Deze zouden dan alleen gedekt zijn als er een hageldekking is. Als stormdekking ziet mede schade op een risico-adres waarbij vast staat dat onder andere zijwaartse hagelinslagen heeft veroorzaakt (…) Mijn foto’s tonen aan dat bij [eiser] de hagel zijwaar[t]s en dus onder invloed van windkracht is ingeslagen (…) zie aan de achterzijde alle ramen uit de boerderij en de voorzijde is geen raam stuk. (…) Zoals ik in mijn vorige emails stelde: [eiser] heeft een Brand/storm sneeuwdruk dekking. Deze dekking kent Aegon al lang niet meer en is intern omgezet naar een Brand/Storm/sneeuwdruk-hagel. Zie ook uw zakenpakket voorwaarden agrarisch. Waarom dit bij [eiser] nooit gedaan is, is mij niet bekend. Net zoals [naam persoon] heb ik verder nooit een omzettingsactie langs zien komen terwijl ik wel vernomen heb dat Aegon deze heeft uitgevoerd. (…)"
3. Het geschil
3.1.
De vorderingen van [eiser] luiden om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Allianz te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen voorvloeiend uit de verzekeringsovereenkomst en Allianz aldus te veroordelen tot schade-uitkering, in die zin dat Allianz wordt veroordeeld aan [eiser] te voldoen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag ter zake schadevergoeding ad € 39.930,-, inclusief btw, zulks te vermeerderen met de (gewone) wettelijke rente, zulks met ingang van 23 juni 2016, althans met ingang van 27 juni 2016, althans met ingang van 2 december 2016, althans met ingang van de dag van deze dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
II. Allianz te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te voldoen wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.420,90 inclusief btw, althans € 1.815,-, althans een zodanig bedrag zoals de rechtbank in goede justitie mag vermenen te bepalen, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Allianz te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de gevorderde nakosten, met uitdrukkelijke bepaling dat Allianz de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het ten dezen te wijzen vonnis zal hebben betaald.
3.2.
Het verweer van Allianz strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en in de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van het vonnis en - voor het geval voldoening daarvan niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Deze procedure ziet op de vraag of Allianz de schade die [eiser] op 23 juni 2016 heeft geleden aan zijn schuur/stallen ad € 39.930,- dient te vergoeden.
[eiser] stelt daartoe:
1. er is sprake van schade ten gevolge van een combinatie van oorzaken, waaronder storm, zodat sprake is van een gedekt evenement onder de stormverzekering.
2. ( subsidiair) [eiser] mocht erop vertrouwen dat Allianz de polis vóór 23 juni 2016 had omgezet in/uitgebreid naar een polis die ook hageldekking biedt.
Primaire grondslag
4.2.
Ter zitting heeft Allianz expliciet medegedeeld dat zij niet betwist dat op 23 juni 2016 ter plaatse van de verzekerde gebouwen sprake is geweest van storm in de zin van de polis. Dat staat aldus tussen partijen vast. Evenzeer staat vast dat de directe oorzaak van de schade is gelegen in het neervallen van ijsbrokjes op diverse verzekerde objecten (volgens de expert daken van gebouwen) terwijl deze ijsbrokjes in en ten gevolge van de supercel op grote hoogte waren ontstaan. Wel twisten partijen over de vraag of deze ijsbrokjes in het kader van het onderhavige dekkingsgeschil kunnen worden aangemerkt als hagel, maar dit aspect is voor de primaire grondslag niet van belang nu de onderhavige polis geen primaire dekkingsomschrijving en evenmin in- of uitsluitingen bevat waarin de term hagel wordt gebezigd. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat aan de thans aan de orde zijnde bedrijfsgebouwen ook schade is ontstaan die niet het gevolg is van verticaal neervallen van de ijsbrokjes heeft hij dat, gelet op het rapport van DEKRA, onvoldoende onderbouwd. De onder rov. 2.14 geciteerde brief noemt in dat verband de (woon)boerderij, maar die schade is voor dit geschil zonder belang. (zie rov. 2.13).
