Hof Amsterdam, 20-07-2021, nr. 23-002466-20
ECLI:NL:GHAMS:2021:4479
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-07-2021
- Zaaknummer
23-002466-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:4479, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑07‑2021; (Proces-verbaal)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1424
Uitspraak 20‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Mishandeling en vordering benadeelde partij
proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 20 juli 2021
parketnummer 23-002466-20
datum vonnis eerste aanleg 30 oktober 2020
parketnummer 13-172541-20
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 20 juli 2021.
Tegenwoordig:
mr. N. van der Wijngaart , raadsheer,
en mr. C. de Bruin, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. R Huisman, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte] ,
geboren [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats 1] ,
[adres] .
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Biemond, advocaat te ’s-Gravenhage.
Namens de benadeelde partij is mr. F.A. ten Berge ter terechtzitting aanwezig. Zij deelt mede dat de benadeelde partij niet ter terechtzitting is verschenen, omdat zij in quarantaine verblijft vanwege Corona.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij ten onrechte is veroordeeld en dat hij de straf te zwaar vindt.
De raadsheer maakt melding van de volgende nieuwe stukken:
- -
het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 oktober 2020 van de politierechter te Amsterdam;
- -
bovengenoemde rechtbank op 30 oktober 2020.
- -
een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 juli 2021;
- -
een schriftelijke slachtofferverklaring, ingekomen bij e-mailbericht van 19 juli 2021 vanmr. Ten Berge;
- -
een verklaring van mw. [huisarts] , huisarts, ingekomen bij e-mailbericht van 19 juli 2021 van mr. Ten Berge.
Deze stukken worden in het dossier gevoegd.
De raadsman deelt mede dat hij de twee laatstgenoemde stukken niet heeft ontvangen.
Mr. Ten Berge geeft een exemplaar van genoemde stukken aan de raadsman.
De raadsheer deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak, waaronder:
- de processen-verbaal waarvan in de aantekening mondeling arrest melding is gemaakt.
De verdachte, door de raadsheer met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart – zakelijk weergegeven –:
U houdt mij mijn verklaring voor, zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg. Ik zeg u dat die verklaringen niet helemaal kloppen. Ik was zenuwachtig en bang. Ik heb me eerder niet helemaal goed kunnen uitspreken. U zegt dat ik [benadeelde] zou hebben mishandeld toen wij een relatie hadden, maar ik ben het daar niet mee eens. Wij waren heel fysiek met elkaar. We stoeiden vaak, maar we waren niet grof. Het was niet met de bedoeling om letsel toe te brengen. Het is niet zo dat ik gewetenloos op haar heb staan inrammen. Sommige dingen die zij heeft verklaard, vind ik te ver gaan. Bijvoorbeeld over de seksuele dingen die zouden zijn gebeurd. Dat is absoluut niet waar.
U houdt mij voor dat [benadeelde] heeft verklaard, dat ik haar tijdens onze relatie meerdere keren heb mishandeld. Ik zeg u daarop dat zij mij ook meerdere keren in het gezicht heeft geslagen en mijn rug
heeft opengehaald. Het is niet gegaan zoals zij het beschrijft. Ik ben geen monster die haar elke keer sloeg. Het was over en weer. Wij hadden altijd ruzie tijdens onze relatie. Ik was gefrustreerd door de hele situatie. Elke dag was het hetzelfde. Bovendien had zij ook psychische problemen. Ik kon daar toen niet goed mee omgaan.
