HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rov. 2.3.1.
HR, 17-10-2023, nr. 21/03315
ECLI:NL:HR:2023:1424
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2023
- Zaaknummer
21/03315
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1424, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:4479
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:728
ECLI:NL:PHR:2023:728, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑09‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1424
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2023-0421
Uitspraak 17‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Mishandeling, meermalen gepleegd (art. 300.1 Sr). Vordering benadeelde partij. Heeft b.p. als rechtstreeks gevolg van bewezenverklaard handelen van verdachte immateriële schade geleden? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/03315
Datum 17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2021, nummer 23-002466-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Biemond, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
Conclusie 05‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. ’s Hofs kennelijke oordeel dat m.b.t. de b.p. sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, a.b.i. art. 6:106, aanhef en onder b, BW, welke aantasting het gevolg is van het bewezenverklaarde feit, is niet onbegrijpelijk en - ook in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd - toereikend gemotiveerd. Ambtshalve constatering dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, maar dat leidt niet tot strafvermindering. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/03315
Zitting 5 september 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 20 juli 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens "mishandeling, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde zoals in het bestreden arrest is vermeld. Ook heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het bestreden arrest is vermeld.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en J. Biemond, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1
Het middel klaagt over de verwerping door het hof van het verweer van de verdediging over de vordering van de benadeelde partij.
3.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 april 2018 in Nederland, meermalen, [slachtoffer] heeft mishandeld door telkens met kracht
- die [slachtoffer] tegen het oor en tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en
- de nek van die [slachtoffer] vast te pakken en vast te houden en vervolgens in de nek van die [slachtoffer] te knijpen en
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken.”
3.3
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindt zich een ‘Verzoek tot schadevergoeding’ van de benadeelde partij met bijlagen. Dit formulier houdt onder meer in:
“4B Immateriële schade (smartengeld)
Zie voeging BP
Totaal immateriële schade € 1.250,-“
3.4
Het bij genoemd verzoek gevoegde schadeonderbouwingsformulier houdt onder meer het volgende in:
“(…)
[slachtoffer] beschrijft in haar aangifte vele incidenten (zie PV pagina 1-5); in de tenlastelegging, waar de vordering aan gebonden is, zien we welke feitelijkheden opgenomen zijn. Hier is ook in opgenomen het slaan tegen het oor. [slachtoffer] heeft o.a. letsel van een scheur in het trommelvlies opgelopen. Ook is er PTSS vastgesteld, zie als productie 1 het schrijven van [A] psychologen d.d. 30 oktober 2019. Er wordt een opsomming gegeven van de ontstane klachten: die onder meer bestaan uit herbelevingen, nachtmerries, spanningsklachten, negatieve zelfbeeld maar ook over anderen, boosheid, schaamte, verminderde belangstelling, gevoelens van onthechting, prikkelbaar, overdreven schrikreacties, concentratieproblemen en slaapproblemen. Met andere woorden een ongelukkige vrouw die zich met alle energie moet zien te herpakken na een langdurige destructieve relatie.
In de brief van [A] psychologen staat ook verwoord dat: De klachten zijn ongeveer zes maanden geleden ontstaan en nemen afwisselend toe en af. Als oorzaak voor het ontstaan en/of in stand houden van haar klachten noemt cliënte de zij bijna dagelijks fysiek en mentaal mishandeld is door haar ex-vriend gedurende ongeveer anderhalf jaar.
[slachtoffer] verwoord het zelf in haar slachtofferverklaring (productie 2) ze heeft tot op de dag van vandaag klachten en is naast zichzelf bijna iedereen kwijtgeraakt. Ze knokt om er bovenop te komen maar dat kan nog een geruime periode duren.
(…)
Nu na 29 sessies therapie (zie productie 3 ontslagrapportage [A] psychologen d.d. 9 september 2020) is er gelukkig wel enige vooruitgang maar gelet op het bovenstaande ziet de benadeelde partij voldoende aanknopingspunten om te komen tot een vordering benadeelde partij op het immateriële vlak.
