Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking)
Artikel 41 Vergunningverlening
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 26-06-2021.
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2034)
- Inwerkingtreding
25-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2034)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de onderneming uit een derde land een bijkantoor heeft gevestigd of voornemens is een bijkantoor te vestigen, verleent de vergunning pas als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat:
- a)
aan de voorwaarden van artikel 39 is voldaan, en
- b)
het bijkantoor van de onderneming uit een derde land in staat zal zijn de in de leden 2 en 3 bedoelde bepalingen in acht te nemen.
De bevoegde autoriteit deelt de onderneming uit een derde land binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag mede of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is.
2.
Het bijkantoor van de onderneming uit een derde land waaraan overeenkomstig lid 1 een vergunning is verleend, voldoet aan de verplichtingen van de artikelen 16 tot en met 20, de artikelen 23, 24, 25 en 27, artikel 28, lid 1, en de artikelen 30, 31 en 32 van deze richtlijn en van de artikelen 3 tot en met 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en aan de op grond daarvan vastgestelde maatregelen en staat onder toezicht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de vergunning is verleend.
De lidstaten leggen met betrekking tot de door deze richtlijn bestreken aangelegenheden geen aanvullende verplichtingen op ten aanzien van de organisatie en bedrijfsuitoefening van het bijkantoor en behandelen bijkantoren van ondernemingen uit derde landen niet gunstiger dan ondernemingen uit de Unie.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten ESMA jaarlijks in kennis stellen van de lijst van bijkantoren van ondernemingen uit derde landen die op hun grondgebied actief zijn.
ESMA maakt jaarlijks een lijst bekend van bijkantoren van ondernemingen uit derde landen die actief zijn in de Unie, waarin de naam wordt vermeld van de onderneming uit een derde land waartoe het bijkantoor behoort.
3.
Het bijkantoor van de onderneming uit een derde land dat overeenkomstig lid 1 een vergunning heeft verkregen, verstrekt de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteit jaarlijks de volgende informatie:
- a)
de schaal en reikwijdte van de door het bijkantoor in die lidstaat verrichte diensten en activiteiten;
- b)
voor ondernemingen uit derde landen die de in punt 3 van deel A van bijlage I vermelde activiteit verrichten, hun maandelijkse minimale, gemiddelde en maximale blootstelling aan tegenpartijen uit de EU;
- c)
voor ondernemingen uit derde landen die de in punt 6 van deel A van bijlage I vermelde diensten verlenen, de totale waarde van financiële instrumenten afkomstig van tegenpartijen uit de EU die de voorafgaande twaalf maanden zijn overgenomen of met plaatsingsgarantie zijn geplaatst;
- d)
de omzet en de totale waarde van de activa die overeenstemmen met de onder a) bedoelde diensten en activiteiten;
- e)
een gedetailleerde beschrijving van de voor de cliënten van het bijkantoor beschikbare beleggersbeschermingsregeling, met inbegrip van de rechten van deze cliënten die voortvloeien uit het in artikel 39, lid 2, onder f), bedoelde beleggerscompensatiestelsel;
- f)
zijn risicobeheerbeleid en ‐regelingen voor de onder a) bedoelde diensten en activiteiten;
- g)
de governanceregelingen, met vermelding van de medewerkers met een sleutelfunctie voor de activiteiten van het bijkantoor;
- h)
alle andere informatie die de bevoegde autoriteit noodzakelijk acht voor een alomvattende monitoring van de activiteiten van het bijkantoor.
4.
Op verzoek delen de bevoegde autoriteiten de volgende informatie aan ESMA mee:
- a)
alle vergunningen voor bijkantoren waaraan overeenkomstig lid 1 vergunning is verleend en alle latere wijzigingen van die vergunningen;
- b)
de schaal en reikwijdte van de door een bijkantoor met een vergunning in de lidstaat verrichte diensten en activiteiten;
- c)
de omzet en de totale activa die overeenstemmen met de onder b) bedoelde diensten en activiteiten;
- d)
de naam van de groep uit een derde land waartoe een bijkantoor met een vergunning behoort.
5.
De in lid 2 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteiten, de bevoegde autoriteiten van entiteiten die deel uitmaken van dezelfde groep waartoe bijkantoren van ondernemingen uit derde landen met een overeenkomstig lid 1 verkregen vergunning behoren, en ESMA en EBA werken nauw samen om ervoor te zorgen dat alle activiteiten van die groep in de Unie worden onderworpen aan uitgebreid, consistent en doeltreffend toezicht overeenkomstig deze richtlijn, Verordening (EU) nr. 575/2013, Verordening (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) 2019/2033, Richtlijn 2013/36/EU en Richtlijn (EU) 2019/2033[lees: 2019/2034].
6.
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificering van het formaat waarin de in de leden 3 en 4 bedoelde informatie moet worden medegedeeld.
ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 26 september 2020 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.