Het komt dus aan op de vraag of de stormverzekering dekking biedt voor de schade ten gevolge van de verticale inslag van de ijsbrokjes in/op de onder de stormverzekering verzekerde gebouwen.
4.3.
In de aktes na comparitie hebben beide partijen hun standpunten uitvoerig en met verwijzing naar bronnen in (Nederlandse en buitenlandse) jurisprudentie en literatuur onderbouwd, omdat zij ter zitting beide van oordeel bleken te zijn dat aan de beslissing in deze zaak, mede gelet op de eerdere uitspraak van deze rechtbank die is gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBROT:2018:2233, bredere betekenis toekomt. Wat daarvan zij, van dat vonnis is appel ingesteld, in welk appel inmiddels een beslissing is genomen, en dit vonnis is niet meer of anders dan een beslissing in deze concrete zaak.
[eiser] heeft een voorstel gedaan tot het stellen van prejudiciële vragen, Allianz verzet zich daartegen en daartoe ziet de rechtbank ook geen noodzaak. De beslissing zal in elk dekkingsgeschil sterk afhangen van het precieze evenement en de toepasselijke polisvoorwaarden, en beide aspecten komen kennelijk in aanzienlijk uiteenlopende varianten voor. Om diezelfde redenen komt aan de uitspraken van andere gerechten omtrent verzekeringsdekking voor schade die samenhangt met de supercel van 23 juni 2016 slechts beperkte betekenis toe.
Dat neemt niet weg dat de uitvoerige nadere toelichting aan beide zijden, zoals ter zitting besproken, aanleiding geeft tot navolgende, meer uitgebreide motivering.
4.4.1.
Een schadeverzekering als de onderhavige strekt ertoe dat de verzekeraar, tegen de betaling van premie, dekking biedt, in de zin dat hij onder bepaalde voorwaarden in plaats van verzekerde de schadelijke gevolgen van bepaalde eventualiteiten draagt. Het staat de verzekeraar vrij naar eigen inzicht de grenzen van de dekkingsomvang vast te stellen (Hoge Raad, 9 juni 2006, Winterthur, ECLI:NL:HR:2006:AV9435). De wijze waarop de dekkingsomvang nader wordt bepaald en ingekaderd door de verzekeraar kan de vorm aannemen van een named peril-polis, dat wil zeggen dat de verzekeraar in de polis een limitatieve opsomming geeft van bepaalde, benoemde oorzaken waarvan hij de schadelijke gevolgen bereid is te dekken.
De verzekeraar kan er daarnaast voor kiezen om bepalingen op te nemen aangaande de causaliteitsmaatstaf.
4.4.2.
De named-perils polis is in dit geval de gekozen vorm. Het benoemde, gedekte gevaar is in dit geval storm.
Voorts is hier sprake van een zekere uitbreiding van het begrip schade door storm doordat een beperkte insluiting van neerslagschade is opgenomen (Met schade door storm wordt gelijkgesteld schade door neerslag, voor zover deze schade het gevolg is van stormschade aan het (de) verzekerde gebouw(en)). Ook staat vast dat Aegon destijds tegen een bescheiden meerpremie een aparte hagelschadedekking aanbood, die in dit geval niet is uitgenomen.
De polis kent geen eigen causaliteitsmaatstaf, zodat de rechtbank die heeft vast te stellen.
4.5.
causaliteit
Een condicio sine qua non verband tussen schade en een gedekte oorzaak is wel vereist, maar in beginsel niet voldoende voor het bestaan van dekking, omdat louter dat verband ertoe leidt dat een te groot aantal, in tijd en qua invloed mogelijk zeer ver van het voorval verwijderde, gebeurtenissen in aanmerking komt. Een nauwer verband is vereist. Een van de in aanmerking komende verbanden is het causa proxima verband in de zin dat de onmiddellijke, in tijd meest nabije, oorzaak beslissend is. Deze maatstaf is in de praktijk en de rechtspraak geruime tijd toegepast; hij levert in veel gevallen een eenvoudig toepasbare maatstaf op, die tot voor alle partijen voorzienbare beslissingen leidt.