U houdt mij voor dat ik zojuist nog heb verklaard dat wij met elkaar stoeiden, maar dat u mij nu hoort zeggen dat wij vaak ruzie hadden en dat zij mij ook vaak mishandelde. Dat klopt. Het werd iedere dag erger. Het ging heel ver tussen ons, maar zoals zij het in haar verklaringen heeft omschreven, vind ik te ver gaan. Het klopt wel dat ik haar keel heb dicht geknepen, maar dat was niet met het doel om haar lucht te ontnemen of pijn te doen. Ik deed dat met de bedoeling om haar van mij weg te houden. Zij kwam op mij af en ik vroeg haar of ze rustig wilde doen, maar zij wilde mij geen ruimte geven. Ik gebruikte mijn handen ook op andere plekken om haar af te houden, maar dat hielp niet. En als ik mij van de situatie wilde verwijderen, pakte zij mij vast bij mijn kleding. Maar als ik dan buiten was, dan vroeg ze weer waarom ik wegging. En als ik dan terugkwam, dan was het weer uit volgens haar. Ik vond het heel moeilijk. Dat zij was vreemdgegaan, was een keerpunt in onze relatie. Ik kon dat niet meer loslaten. Ik vertrouwde haar niet meer. dg
Het klopt dat ik mijn handen om haar nek heb gedaan, om te zorgen dat zij van mij wegging. Zij heeft één keer gehoest en toen ben ik meteen gestopt. Ik snap dat het niet niks is als je een hand om je keel krijgt, maar ik heb haar nooit lucht willen ontnemen. Ik deed het omdat wij vaak dezelfde ruzie hadden. U zegt dat u de nek een rare plek vind om iemand weg te duwen. Ik zeg u daarop dat het anders niet lukte om haar van mij af te houden. Zij bleef op mij afkomen. Het was ook uit frustratie. Ik wilde dat zij van mij wegging. Ik heb het ook anders gepropeerd te doen. Ik hab haar zelfs gesmeekt om me een half uur de tijd te geven, zodat we het er later over konden hebben. Dat wilde ze niet.
Het klopt dus dat ik mijn handen om haar nek heb gedaan. Ik deed dat om te zorgen dat zij van mij
wegging. Ik heb haar één keer horen hoesten toen ik haar bij de nek pakte. Ik ben toen meteen gestopt. Ik heb het nooit zo erg willen doen, dat zij geen lucht meer kreeg. Ik heb haar nooit willen
wurgen, maar ik snap dat het niet niks is als je een hand om je keel krijgt. U vraagt mij of ik daarna
nooit heb bedacht dat ik dat niet meer moest doen. Jawel, maar ik heb het toch gedaan. U vraagt mij
waarom ik dat dan toch deed. Op dat moment voelde
ik alleen maar haat. Later ben ik pas gaan nadenken over hoe het zo fout heeft kunnen gaan tussen ons. Ik heb zelf geweld van dichtbij meegemaakt en het zijn niet mijn ideeën van hoe het hoort.
U bespreekt met mij de ten laste gelegde handelingen. Het klopt dat ik de aangeefster heb geslagen. Dat was op haar been. Ik heb haar niet tegen de grond gedrukt. Het klopt wel dat ik haar mond heb dichtgedrukt en dat ik drinken over haar heen heb gegooid. Ik heb geen telefoon of ander hard voorwerp tegen haar lichaam gegooid. Ik gooide wel vaak een kussen naar haar toe. Dat is ook wat op het filmpje te zien is. Ik heb toen ook met een kussen gegooid. Ik heb haar niet aan haar haren getrokken en over de vloer gesleept.
Ik schaam me er nog steeds voor. Ik heb nog nooit geweld tegen iemand gebruikt. Ik denk er nog steeds iedere dag aan en vraag me af hoe het zover heeft kunnen komen. Maar ik had niets in die tijd. Ik had geen huis en zij zei dat ik bij haar kon komen wonen. Dat ging helemaal fout. Zij sprak over samenwonen, maar ze pakte ook mijn sleutels af. Ik wist dus nooit wanneer ik thuis kon komen. Soms moest ik op de school van mijn oom slapen.
U vraagt mij of ik vind dat ik straf heb verdiend. Ik zeg u daarop dat ik het niet vind kunnen wat ik heb gedaan. Ik vind dat ik daarvoor straf heb verdiend. Maar ik vind ook dat sommige dingen erg ver gaan, die zij heeft verklaard. Mijn verklaring bij de politie klopt niet. Ik heb vandaag beter mijn verhaal kunnen doen.
