Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/43
43 De driestappentoets van art. 52 lid 1 Handvest
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS575459:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Gerards 2011, p. 140; Chébti 2015, p. 66 e.v.
Alberdink Thijm & De Vries 2015, p. 180. Vgl. HvJ EU 27 maart 2014, C-314/12, ECLI:EU:C:2014:192 (UPC Telekabel Wien), r.o. 63.
Art. 52 lid 1 luidt: ‘1. Beperkingen op de uitoefening van de in dit Handvest erkende rechten en vrijheden moeten bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen slechts beperkingen worden gesteld, indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.’
Conclusie A-G Cruz-Villalón inzake HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, ECLI: EU:C:2011:771, NJ 2012/479, m.nt. P.B. Hugenholtz (Scarlet/SABAM), sub 90.
Conclusie A-G Cruz-Villalón inzake HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, ECLI: EU:C:2011:771, NJ 2012/479, m.nt. P.B. Hugenholtz (Scarlet/Sabam).
Zie hierna hoofdstuk 8.
Conclusie A-G Cruz Villalón inzake HvJ EU 16 juli 2015, C-580/13, ECLI:EU: C:2015:485 (Coty Germany/Stadtsparkasse Magdenburg), r.o. 33.
Voornoemde driestappentoets die in de rechtspraak van het EHRM is ontwikkeld, is ‘overgenomen’ in het EU-recht en gecodificeerd in art. 52 lid 1 Handvest. Die bepaling staat beperkingen op de uitoefening van grondrechten toe voor twee alternatieve doelen: de beperking moet aan een door de EU erkende doelstelling van algemeen belang (eerste alternatief), dan wel aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (tweede alternatief) beantwoorden. Bij het eerste alternatief gaat het erom dat er een rechtvaardig evenwicht (fair balance) is tussen het algemene belang dat gediend wordt met de beperkende maatregel en de inbreuk op het individuele grondrecht.1 Het tweede alternatief houdt in dat een rechtvaardig evenwicht tussen de toepasselijke (grond)rechten worden gevonden.2
Voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van een beperking van een grondrecht dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Is de beperking ‘bij wet gesteld’ (legaliteitsbeginsel)?
Eerbiedigt de beperking de ‘wezenlijke inhoud’ van het betreffende grondrecht?
En is de beperking geschikt, noodzakelijk en evenredig om het nagestreefde legitieme doel te bereiken (evenredigheidsbeginsel)?3
Zoals in hoofdstuk 2 aan de orde is gekomen, is de doelstelling van de Handhavingsrichtlijn de bescherming van het grondrecht op intellectuele eigendom (art. 17 lid 2 Handvest). Het betreft hier een legitieme doelstelling van algemeen belang.4 De maatregelen, procedures en rechtsmiddelen op grondslag van de Handhavingsrichtlijn kunnen evenwel de uitoefening van (andere) grondrechten beperken. Zo kan de verplichting voor een access provider een kostbaar filtersysteem te installeren om inbreuken op te sporen de uitoefening van het recht op ondernemerschap en het recht op privacy beperken.5 En kan proceskostenveroordeling ex art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn c.q. art. 1019h Rv gevolgen hebben voor de uitoefening van het grondrecht op toegang tot de rechter.6 Dergelijke beperkingen zijn toelaatbaar mits zij voldoen aan de hiervoor beschreven vereisten van art. 52 lid 1 Handvest.
De vraag die in dit proefschrift centraal staat, is of de omzetting van art. 14 IE- Handhavingsrichtlijn in art. 1019h Rv en de uitleg en toepassing daarvan in de praktijk verenigbaar zijn met EU-recht. Omdat de omzetting, uitleg en toepassing als een tenuitvoerlegging van het recht van de EU hebben te gelden (zie par. 3.3), vallen zij onder de werkingssfeer van het Handvest. Daar waar art. 1019h Rv de uitoefening van het recht op toegang tot de rechter beperkt, geldt dat de rechtmatigheid daarvan kan worden getoetst aan de clausules van art. 52 lid 1 Handvest. Daarbij is van belang dat beperkingen van de grondrechten en beginselen van het Handvest, om rechtmatig te zijn, aan alle genoemde voorwaarden moeten voldoen.7 Daarom zullen hierna alle clausules aan een afzonderlijke analyse worden onderworpen. Dit zal de basis vormen voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitleg en toepassing van art. 1019h Rv in de volgende hoofdstukken.