Rb. Gelderland, 24-10-2013, nr. AWB 13/270
ECLI:NL:RBGEL:2013:3995, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
24-10-2013
- Zaaknummer
AWB 13/270
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:3995, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 24‑10‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:5533, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:1438, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑10‑2013
Inhoudsindicatie
AWR, artikel 52a, informatiebeschikking, op de zaak betrekking hebbende stukken, uitspraak op bezwaar voordat informatiebeschikking onherroepelijk is geworden
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 13/270
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 oktober 2013
inzake
mr. [X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 20 april 2012 een informatiebeschikking krachtens artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) afgegeven voor het jaar 2006 en de jaren daarna.
Bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2012 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen bij brief van 14 januari 2013, ontvangen door de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 15 februari 2013 heeft eiser zijn beroep nader gemotiveerd.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Eiser heeft zich daar laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [gemachtigde], advocaat te [Q], bijgestaan door mr. [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], [B] en mr. [C].
Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent de pleitnota’s tot de gedingstukken.
2. Feiten
2.1
Bij brief van 19 december 2011 heeft verweerder aangekondigd dat hij voornemens is om op grond van artikel 47 AWR een boekenonderzoek in te stellen bij eiser en dat de aanvaardbaarheid van onderdelen uit zijn aangiften inkomstenbelasting onderzocht zal worden. Ook zal onderzoek worden gedaan bij twee vennootschappen van eiser, te weten [D] BV en [E] BV, op grond van artikel 53 AWR, en een derde vennootschap van eiser, [F] Ltd, op grond van artikel 47 AWR. Bij de brief is een bijlage gevoegd met daarin een overzicht van de stukken die verweerder ter inzage wil ontvangen en de vragen waarop verweerder een antwoord wil krijgen. In de brief is omtrent het onderzoek, voor zover hier van belang, voorts het volgende vermeld:
“
(…)
Op dit moment hebben wij de volgende onderdelen van de aangiften benoemd die we aan een nader onderzoek willen onderwerpen:
Aangiften IB van [X]:
Onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aftrek hypotheek rente eigen woning over de jaren 2006 - heden;
onderzoek naar de funding van het vermogen van [F] Ltd. en de gevolgen van de liquidatie van [F] Ltd. in 2010;
onderzoek naar (verwerking van) de vanuit [F] Ltd. afkomstige dividendstroom;
[F] Ltd.:
onderzoek naar de feitelijke vestigingsplaats (artikel 4 AWR).
We behouden ons het recht voor het onderzoek uit te breiden naar de andere vennootschappen van de heer [X], dan wel het aantal onderwerpen van onderzoek uit te breiden.”
2.2
Omdat niet alle gevraagde inlichtingen aan verweerder zijn verstrekt, heeft verweerder op 20 april 2012 de informatiebeschikking aan eiser afgegeven. In de informatiebeschikking is onder meer het volgende vermeld:
“In verband met het boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van uw aangiften inkomstenbelasting (hierna IB) over de jaren vanaf 2006 graag uw aandacht voor het volgende.
Zoals we u hebben verteld in ons gesprek op 28 maart 2012 hebben wij een dispuut met uw adviseurs de heren [G] en [H] over een map met door [I] gemaakte kopieën. Deze kopieën waren op ons verzoek gemaakt. Deze map omvat stukken van u. U weet over welke map het gaat en welke stukken we bedoelen. Een aantal reeds gekopieerde stukken uit die map zijn ons door uw adviseurs niet verstrekt terwijl wij daarnaar wel meerdere keren hebben gevraagd omdat we menen dat die stukken van belang kunnen zijn voor uw eigen belastingheffing.
(…)
In het gesprek op 28 maart 2012 hebben we ook u persoonlijk gevraagd deze map met (in ieder geval de nog niet aan ons verstrekte) kopieën ons alsnog ter beschikking te stellen. Ik begreep vandaag van de heer [gemachtigde] dat u na overleg met al uw adviseurs persisteert in het niet verstrekken van die kopieën. Nu u niet adequaat op ons verzoek hebt gereageerd, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking (ex artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen).”