Over zijn persoonlijke omstandigheden verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het klopt dat het ten tijde van het tenlastegelegde niet zo goed ging met mij, maar ik was in behandeling. Ik ging drie keer per week naar therapie. Zij vroeg mij nooit hoe het daarmee ging. Het boeide haar niet. Terwijl zij zelf ook psychische problemen had. Zo heeft zij een keer op een balkon gestaan en gedreigd met zelfmoord. Dat was heel naar. Bij haar werd borderline vastgesteld, maar haar ouders vonden dat daarmee niks gedaan hoefde te worden. Wij zaten samen in die relatie en hadden allebei psychische problemen. Ik vond het heel erg dat ik wel naar therapie ging, maar dat zij er niets mee deed. Tijdens de relatie blowden wij allebei veel, maar ik heb veel hulpverlening gehad. Zo zat ik eerst bij [instelling 1] in Den Haag en bij de [instelling 2] . Nu zit ik bij [instelling 3] , Fivoor en bij de [instelling 2] in Delft. Ik woon in [adres] , maar ik ben vaak bij mijn broer in [plaats] . Wij maken muziek en doen aan fotografie.
U bespreekt met mij het zich in het dossier bevindende reclasseringsadvies. Het klopt dat er nog geen diagnostiek door een psychiater heeft plaatsgevonden, omdat ik te veel blowde. Ik blow nu wel veel minder. Ik ben vorig jaar in een afkickkliniek geweest. Dat is een tijd goed gegaan, maar ik ben weer teruggevallen in gebruik. Ik had veel stress. Door corona ben ik mijn baan kwijtgeraakt. Dat was het enige dat mij regelmaat gaf. Mijn werk was mijn connectie met de echte wereld. Ook heb ik last van galstenen.
Ik krijg nu medicijnen. Ik heb geen contact meer met de aangeefster.
Op vragen van de raadsman verklaart de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik had tijdens de relatie ook last van galstenen, maar dat wist ik toen niet. Ik had continue pijn. Ik dacht dat het stress was. Ik had iedere dag zoveel buikpijn. Ik was zo ziek en gefrustreerd. Zij wist dat ook. Het is pas begin vorig jaar vastgesteld, toen ik in Peru was. Ik heb daar in het ziekenhuis gelegen met een voedselvergiftiging. Er is toen een echo gemaakt en daaruit is gebleken dat ik grote galstenen heb. Ik heb er nog steeds iedere dag last van. Er is behandeling mogelijk, maar ik ben heel bang voor de ingreep. Ik heb het er met elke instantie over hoe ik verder kom met mijn leven, maar ik heb constant pijn. Ik hoop dat ik mijn leven snel weer kan oppakken.
De raadsheer maakt melding van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van immateriële schade. Zij heeft zich gevoegd tot een bedrag van € 1.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Mr. Ten Berge houdt de aan dit proces-verbaal gehechte schriftelijke slachtofferverklaring voor.
Voorts voert mr. Ten Berge het woord namens de benadeelde partij en brengt het volgende naar voren:
De vordering wordt gehandhaafd. Ik verzoek u deze toe te wijzen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade wordt bevestigd door de verklaring die ik zojuist heb voorgelezen en daarnaast worden de klachten ook bevestigd door de brief van de huisarts die is overgelegd. Ook verzoek ik u het contactverbod op te leggen.
Desgevraagd door de raadsheer verklaart de verdachte:
Ik vind het heel erg, dat onze relatie van iets moois naar zoiets lelijks is geworden. Zij vraagt veel geld en dat heb ik niet. Ik weet niet of ik vind dat zij daar recht op heeft.
De advocaat-generaal voert het woord, leest vordering voor en legt die aan het hof over.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen zoals de politierechter heeft gedaan, met uitzondering van het gooien van de telefoon tegen het lichaam van aangeefster, en vordert dat de verdachte ter zake daarvan wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod. Tevens vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering benadeelde partij, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman voert het woord tot verdediging. De raadsman doet dit aan de hand van pleitnotities, die door raadsman aan het hof worden overgelegd en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. Hij voegt daaraan nog het volgende toe:
Nadat de relatie tussen de aangeefster en mijn cliënt was beëindigd, heeft de aangeefster twee jaar nagedacht voordat zij aangifte deed. Vervolgens heeft zij bij de politie niet alleen over mishandeling verklaard, maar ook over andere ernstige zaken, zoals seksuele handelingen tegen haar wil. De politie heeft op dat punt weliswaar niets met de aangifte gedaan, maar daardoor wordt wel een beeld van mijn cliënt geschapen. Hij wordt door de aangeefster overal van beschuldigd, maar wat daarvan precies klopt is niet te verifiëren. Ook is er geen onderbouwing voor de medische en psychische punten waarover de aangeefster heeft verklaard. Zij is bovendien op geen enkele zitting geweest, zodat u ook geen indruk van haar hebt kunnen krijgen.