Redenen waarom de benadeelde partij uw Rechtbank eerbiedig verzoekt om de vordering toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het bedrag van € 1.250,- aan immateriële schade, althans een voorschot op het smartengeld toe te wijzen voor een bedrag door u in goede justitie bepaald, en dit te vermeerderen met de wettelijke rente.
(…)
Jurisprudentie
(…)
Gelet op de klachten van [slachtoffer], de intensiteit van de benoemde klachten, de langdurige therapie die ze heeft gehad, die diagnose PTSS acht de benadeelde partij een bedrag € 1.250,00 aan immateriële schade op zijn plaats.
Totale schade: € 1.250,00
Bijlagen:
Productie 1 brief [A] psychologen.
Productie 2 slachtofferverklaring.
Productie 3 ontslagrapportage [A] psychologen.”
3.5
De bij het schadeonderbouwingsformulier als bijlage 1 gevoegde brief van [A] psychologen, houdt het volgende in:
“[A] psychologen
(…)
Locatie Centrum, 30-10-2019
Geachte dokter,
Op 18 en 30 oktober hebben er twee gesprekken ter intake plaats gevonden met [slachtoffer]. Hierbij meld ik u dat bovengenoemde cliënte is gestart met psychologische behandeling van een posttraumatische-stressstoornis met paniekaanvallen in de Specialistische GGZ.
Aanmeldingsklachten
Cliënte geeft aan last te hebben van paniekaanvallen, zich afsluiten van de buitenwereld, een tekort aan dagelijkse structuur en moeite met het oppakken van het ‘normale leven’ in het algemeen. Ze vertelt door traumatische ervaringen last te hebben van herbelevingen, nachtmerries, spanningsklachten, negatieve overtuigingen over zichzelf, anderen en de wereld, persisterende afschuw, boosheid, schaamte, verminderde belangstelling, gevoelens van onthechting van anderen en onvermogen om geluk of voldoening of liefdevolle gevoelens te ervaren. Cliënte is prikkelbaar, vertoont zelfdestructief gedrag (overmatig alcohol-en wietgebruik), is overmatig alert, heeft overdreven schrikreacties, heeft concentratieproblemen en slaapproblemen. Cliënte vertelt daarbij moeite te hebben om over gevoelens te praten. De klachten zijn ongeveer zes maanden geleden ontstaan en nemen afwisselend toe en af. Als oorzaak voor het ontstaan en/of in stand houden van haar klachten noemt cliënte dat zij bijna dagelijkse fysiek en mentaal mishandeld is door haar ex-vriend gedurende ongeveer anderhalf jaar.
De hulpvraag van cliënte is: weer structuur krijgen in haar dagelijkse leven en een manier vinden om haar gedachten te reguleren zodat ze er zelf weer meer controle over heeft.
Eerdere hulpverlening
Cliënte heeft toen zij 13 jaar oud was last gehad van depressieve klachten na het overlijden van haar oma. Cliënte heeft toen behandeling gehad zonder resultaat. Op het moment dat cliënte toentertijd met de pil was gestopt klaarden de depressieve klachten op, aldus cliënte. Daarnaast vertelt cliënte dat er zo’n vier maanden geleden bij Jellinek na onderzoek PTSS is vastgesteld. Cliënte heeft één sessie groepsbehandeling gevolgd bij Jellinek in verband met wietgebruik, maar heeft toen besloten daarmee te stoppen.
Beschrijvende diagnose
Cliënte heeft tussen 2016 en 2018 traumatische ervaringen meegemaakt. De traumatische ervaringen keren herhaaldelijk via herbelevingen en tijdens dromen terug. Cliënte ervaart hevige psychische spanning en heeft last van fysiologische reacties bij blootstelling aan interne en externe prikkels die de trauma’s symboliseren. Cliënte vermijdt gedachten, beelden en situaties die met de trauma’s samenhangen. Er is sprake van negatieve verandering in cognitie en stemming zoals onvermogen bepaalde aspecten van de traumatische gebeurtenissen te herinneren, negatieve overtuigingen over zichzelf, anderen en de wereld, persisterende afschuw, boosheid, schaamte, verminderde belangstelling, gevoelens van onthechting van anderen en onvermogen om geluk of voldoening of liefdevolle gevoelens te ervaren. Cliënte is prikkelbaar, vertoont zelfdestructief gedrag (overmatig alcohol-en wietgebruik), is overmatig alert, heeft overdreven schrikreacties, heeft concentratieproblemen en slaapproblemen.