2.3
Eiser heeft op 28 juni 2011 bezwaar gemaakt tegen de met dagtekening 9 juli 2011 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2008. Verweerder heeft met dagtekening 27 april 2012 het bezwaar van eiser afgewezen.
2.4
Eiser heeft bij brief van 25 mei 2012 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
2.5
Bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2012 heeft verweerder het bezwaar toegewezen voor zover dit ziet op de vragen met betrekking tot de hypotheekrente.
3. Geschil
In geschil is of de onderhavige informatiebeschikking terecht is vastgesteld.
Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
- -
behoren het controledossier en een intern memo van verweerder tot de op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb?
- -
moet de informatiebeschikking geheel of gedeeltelijk vervallen in verband met de uitspraak op bezwaar van 27 april 2012?
- -
is de informatiebeschikking terecht vastgesteld?
4. Beoordeling van het geschil
Op de zaak betrekking hebbende stukken
4.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op inzage in het interne memo dat door de ambtenaar die het boekenonderzoek heeft ingesteld is opgesteld voor de behandelaar van het bezwaarschrift. Ook stelt hij zich op het standpunt dat hij recht heeft op inzage in het controledossier. Hij stelt dat hij moet kunnen beoordelen of het verzoek van verweerder om informatie op grond van artikel 47 van de AWR proportioneel en redelijk is. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder te gelasten deze stukken, die volgens eiser op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb zijn, over te leggen. Hij heeft daarbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008, nr. 43448 (ECLI:NL:HR:2008: BA3823).
4.2
De rechtbank wijst het verzoek van eiser af. Uit het arrest van de Hoge Raad van
4 juni 2010, nr. 09/00212 (ECLI:NL:HR:2010:BM0137) volgt dat verweerder niet gehouden is de gegevens waarop hij zijn verzoek om inlichtingen baseert aan eiser ter inzage te stellen nog voordat deze zijnerzijds de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt. Het feit dat verweerder met ingang van 1 juli 2011 gehouden is een voor bezwaar en beroep vatbare informatiebeschikking te nemen indien niet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 47 van de AWR is voldaan, maakt dat niet anders.
De gevolgen van de uitspraak op bezwaar van 27 april 2012
4.3
In artikel 52a van de AWR is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Indien de inspecteur (…) een beschikking neemt voordat de met betrekking tot die (…) beschikking genomen informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, vervalt de informatiebeschikking.”
4.4
Vaststaat dat verweerder met dagtekening 20 april 2012 één informatiebeschikking heeft vastgesteld voor de jaren 2006 en verder. Uit de van partijen afkomstige stukken is voorts gebleken dat aan eiser met dagtekening 9 juli 2011 de aanslag IB/PVV 2008 is opgelegd. Op het bezwaar van eiser tegen deze aanslag is door verweerder op 27 april 2012 uitspraak gedaan. Op dat moment was de informatiebeschikking nog niet onherroepelijk geworden.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat onder een beschikking in de zin van artikel 52a, derde lid van de AWR moet worden verstaan een beschikking als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De uitspraak op bezwaar van 27 april 2012 is een uitspraak in vorenbedoelde zin. Anders dan verweerder stelt kan uit de tekst van artikel 52a, derde lid van de AWR niet worden afgeleid dat het moet gaan om een voor bezwaar vatbare beschikking. De rechtbank is voorts van oordeel dat de tekst van dit onderdeel van artikel 52a van de AWR niet anders kan worden gelezen dan dat de informatiebeschikking in zijn geheel moet komen te vervallen nu verweerder met betrekking tot een onderdeel van die informatiebeschikking een beschikking heeft genomen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever heeft beoogd dat de informatiebeschikking dan deels, in casu voor alle jaren behalve voor het jaar 2008, in stand kan blijven.
Conclusie
4.6
De rechtbank komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat de informatiebeschikking moet komen te vervallen. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.414 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt
€ 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de informatiebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.414;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. R.A. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.R. Richardson, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 24 oktober 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.