In de Engelse rechtspraak en literatuur is daarop reeds enige tijd geleden een verfijning aangebracht, die de dominant cause -leer wordt genoemd. De gedachte daarachter is dat de causa proxima benadering tekort schiet als er meerdere, al dan niet samenhangende, oorzaken zijn, die al dan niet onmiddellijk aan het evenement voorafgaan; dat levert in het bijzonder problemen op als sommige wel en andere niet gedekte gevaren opleveren. Dat de dekking in zulke gevallen afhangt van de in tijd meest nabije oorzaak leidt tot willekeurige uitkomsten, die niet stroken met de bedoeling van de verzekering en ook slecht voorzienbaar zijn. Daarom wordt met gezond verstand naar de in aanmerking komende oorzaken gekeken, die alle in condicio sine qua non verband staan met de schade, en wordt bepaald welke oorzaak overheersend is te achten, de dominant cause. Dominant cause wordt in Asser-Wansink, 7-IX, nr. 510 aldus omschreven: een gebeurtenis kan als oorzaak van de schade worden aangemerkt wanneer de daaropvolgende gebeurtenissen geen zelfstandige betekenis hebben en deze zijn terug te voeren op die ene gebeurtenis. In Nederland wordt, sedert de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Che Guevara (vgl HR 23 april 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4370), deze leer evenzeer toegepast. De leer leent zich ook voor gevallen waarin het niet om elkaar in tijd opvolgende gebeurtenissen betreft, maar tegelijk optredende fenomenen; de term gebeurtenis moet voorts ruim worden uitgelegd.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat hier de dominant cause- leer moet worden toegepast.
[eiser] stelt dat hier twee samenwerkende oorzaken van de schade zijn aan te wijzen, de storm en de inslag van ijsbrokjes. De eerste is een named peril (gedekte oorzaak), maar heeft niet rechtstreeks tot de schade geleid. De tweede is op zichzelf geen named peril, maar omdat deze brokjes niet zonder de storm zouden zijn ontstaan en de storm wel een named peril is leidt de toepassing van de dominant cause leer ertoe dat de storm als dominante oorzaak wordt aangemerkt en de schade dus gedekt is.
Allianz benadrukt dat de polis slechts schade ten gevolge van storm dekt en dat de feitelijk opgetreden schade niet is veroorzaakt door de storm, maar louter door hagel/ de inslag van ijsbrokjes. Zij bevestigt weliswaar dat ook in haar visie de causaliteitsmaatstaf dominant cause is, maar komt aan de dominant cause in wezen niet toe, omdat zij meent dat die regel voor gevallen is bedoeld waar er, anders dan hier, een samenloop is van twee directe oorzaken.
4.7.
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
4.7.1
Storm als named peril houdt in deze polis, gelet op de definitie, niet meer in dan een bepaalde windsnelheid. De polisomschrijving biedt geen aanknopingspunt voor de gedachte dat slechts schade die louter direct door de windsnelheid is veroorzaakt gedekt zou zijn. Indirecte schade is niet expliciet uitgesloten. De passage Met schade door storm wordt gelijkgesteld schade door neerslag, voor zover deze schade het gevolg is van stormschade aan het (de) verzekerde gebouw(en) beperkt de dekking voor neerslag binnen in het verzekerde gebouw, maar stelt buiten kijf dat bepaalde (hier niet aan de orde zijnde) indirecte schade onder de stormdekking valt. Dit wijst niet op een beperking tot directe schade ten gevolge van de windsnelheid. De expert (rov,2.8) gaat ook niet uit van de uitleg dat slechts direct door de windsnelheid veroorzaakte schade gedekt is; kennelijk hanteert hij als vuistregel dat de windsnelheid moet hebben bijgedragen aan de schade in die zin dat de snelheid en richting van de ijsbrokjes door de wind moeten zijn beïnvloed. De visie van de expert kan beschouwd worden als een aanwijzing voor de in de branche gebruikelijke uitleg.
Van voor de uitleg relevante toelichtingen, onderhandelingen of andere elementen dan hiervoor besproken is geen sprake.
Dat betekent, dat indirecte stormschade in beginsel onder de dekkingsomschrijving valt.
4.7.2.
