Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.10.54 [Plaatsing]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2017
- Bronpublicatie:
16-03-2017, Stcrt. 2017, 15087 (uitgifte: 24-03-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/311749)
- Inwerkingtreding
01-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2017, Stcrt. 2017, 15087 (uitgifte: 24-03-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/311749)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van Keuren | |
---|---|---|
1. | De grote lichten moeten aan de voorzijde van het voertuig zijn aangebracht op een hoogte van niet minder dan 0,35 m en niet meer dan 1,20 m boven het wegdek. | Leden 1 tot en met 7: visuele controle, in geval van twijfel wordt gemeten. |
2. | De dimlichten en de stadslichten moeten aan de voorzijde van het voertuig zijn aangebracht:
| |
3. | De richtingaanwijzers en de waarschuwingsknipperlichten moeten zijn aangebracht:
| |
4. | De achterlichten moeten aan de achterzijde van het voertuig zijn aangebracht:
| |
5. | De remlichten moeten aan de achterzijde van het voertuig zijn aangebracht:
| |
6. | De rode retroreflectoren moeten aan de achterzijde van het voertuig zijn aangebracht:
| |
7. | In afwijking van het zesde lid, moet bij gehandicaptenvoertuigen niet voorzien van een gesloten carrosserie, de rode retroreflector zijn aangebracht aan de linkerzijde van het voertuig op een hoogte van niet minder dan 0,25 m en niet meer dan 0,90 m boven het wegdek. |