Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.3.5.4:4.3.5.4 Neutraliteit
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.3.5.4
4.3.5.4 Neutraliteit
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS350334:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
MvT, Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 3, blz. 47 en NnavV, Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 8, blz. 7-8.
NnavV, Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 8, blz. 64-65.
Zie ook Hoogeveen (2011), blz. 366 en Heithuis (2010a).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In paragraaf 4.3.2.4 is aangegeven dat het renteloos zijn van een invorderingsfaciliteit een aanzuigende werking heeft. Dat geldt ook voor de hier te toetsen invorderingsfaciliteit waarbij de tot een indirect ab behorende aandelen of winstbewijzen worden overgedragen tegen een tegenprestatie lager dan de waarde in het economische verkeer.
Vanuit het oogpunt van neutraliteit is het goed dat een faciliteit in de wet is opgenomen voor situaties waarin een indirect ab wordt geschonken. Indien de overheid ervoor kiest een doorschuiffaciliteit in de wet op te nemen voor situaties waarbij een direct ab wordt geschonken, acht ik het juist in ieder geval ook een faciliteit te bieden voor de situatie waarbij een indirect ab wordt geschonken, temeer omdat het meer voor de hand ligt een ab in de werkmaatschappij te schenken dan een ab in de holdingvennootschap. In de holdingvennootschap bevindt zich vaak het pensioen en de daartegenover staande beleggingen. Op voorhand is het moeilijk aan te geven welke van de faciliteiten de voorkeur heeft en of belastingplichtigen hun gedrag gaan aanpassen om een specifieke faciliteit te benutten. Wanneer de doorschuiffaciliteit bij schenking wordt toegepast moet een onderscheid worden gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen. Voor de in art. 25, elfde lid, IW 1990 opgenomen invorderingsfaciliteit geldt de eis dat de bezittingen van de vennootschap waarop de overgedragen aandelen betrekking hebben niet in belangrijke mate mogen bestaan uit beleggingen. Ook geldt voor art. 25, elfde lid, IW 1990 geen werknemerseis zoals deze wel geldt in art. 4.17c Wet IB 2001 (eerste lid, onderdeel d). Het voordeel van een doorschuiffaciliteit is evenwel dat (nog) niet over de belastingclaim hoeft te worden afgerekend (voor zover de waarde van de aandelen ziet op ondernemingsvermogen). Een invorderingsfaciliteit geeft alleen uitstel van betaling.
Indien de overdrager de in art. 4.17c Wet IB 2001 opgenomen doorschuiffaciliteit toch wil benutten en de huidige holdingvennootschap wil behouden kan hij overgaan tot splitsing van de holdingvennootschap in twee vennootschappen. De ene vennootschap houdt de aandelen in de werkmaatschappij en de andere vennootschap de beleggingen en de eventueel tot het vermogen van de vennootschap behorende pensioenvoorziening. Vervolgens kunnen de aandelen in de holdingvennootschap met het belang in de werkmaatschappij worden geschonken. Deze route is door de regering zelf geopperd tijdens de parlementaire behandeling.1 Tevens is in een later stadium bevestigd dat een dergelijke splitsing geacht wordt niet in overwegende mate te zijn gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.2 Ik acht het opmerkelijk dat de regering dit standpunt inneemt. De aandelen in de holdingvennootschap met het belang in de werkmaatschappij worden immers na splitsing geschonken aan de begiftigde.3 Vanuit neutraliteitsoogpunt moge het duidelijk zijn dat het verstorend is als belastingplichtigen zonder uitzicht op de doorschuiffaciliteit niet tot splitsing waren overgegaan.