Huidig medicatie-en middelengebruik
Cliënte gebruikt geen medicatie. Cliënte drinkt ongeveer 10 tot 15 alcoholische eenheden, namelijk bier, één avond per week. Cliënte gebruikt drugs, namelijk wiet, ongeveer 1 keer per week een halve gram. Cliënte drinkt geen cafeïne houdende dranken.
Zorgzwaarte-indicatie
Er is sprake van ernstige problematiek. Daarnaast is er sprake van matige complexiteit en een laag suïciderisico. Er is geen geweldsrisico. De klachten zijn sinds zo’n zes maanden aanwezig.
Suïcidaal risico
Cliënte heeft de afgelopen maand gedacht dat ze beter af was als ze dood was, maar heeft geen concrete plannen en heeft geen gedachten aan suïcide. Cliënte heeft op haar 13e jaar twee suïcidepogingen en op haar 17e jaar een suïcidepoging gedaan. Het suïciderisico wordt momenteel als laag ingeschat.
Psychologisch onderzoek
Op de SQ-48, een vragenlijst die de mate van psychische klachten meet, scoort cliënte afwijkend op de subschalen sociale fobie, somatische klachten, depressie en angst in vergelijking met de algemene populatie. De subschaal sociale fobie duidt op verhoogde sociaal angstige klachten zoals verlegen zijn, gevoelens van minderwaardigheid. De subschaal somatische klachten gaat om lichamelijke symptomen die kunnen optreden bij somatische aandoeningen maar ook lichamelijke verschijnselen die optreden wanneer men erg angstig is en paniekaanvallen ervaart. De subschaal depressie geeft aan dat er een verhoogde mate van depressieve symptomen zijn gerapporteerd. De subschaal angst geeft aan dat er in verhoogde mate sprake is van zenuwachtigheid, beverigheid, rusteloosheid of een vorm van gespannenheid.
Classificatie volgens DSM-5
Er is sprake van een 309.81 post-traumatische stressstoornis, met paniekaanvallen met uitgestelde expressie.
Tijdens de intake is het familiebeleid besproken en is afgesproken dat de voor cliënte belangrijke personen vooralsnog niet bij de behandeling worden betrokken.
Contact
Voor verdere afstemming sta ik gaarne ter beschikking.
Hopende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd,
Met vriendelijke groet,
[betrokkene 1]
Psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog
[betrokkene 2]
GZ-psycholoog/Regiebehandelaar
(…)”
3.6
De bij het schadeformulier als bijlage 2 gevoegde slachtofferverklaring, houdt in:
“Vanaf het begin van de relatie met [verdachte] is dit geen goede geweest. Waar het eerst bij mentale mishandeling bleef, ging dit al snel over in (uiteindelijk dagelijkse) fysieke mishandeling. Na een jaar therapie gevolgd te hebben voor mijn aan deze relatie overgehouden PTSS, heb ik sinds kort geen last meer van paniekaanvallen, maar dit betekent niet dat ik niet nog elke dag lijd onder wat hij mij heeft aangedaan.
Ik kan niet meer huilen. Huilen was het ergste wat ik hem aan kon doen, huilen verdiende de ergste straf. Als ik tranen op voel komen, voel ik zijn vingers mijn keel dicht drukken. Ik krijg geen lucht en ik zie zijn hoofd boven me, ogen zwart van haat terwijl hij mijn adem afsluit. Hoe ik probeer te gillen dat hij op moet houden, omdat ik geen lucht krijg, maar dit zijn grip alleen maar versterkt. Ik moest als ik dit wilde voorkomen, maar stil zijn en in een hoekje verdwijnen zodra ik iets had gedaan wat hem zou triggeren. Zoals op de verkeerde toon spreken, een biertje drinken, een kus willen geven, op zijn voet staan tijdens het schoonmaken, zijn broer geen gedag zeggen of simpelweg zoals het zitten op mijn telefoon of het niet afgeven van mijn telefoon de seconde dat hij dit eiste.
