Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/46:46 Deelconclusie: de betekenis van de driestappentoets voor de uitleg van art. 1019h Rv
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/46
46 Deelconclusie: de betekenis van de driestappentoets voor de uitleg van art. 1019h Rv
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS580183:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De Nederlandse proceskostenveroordeling in IE-zaken heeft een wettelijke basis, om precies te zijn in art. 1019h Rv. Aan het legaliteitsbeginsel lijkt aldus prima facie te zijn voldaan. In hoeverre deze wet voldoet aan de genoemde kwaliteitsvereisten van toegankelijkheid, duidelijkheid en voorzienbaarheid zal worden onderzocht in de hoofdstukken 5-6.
Uit de rechtspraak over ‘het wezenlijke inhoudsvereiste’ kan voorts worden afgeleid dat de proceskostenveroordeling van art. 1019h Rv niet zodanig hoog mag uitvallen dat de kern van het recht op toegang tot de rechter wordt aangetast, in die zin dat deze kosten een partij kunnen beletten zich tot de overheidsrechter te wenden. Tevens volgt daaruit dat waarborgen moeten worden gesteld ter voorkoming van blootstelling aan hoge, prohibitieve proceskosten en dat gefinancierde rechtsbijstand geboden moet worden waar nodig. In hoeverre hiervan sprake is zal evenzeer in de navolgende hoofdstukken worden onderzocht.
Tot slot vereist het evenredigheidsbeginsel dat er een redelijke verhouding is tussen het met art. 1019h Rv nagestreefde doel en de beperking van de uitoefening van grondrechten. Omdat de beperking (van het recht op effectieve toegang tot de rechter) doorgaans zal zijn ingegeven door een ander grondrecht (het recht op bescherming van IE en/of het recht op effectieve toegang) zal een balans moeten worden gevonden. Om de evenredigheidstoets in abstracto te kunnen doorstaan dient art. 1019h Rv daarom zo te worden uitgelegd en toegepast dat een mogelijke veroordeling in de proceskosten geen disproportionele beperking van het recht op toegang tot de rechter vormt, in die zin dat partijen kunnen worden belet dit grondrecht uit te oefenen. Meer specifiek brengt het voorgaande mee dat de proceskostenveroordeling niet prohibitief hoog mag uitvallen en indien nodig gematigd moet kunnen worden. De vraag zal moeten worden beantwoord of er alternatieve interpretaties mogelijk zijn die minder schadelijk zijn om het gestelde doel te bereiken. Het evenredigheidsbeginsel zal in concreto vereisen dat de nadelen van een proceskostenveroordeling ex art. 1019h Rv in redelijke verhouding staan tot het daarmee beoogde doel. De uitoefening van het grondrecht op de bescherming van IE-rechten mag de grondrechten van de wederpartij niet onevenredig beperken. Zoals in het vorige hoofdstuk aan de orde is gekomen, kan bij de beoordeling van de evenredigheid van de verzochte proceskostenveroordeling bijvoorbeeld ook de aard en de toerekenbaarheid van de IE-inbreuk in acht worden genomen.