De dominant cause toets vergt echter dat in de keten van gebeurtenissen, naar algemeen gezond verstand beschouwd, juist de gedekte oorzaak overheerst en de andere oorzaken daarbij in het niet vallen. In dit geval is het bijzondere weersysteem van de supercel er debet aan dat er storm ontstond en mede ten gevolge van die storm ijsbrokjesvorming, terwijl de omstandigheid dat dit proces zich hoog in de lucht afspeelde in combinatie met de valsnelheid ten gevolge van de zwaartekracht en het gewicht van de ijsbrokjes tot de grote kracht heeft geleid waarmee de ijsbrokjes neerkwamen en daarmee tot de schade. In dat geheel van oorzaken is slechts (schade door) de storm, en niet (schade door) het gehele fenomeen van de supercel, gedekt. De supercel is weliswaar een weersysteem waarvan storm deel uitmaakt, maar de windsnelheid van meer dan 14 m/s draagt slechts bij aan de vorming van ijsbrokjes hoog in de lucht. De schade zoals deze zich feitelijk heeft voorgedaan is niet in relevante mate beïnvloed door de windsnelheid, nu het gaat om verticaal neergekomen ijsbrokjes. De storm is dus wel condicio sine qua non voor het ontstaan van de schade, maar kan niet geacht worden een zodanige overheersende invloed te hebben gehad dat deze als dominant cause van de schade is aan te merken.
Dat betekent, dat de schade niet is gedekt en de eerste grondslag faalt.
4.8.
Subsidiaire grondslag
4.8.1
Voor wat de subsidiaire grondslag betreft, geldt dat [eiser] heeft gesteld, en met stukken onderbouwd, dat jaren vóór de schadedatum Aegon voor haar verzekeringnemers/verzekerden in de agrarische sector een conversie had doorgevoerd. Deze hield in dat oude, losse agrarische polissen, die brand(- en storm)schade dekten (vgl. rov. 2.2 en 2.3), kosteloos, op eigen initiatief van Aegon en in overleg met de tussenpersoon, waren omgezet in agrarisch zakenpakket-polissen, inclusief hageldekking (clausule 95, vgl rov. 2.6 ). Die conversie zou volgens [eiser] aan de in die markt actieve tussenpersonen zijn medegedeeld en tussen 2000 en 2005, in overleg met de tussenpersonen, hebben plaatsgevonden. Om onopgehelderde redenen was die conversie bij [eiser] niet doorgevoerd. Dat bleek eerst na deze schadedatum.
Voorts is het zo dat Allianz in andere gevallen supercel-schade heeft vergoed aan verzekerden bij wie die situatie zich eveneens voordeed en de polis ook ten onrechte nog niet geconverteerd was, aldus [eiser] .
4.8.2
Allianz betwist dat. Zij meent dat de primaire grondslag zich niet verdraagt met deze subsidiaire grondslag.
Ook inhoudelijk faalt deze in haar visie. Het is juist dat Allianz, toen zij risicodrager werd, de daarvoor in aanmerking komende polissen van Aegon heeft geconverteerd naar bij Allianz gebruikelijke zakenpakket-polissen. Volgens de toelichting ter zitting heeft Allianz daarbij een best of- beleid gevolgd. Dat heeft zich echter afgespeeld na 23 juni 2016, de schadedatum. Het verzoek tot conversie is door de tussenpersoon van [eiser] ook pas na de schadedatum, namelijk op 8 december 2016 gedaan. Van een beleid van Aegon als door [eiser] gesteld weet Allianz niet af.
Allianz voert voorts aan dat, als de stellingen van [eiser] juist zouden zijn en de tussenpersoon, ondanks een dergelijke conversie-actie vóór 2005, tot 2016 niet zou hebben gereageerd op het niet doorvoeren daarvan bij [eiser] , dat een grove zorgplichtschending van de tussenpersoon oplevert die niet voor rekening en risico van Allianz komt.
Allianz is geen beleid over het vergoeden van supercel-schade op niet geconverteerde polissen bekend.