Ik slaap niet meer. Laat staan met een man naast me. In mijn slaap ben ik het kwetsbaarst. De talloze keren die ik midden in de wakker werd gemaakt, omdat hem iets niet beviel, of omdat hij simpelweg zin had in seks; of ik daar nu mee instemde of niet, hebben zijn sporen voorgoed achter gelaten. Als ik slaap kan ik mij niet beschermen. Als ik slaap ben ik bang voor het moment waarop ik wakker word.
Ik kan niet meer vertrouwen. Ik kan me niet meer concentreren. Ik ben al mijn vrienden kwijtgeraakt. Ik ben bijna mijn familie kwijtgeraakt. Ik ben het vertrouwen van andere mensen kwijtgeraakt. Ik ben mijn zelfvertrouwen kwijtgeraakt. Ik ben mijn zelfrespect kwijtgeraakt. Ik loop nog dagelijks op straat om mij heen te kijken of hij niet toevallig ergens rondloopt, klaar voor de aanval. Op straat een klap uitdelen heeft hem nooit eerder tegen gehouden. Ik moet dagelijks vechten om het idee in mijn hoofd te krijgen dat ik een leven leid wat het waard is om te leven. Ik leefde met de overtuiging dat ik deze relatie niet overleven zou. Hij zou een keer te ver gaan. Hij zou er een keer wél een eind aan maken.
Ik ben misschien na 2 jaar van de paniekaanvallen af, maar het zal mij een leven lang kosten om van [verdachte] af te komen.”
3.7
De bij het schadeformulier als bijlage 3 gevoegde ontslagrapportage [A] psychologen, houdt voorts, voor zover van belang, in:
“(…)
Betreft: Ontslagrapportage [slachtoffer], [geboortedatum]-1999
Geachte huisarts,
Op 25 september 2019 zag ik [slachtoffer] voor een intakegesprek. Hierbij meld ik u dat de psychologische behandeling is afgesloten op 9 september 2020.
Beloop behandeling
Er hebben in totaal 29 sessies plaatsgevonden binnen de SGGZ.
In samenspraak met cliënt is gewerkt aan de volgende doelen: weer structuur krijgen in haar dagelijks leven en een manier vinden om haar gedachten te reguleren zodat ze er zelf weer meer controle over heeft. Later in de behandeling gaf cliënt aan haar wietgebruik te willen stoppen. Cliënte wilde graag de traumatische ervaringen verwerken.
De volgende interventies zijn toegepast: imaginaire exposure, EMDR, gedragsactivatie, creëren van een dagstructuur, cognitieve therapie (g-schema’s en gedragsexperimenten), tips voor een gezonde slaaphygiëne, leefstijlverbetering gericht op het wietgebruik waaronder zelfcontrole maatregelen en daarnaast is er een terugvalpreventieplan opgesteld. Tevens heeft cliënt de E-health module G-schema Compleet gevolgd.
Cliënt geeft aan grotendeels klachtenvrij te zijn en dat haar doelen grotendeels bereikt zijn. Cliënt geeft aan meer structuur in haar dagelijks leven te ervaren, haar gedachten beter te kunnen reguleren en zo meer in staat te zijn haar emoties te sturen. Cliënt zegt beduidend minder te blowen, meer gemotiveerd te zijn voor haar studie, maar soms nog wel wat slaapproblemen te ervaren en dus nog niet volledig gestopt te zijn met blowen. Binnenkort zal cliënt verhuizen en dan wil ze volledig stoppen met blowen, aldus cliënt. Cliënt geeft aan minder last van de traumatische ervaringen te hebben.
Behandelresultaat volgens vragenlijsten
SQ-48 bij intake, totaalscore: 69, met afwijkende scores op de subschalen: sociale fobie, somatische klachten, depressie en angst.
SQ-48 bij laatste sessie, totaalscore: 31, zonder afwijkende scores op de subschalen.
De zelfrapportage vragenlijst geeft het beeld dat er sprake is van een sterke verbetering tot volledig herstel van de aanmeldingsklachten.
