Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.3.5.1
4.3.5.1 Werking bepaling
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS349151:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Voetnoten
Voetnoten
Op grond van een toezegging in de parlementaire behandeling kan pas sprake zijn van een indirect ab indien de belastingplichtige een direct ab heeft in de holdingvennootschap (MvA, Kamerstukken I 1996/97, 24 761, nr. 62b, blz.5).
Dit speelt ook in art. 25, negende lid, IW 1990. In paragraaf 4.3.4.5 is er al op gewezen dat het uitstel alleen wordt verleend indien de vervreemde aandelen ten minste 5% van het geplaatste kapitaal uitmaken. Indien een belastingplichtige uitsluitend winstbewijzen houdt, kan aan deze voorwaarde nooit worden voldaan.
In de vorige paragraaf was aan de orde de situatie dat een direct gehouden ab werd overgedragen tegen schuldigerkenning. Voor de hieruit voortvloeiende belastingschuld kan een beroep worden gedaan op de in art. 25, negende lid, IW 1990 opgenomen invorderingsfaciliteit. Voor een indirect ab is dit anders. Onder een indirect ab wordt verstaan de situatie waarin een belastingplichtige via een holdingvennootschap een belang1 heeft van ten minste 5% in een andere vennootschap (aanhef art. 4.6 Wet IB 2001).2 Indien een belastingplichtige inkomen uit ab geniet omdat de holdingvennootschap waarop het ab ziet aandelen in een andere vennootschap tegen schuldigerkenning heeft overgedragen is daarvoor geen invorderingsfaciliteit nodig. Wanneer een holdingvennootschap immers een werkmaatschappij tegen schuldigerkenning overdraagt is dit geen vervreemding in box 2, maar een vervreemding die onder de werkingssfeer van de vennootschapsbelasting valt. De overdracht van een indirect ab heeft wel gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting van de ab-houder indien de vennootschap de aandelen in de werkmaatschappij schenkt aan de opvolger (schenking bovenlangs). Dit leidt voor de ab-houder tot een dividenduitkering in box 2. Het bedrag van de dividenduitkering wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer verminderd met de tegenprestatie. Ook voor deze situatie heeft de regering een faciliteit willen creëren. De regering heeft daarbij gekozen voor een invorderingsfaciliteit. Voor de schenking van een direct ab geldt de in art. 4.17c Wet IB 2001 opgenomen doorschuiffaciliteit. De keuze van de regering voor een invorderingsfaciliteit in plaats van een doorschuiffaciliteit komt aan de orde bij de toetsing aan doeltreffendheid. De koper moet, conform de in art. 25, negende lid, IW 1990 opgenomen bepaling, een natuurlijk persoon zijn of een rechtspersoon waarvan alle aandelen worden gehouden door een natuurlijk persoon. Overigens is het opmerkelijk dat in de eerste volzin van art. 25, elfde lid, IW 1990 uitsluitend aandelen worden genoemd die door de vennootschap op verzoek van haar aandeelhouder worden overgedragen. Er wordt niet gesproken over winstbewijzen. Dit aspect komt ook terug in de tweede volzin. Ook daar wordt alleen over aandelen gesproken. Pas in de laatste volzin van art. 25, elfde lid, IW 1990 worden winstbewijzen genoemd.3
De belastingschuldige moet een schriftelijk verzoek doen om uitstel van betaling te krijgen voor de op de dividenduitkering betrekking hebbende belastingschuld (art. 3a, eerste lid, Uitv.reg. IW 1990). In dit artikellid ontbreekt de voorwaarde dat moet worden ingestemd met door de ontvanger te stellen nadere voorwaarden (deze eis wordt wel gesteld in art. 3, eerste lid, IW 1990). Het is mij niet duidelijk waarom deze eis voor deze invorderingsfaciliteit niet geldt.
Het uitstel houdt in dat de verschuldigde belasting kan worden voldaan in tien gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later (art. 3a, derde lid, Uitv.reg. IW 1990).
Het uitstel wordt beëindigd indien de begiftigde aandelen of winstbewijzen welke aan het uitstel ten grondslag liggen, vervreemdt of wanneer daaruit reguliere voordelen van substantiële omvang worden genoten. Zie nader de toetsing aan doeltreffendheid.
Er wordt gedurende de periode van het uitstel geen invorderingsrente berekend (art. 28, derde lid, IW 1990).
De voorwaarden in art. 25, elfde lid, IW 1990 zijn voor een groot gedeelte afgestemd op de voorwaarden zoals opgenomen in art. 25, negende lid, IW 1990. Dit ligt ook voor de hand omdat art. 25, negende lid, IW 1990 ziet op de vervreemding van een direct ab en het hier te bespreken elfde lid op de vervreemding van een indirect ab. In deze paragraaf worden uitsluitend nog de voorwaarden getoetst die niet reeds aan de orde zijn gekomen bij de toetsing van art. 25, negende lid, IW 1990.