4.9.1
[eiser] houdt kennelijk Allianz aansprakelijk voor een eerdere omissie door haar rechtsvoorgangster Aegon, daargelaten eventuele (verdere) aanpassingen die Allianz zelf heeft doorgevoerd toen zij risicodrager werd.
Als juist is wat [eiser] stelt, te weten dat de polis ingevolge het eigen beleid van Aegon geconverteerd had moeten worden, dat Aegon de tussenpersoon van [eiser] daarvan voor de schadedatum verwittigd had, en dat ten tijde van de schadedatum die conversie ten onrechte nog niet was doorgevoerd, en als voorts juist is dat Allianz in andere gevallen waarin zich die situatie voordeed de schade ten gevolge van de supercel heeft vergoed alsof die conversie wel geschied was, dan mocht [eiser] er als verzekerde redelijkerwijs op vertrouwen dat ook hij die schade vergoed zou krijgen. Deze grondslag is buitencontractueel. [eiser] mocht er dan, in beginsel, op mocht vertrouwen dat Allianz de schade ten gevolge van onrechtmatig nalaten van haar rechtsvoorgangster Aegon zou dragen.
Nu [eiser] een relevant en gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan wordt hij toegelaten tot het door hem aangeboden bewijs.
4.9.2
Ter voorkoming van misverstand merkt de rechtbank op dat de stellingen van [eiser] , zelfs als zij na bewijslevering juist blijken, onvoldoende zijn voor de conclusie dat [eiser] ’s niet-geconverteerde polis daarvoor dekking bood. In de stellingen van [eiser] valt immers niet te lezen dat er al voor 23 juni 2016 wilsovereenstemming tussen (de tussenpersoon als vertegenwoordiger van) [eiser] en Aegon bestond, maar dat slechts was verzuimd de daarmee in overeenstemming zijnde polisdocumentatie op te maken.
[eiser] stelt slechts dat Aegon te kennen had gegeven gebruik te zullen maken van haar bevoegdheid tot aanpassing van de voorwaarden in de door [eiser] gestelde en hiervoor bedoelde zin. Om die reden is deze subsidiaire vordering, anders dan Allianz stelt, ook niet in strijd met de primaire, daargelaten wat van een dergelijke strijdigheid de consequenties zouden zijn.
4.10.1.
Als [eiser] erin slaagt dat bewijs te leveren ligt de vordering in beginsel voor toewijzing gereed, nu de schadecijfers tussen partijen vast staan en de rentevordering ter zitting is gecorrigeerd.
Dat, als [eiser] in dat bewijs slaagt, wellicht ook zijn tussenpersoon een fout heeft gemaakt en zijn zorgplicht heeft geschonden doet daarbij niet ter zake. Het staat [eiser] vrij Allianz aan te spreken uit onrechtmatige daad en niet zijn tussenpersoon op basis van schending van zijn zorgplicht.
4.10.2.
Als [eiser] niet slaagt in het bewijs wordt de vordering afgewezen. De enkele omstandigheid dat Aegon, al voor het evenement, een andere verzekering -het agrarisch zakenpakket- aanbood die wel dekking voor deze schade zou hebben geboden volstaat niet. Het was immers aan [eiser] (geadviseerd door zijn tussenpersoon) om desgewenst die andere verzekering te sluiten. Vast staat dat hij dat niet heeft gedaan.
4.11.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen
laat [eiser] toe tot het bewijs van zijn stellingen dat:
a. de polis ingevolge het eigen beleid van Aegon geconverteerd had moeten worden en Aegon de tussenpersoon van [eiser] daarvan voor de schadedatum verwittigd had,
b. ten tijde van de schadedatum die conversie nog niet was doorgevoerd,
c. Allianz, in andere gevallen waarin zich de onder a en b bedoelde situatie voordeed, de schade ten gevolge van de supercel heeft vergoed alsof die conversie wel geschied was;
bepaalt dat nu [eiser] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125, voor de rechter mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten;
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555
de namens hem te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met december 2020 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal/zullen worden bepaald;
bepaalt dat Allianz indien zij getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal/zullen een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd;
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank op voormeld adres en aan de wederpartij moeten toesturen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020 door mr. C. Bouwman, rolrechter.
106/2111