Vervolg
Er is besproken hoe om te gaan met een eventuele terugval en samen met cliënt is een terugvalpreventieplan ingevuld. Mochten de klachten terugkomen dan kan er contact worden opgenomen met ondergetekende. Indien cliënte graag het wietgebruik verder wil verminderen of stoppen, kan er ook worden gedacht aan meer specialistische zorg. Wij denken hierbij aan de instellingen Trubendorffer of Kick your Habits.
Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
[betrokkene 1]
Psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog/Behandelaar
[betrokkene 3]
GZ-psycholoog/Regiebehandelaar
(…)”
3.8
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De raadsheer maakt melding van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van immateriële schade. Zij heeft zich gevoegd tot een bedrag van € 1.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Mr. Ten Berge houdt de aan dit proces-verbaal gehechte schriftelijke slachtofferverklaring voor.
Voorts voert mr. Ten Berge het woord namens de benadeelde partij en brengt het volgende naar voren:
De vordering wordt gehandhaafd. Ik verzoek u deze toe te wijzen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade wordt bevestigd door de verklaring die ik zojuist heb voorgelezen en daarnaast worden de klachten ook bevestigd door de brief van de huisarts die is overgelegd. Ook verzoek ik u het contactverbod op te leggen.
Desgevraagd door de raadsheer verklaart de verdachte:
Ik vind het heel erg, dat onze relatie van iets moois naar zoiets lelijks is geworden. Zij vraagt veel geld en dat heb ik niet. Ik weet niet of ik vind dat zij daar recht op heeft.
De advocaat-generaal voert het woord, leest vordering voor en legt die aan het hof over.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen zoals de politierechter heeft gedaan, met uitzondering van het gooien van de telefoon tegen het lichaam van aangeefster, en vordert dat de verdachte ter zake daarvan wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod. Tevens vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering benadeelde partij, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman voert het woord tot verdediging. De raadsman doet dit aan de hand van pleitnotities, die door raadsman aan het hof worden overgelegd en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. Hij voegt daaraan nog het volgende toe:
Nadat de relatie tussen de aangeefster en mijn cliënt was beëindigd, heeft de aangeefster twee jaar nagedacht voordat zij aangifte deed. Vervolgens heeft zij bij de politie niet alleen over mishandeling verklaard, maar ook over andere ernstige zaken, zoals seksuele handelingen tegen haar wil. De politie heeft op dat punt weliswaar niets met de aangifte gedaan, maar daardoor wordt wel een beeld van mijn cliënt geschapen. Hij wordt door de aangeefster overal van beschuldigd, maar wat daarvan precies klopt is niet te verifiëren. Ook is er geen onderbouwing voor de medische en psychische punten waarover de aangeefster heeft verklaard. Zij is bovendien op geen enkele zitting geweest, zodat u ook geen indruk van haar hebt kunnen krijgen.
Mr. Ten Berge voert het woord als volgt:
Een civiele vordering moet worden onderbouwd, onder andere door medische verklaringen. Er is geen reden om aan de bijgevoegde verklaringen te twijfelen. Bovendien is er ook nog de verklaring van een huisarts dat sprake was van een gescheurd trommelvlies. De vordering moet worden toegewezen.
De advocaat-generaal voert het woord tot repliek en brengt daartoe het volgende naar voren:
Dat sprake is van pijn en letsel blijkt uit de zich in het dossier bevindende doktersverklaring. Ten aanzien van de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de aangeefster het volgende. Dat de aangeefster pas op een later moment aangifte heeft durven doen, wil niet zeggen dat hetgeen waarover zij verklaart niet is gebeurd. Dat moet in het perspectief worden gezien van schaamte en onzekerheid en dat is ook heel begrijpelijk. Daar moeten dan ook geen ongefundeerde vraagtekens bij worden gezet. Bovendien was de verdachte het eerste vriendje van de aangeefster en was hij ouder dan zij. Ook zou volgens de raadsman opvallend zijn dat de vriendinnen van de aangeefster niets hebben gemerkt, maar het komt vaak voor dat vrouwen niet spreken over wat zij meemaken. Dat de psychische klachten van aangeefster van internet zouden zijn afgehaald en dat de huisarts niet objectief zou zijn, is een diskwalificatie van een professional die de raadsman niet kan hardmaken.
Bovendien bekent de verdachte deels.
De raadsman voert het woord tot dupliek en brengt daartoe het volgende naar voren:
De advocaat-generaal vult een en ander voor de aangeefster in, maar dat is niet aan het openbaar ministerie. Ik verwijs naar een website, die is genoemd in mijn pleitnota. De verdediging heeft het te doen met het dossier zoals dat er ligt en mag daar iets van vinden.”
3.9
De onder 3.8 bedoelde schriftelijke slachtofferverklaring houdt het volgende in:
“Nog dagelijks kijk ik om me heen of ik [verdachte] nergens zie. Ik sta constant klaar in de startblokken om weg te kunnen rennen als dat nodig is, ik leef in een constante staat van alertheid. Iemand zien die ook maar een beetje wat van hem wegheeft, leidt tot een hartverzakking, zweetuitbarstingen, trillende spieren; het gevoel alsof mijn laatste uur geslagen heeft.
Ik moet mezelf eraan herinneren dat ik op mijn 16de, 17de en 18-jarige leeftijd, zonder eerdere relaties te hebben gehad, niet kon weten dat dit niet was hoe een relatie hoorde te zijn. Hij was de volwassenen, ik vertrouwde erop dat hij dat wist. Hij beloofde me elke keer dat er niemand meer van me hield dan hij, dat dit de laatste keer zou zijn, dat hij zou veranderen. Het was niet mijn schuld dat ik hem geloofde.
Het kost mij nog altijd moeite om te accepteren dat het niet mijn schuld was, dat ik deze daden niet op mij uit heb geroepen. Hoeveel ik ook voor hem deed, hoe ik alles voor hem overhad, ik mij in elke bocht wrong; niets was goed en alles zou hem uitlokken. Ik heb 2 jaar alleen maar op mijn tenen gelopen, en ben daar alsnog voor gestraft.
Ik leef nog altijd in isolatie. Bang om nieuwe mensen te ontmoeten, bang voor wie ze eigenlijk zijn achter de sluier die je aan de oppervlakte ziet. Bang om naar buiten te gaan en geconfronteerd te worden met emoties, met herinneringen. Bang om geconfronteerd te worden met agressie, woede en geweld.
Ik vertrouw niemand meer, de sociale angst en het wantrouwen in wat er in mensen schuilt maken dit onmogelijk. Na honderden keren van degene van wie ik het meest hield te horen dat niemand het met mij vol zou houden, dwaalt dit nog altijd door mijn hoofd alsof het de realiteit is.
Hoewel ik 3 jaar geleden de relatie voorgoed heb kunnen ontvluchten, ben ik nog altijd een schaduw van wie ik was. Ik ben mijn complete sociale cirkel kwijtgeraakt tijdens de relatie, ik ben in depressies beland, ik heb concentratieproblemen, ik heb paniekaanvallen waarbij ik niet kan ademen, mijn benen compleet verkrampen, mijn hele lichaam oncontroleerbaar begint te trillen en ik niks anders kan dan liggend en stuiptrekkend wachten tot de paniekaanval weggaat en de beelden stoppen. Ik kan niet aan de jaren met [verdachte] denken, of überhaupt aan hem denken, zonder dat tot zo'n paniekaanval leidt.
Nog steeds schrik ik nachten wakker met het gevoel van zijn handen die mijn keel dichtdrukken, van zijn gezicht wat boven me hangt met zwarte ogen die vol haat op me neerkijken. Het doodsbange gevoel overheerst nog altijd.
Sinds ik weet dat [verdachte] in hoger beroep zou gaan, heeft dit de flashbacks, dromen en paniekaanvallen weer zwaar aangewakkerd. Na een jaar behandeld te zijn voor PTSS leek ik deze onder controle te hebben. Het feit dat hij volhoudt dat de schuld niet bij hem ligt, dat hij de verantwoordelijkheid voor wat hij aangericht heeft niet wil nemen en vooral dat hij zich niet eens realiseert wat hij heeft aangericht, maakt het onmogelijk het verleden een plek te kunnen geven.
Zoals ik dit nu opschrijf, hoor ik hem denken dat ik me aanstel. Voel ik zijn irritatie een de emoties die ik uit, alsof ik ze alleen heb om hem te manipuleren en uit de tent te lokken. Ik durf niet met hem in 1 ruimte te zijn. Ik durf niet mijn emoties te uiten met hem in handbereik. Ik durf zijn blik niet eens op te vangen, de blik die me nog altijd in flashbacks en dromen achtervolgt.
Ik zal dankzij [verdachte] nooit meer hetzelfde zijn, maar ik zal hierna ook niet meer leven in angst.”
3.10
Voorts bevindt zich bij de stukken de onder 3.8 bedoelde brief van de huisarts van 16 juli 2021, inhoudende:
“Betreft: verklaring van de psychische gesteldheid van cliënte ten gevolge van de tenlastelegging
Geachte Officier van Justitie,
Middels deze verklaring wordt kenbaar gemaakt dat cliënte [slachtoffer] tot op de dag van vandaag nog ernstige klachten ondervindt ten gevolge van het tenlastegelegde van de betrokkene. Hiervoor heeft zij van 2019 tot 2020 langdurig therapie behoeft en start momenteel opnieuw met therapie, om te leren omgaan met de klachten die passend zijn bij een Posttraumatische stressstoornis (PTSS). Hiernaast ervaart zij sinds eind 2020, naar aanleiding van de rechtszaak in eerste aanleg, depressieve klachten waarvoor zij momenteel medicatie slikt.
Graag zien wij dat deze informatie meegenomen wordt in de uitspraak van de tenlastelegging.
Met vriendelijke groet,
[betrokkene 4], POH-GGZ
Uit naam van:
[betrokkene 5], huisarts”
3.11
De door de raadsman van verdachte aan het hof overgelegde pleitnotities houden, voor zover van belang, het volgende in:
“9. Benadeelde partij:
De vordering tot immateriële schade dient te worden afgewezen dan wel N.O. te worden verklaard.
De aangifte lezende en het verslag van de behandelend sector kan tot geen andere conclusie gekomen dan dat er geen enkel verband is tussen handelingen van cliënt en de gestelde klachten en een diagnose bij [slachtoffer].
Om te beginnen is de behandelend sector niet objectief en is het zeer ongebruikelijk dat deze naar buiten toe rapporteert in dergelijke zaken.
Daarbij ontstaat de stellige indruk dat aangeefster bij [A] een flink aantal niet te verifiëren klachten wordt opgesomd, die zomaar van het internet gehaald kunnen zijn en die [A] dan klakkeloos overneemt. Ik verwijs bijv naar de website van www.lentis.nl. waarop bij PTSS keurig en in bijna gelijke bewoordingen alle door [A] genoemde symptomen staan opgesomd.
We lezen ook geen feitelijke onderbouwing van de opgesomde symptomen. Of en welke ervaringen [slachtoffer] met [A] heeft gedeeld, is onbekend.
[A] verwijst slechts naar een eerdere diagnose door Jelinek. De indruk bestaat dat [A] hiervan slechts door aangeefster op de hoogte is gebracht. De inhoud van een diagnose door Jelinek kennen we niet.
Of [A] deze diagnose ook heeft gesteld, is niet te lezen.
9. Daarbij is er sprake van behoorlijk middelen gebruik/ misbruik (alcohol, wiet) waarvoor aangeefster geen serieuze behandeling wilde ondergaan, en van een depressieve klachten in de pubertijd die niet werden behandeld.
Overigens is nog steeds sprake van depressieve symptomen, sociale fobie (minderwaardigheid) en andere lichamelijke klachten zonder duidelijke oorzaak.
Deze omstandigheden duiden veeleer op een voorliggende / reeds bestaande klachten en problemen, dan dat ze cliënt aanwijzen als veroorzaker, als enige veroorzaker.
Nergens valt te lezen dat deze klachten zijn veroorzaakt door handelen door cliënt.
Een juiste behandeling en beoordeling van een dergelijke vordering op een zitting van de strafrechter is onmogelijk, vooral gelet op het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing.
Daarbij komt dat de casus die als onderbouwing wordt opgevoerd, uit gaat van heel andere feiten.”
3.12
Het bestreden arrest houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot
schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij betwist, op gronden zoals weergegeven in de aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota.
Vast is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid schatten op € 1.250,-.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.”
3.13
Het middel komt blijkens de toelichting op tegen het oordeel van het hof dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. Volgens de steller van het middel overweegt het hof niets over waaruit de immateriële schade dan voortvloeit en wat de diagnose is. Meer in het bijzonder wordt een drietal deelklachten opgeworpen. In de eerste plaats wordt gesteld dat de geestelijke schade niet is onderbouwd met een onafhankelijk psychiatrisch of psychologisch deskundigenoordeel. Ook wordt betoogd dat uitdrukkelijk verweer is gevoerd op de “diagnose” door de behandeld sector. Uit geen van de berichten van [A] zou zijn af te leiden welke psychiatrische of psychologische diagnose er nu eigenlijk wordt gesteld, terwijl bij pleidooi is gesteld dat er wel een klachtenopsomming is opgenomen, maar die beschrijving woordelijk gelijk is aan een opsomming op het internet. Verder zou ook niet blijken dat [A] de eerder door Jellinek gestelde (zonder onderbouwing gebleven) diagnose heeft getoetst en nergens staat dat [A] dezelfde diagnose heeft gesteld. Volgens de steller van het middel had het hof op deze onderdelen van het gevoerde verweer moeten responderen. In de derde plaats wordt gesteld dat het hof verzuimd heeft te reageren op het verweer met betrekking tot het oorzakelijk verband tussen het feit en de schade.
3.14
De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend.1.
3.15
Artikel 6:106 BW luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:(…)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
3.16
In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, het volgende overwogen:
“Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”
3.17
In zijn arrest van 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1024 heeft de Hoge Raad met betrekking tot het vereiste dat het bestaan van geestelijk letsel in de onder 3.16 bedoelde zin naar objectieve maatstaven moet zijn vastgesteld geoordeeld dat dit vereiste niet inhoudt dat daarvan slechts sprake is indien het gaat om een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, en evenmin dat dit geestelijk letsel slechts door een psychiater of psycholoog kan worden vastgesteld.
3.18
Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat met betrekking tot de benadeelde partij sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, welke aantasting het gevolg is van het bewezenverklaarde feit, te weten de meermaals gepleegde mishandeling. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en - ook in het licht van hetgeen door de verdediging onder 3.11 is aangevoerd - toereikend gemotiveerd. Daarbij merk ik in het bijzonder op dat de klachten van de benadeelde partij in de onder 3.5 weergegeven brief van [A] psychologen als een “309.81 post-traumatische stressstoornis, met paniekaanvallen met uitgestelde expressie” worden geclassificeerd, terwijl de in die brief onder ‘beschrijvende diagnose’ weergegeven symptomen concreet steun vinden in de inhoud van de onder 3.6 en 3.9 weergegeven slachtofferverklaringen van de benadeelde partij. Ook blijkt uit die brief dat de bij de benadeelde partij op 13-jarige leeftijd als gevolg van het overlijden van haar oma ontstane depressieve klachten na het stoppen met de pil zijn opgeklaard en in zoverre dus niet aan het causale verband in de weg staan. Verder blijkt uit de overgelegde brief van de huisarts, zoals hiervoor onder 3.10 weergegeven, dat de benadeelde partij nogmaals in behandeling is wegens klachten die passend zijn bij een posttraumatische stressstoornis en dat zij sinds eind 2020, naar aanleiding van de rechtszaak in eerste aanleg, depressieve klachten ervaart. De door de verdediging opgeworpen klachten vinden zo bezien hun weerlegging in de stukken.
3.19
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
4. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan 2 jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Nu in het onderhavige geval een taakstraf is opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel, minder dan 100 uren beloopt, kan de Hoge Raad volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑09‑2023