Mr. Ten Berge voert het woord als volgt:
Een civiele vordering moet worden onderbouwd, onder andere door medische verklaringen. Er is geen reden om aan de bijgevoegde verklaringen te twijfelen. Bovendien is er ook nog de verklaring van een huisarts dat sprake was van een gescheurd trommelvlies. De vordering moet worden toegewezen.
De advocaat-generaal voert het woord tot repliek en brengt daartoe het volgende naar voren:
Dat sprake is van pijn en letsel blijkt uit de zich in het dossier bevindende doktersverklaring. Ten aanzien van de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de aangeefster het volgende. Dat de aangeefster pas op een later moment aangifte heeft durven doen, wil niet zeggen dat hetgeen waarover zij verklaart niet is gebeurd. Dat moet in het perspectief worden gezien van schaamte en onzekerheid en dat is ook heel begrijpelijk. Daar moeten dan ook geen ongefundeerde vraagtekens bij worden gezet. Bovendien was de verdachte het eerste vriendje van de aangeefster en was hij ouder dan zij. Ook zou volgens de raadsman opvallend zijn dat de vriendinnen van de aangeefster niets hebben gemerkt, maar het komt vaak voor dat vrouwen niet spreken over wat zij meemaken. Dat de psychische klachten van aangeefster van internet zouden zijn afgehaald en dat de huisarts niet objectief zou zijn, is een diskwalificatie van een professional die de raadsman niet kan hardmaken. Bovendien bekent de verdachte deels.
De raadsman voert het woord tot dupliek en brengt daartoe het volgende naar voren:
De advocaat-generaal vult een en ander voor de aangeefster in, maar dat is niet aan het openbaar ministerie. Ik verwijs naar een website, die is genoemd in mijn pleitnota. De verdediging heeft het te doen met het dossier zoals dat er ligt en mag daar iets van vinden.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij deelt mede:
Waar ik meest wakker van lig, zijn die seksuele handelingen waarover de aangeefster heeft verklaard. Daar klopt niks van.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
= = = = = = = = = =
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 april 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meermalen zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door (telkens) met kracht
- die [benadeelde] tegen het oor en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- het lichaam van die [benadeelde] tegen de grond te drukken/duwen en/of (vervolgens) tegen de grond te houden en/of
- de nek van die [benadeelde] vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) in de nek van die [benadeelde] te knijpen en/of
- de mond van die [benadeelde] dicht te drukken en/of
- drinken over die [benadeelde] heen te gooien en/of
- een telefoon, in elk geval een hard voorwerp tegen het lichaam van die [benadeelde] te gooien en/of
- die [benadeelde] aan de haren te trekken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Partiële vrijspraak
Het hof is met de raadsman van oordeel dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te oordelen dat het slachtoffer ten tijde van het ten laste gelegde feit de levensgezel van de verdachte was, in de zin dat zij – beoordeeld naar aard en hechtheid – met de verdachte een nauwe persoonlijke betrekking onderhield die vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 april 2018 in Nederland, meermalen, [benadeelde] heeft mishandeld door telkens met kracht
- die [benadeelde] tegen het oor en tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en
- de nek van die [benadeelde] vast te pakken en vast te houden en vervolgens in de nek van die [benadeelde] te knijpen en
- de mond van die [benadeelde] dicht te drukken.
Bewijsmiddelen
De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2020047645-1 van 5 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisant voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van [benadeelde]:
Ik heb van oktober 2016 tot eind april 2018 een relatie met [verdachte] (hierna: [verdachte] ) gehad. In de tijd dat ik een relatie met [verdachte] had, heeft hij mij meerdere malen mishandeld. Dit gebeurde in Amsterdam en in Den Haag (het hof begrijpt: in Nederland). Op 17 december 2016 werd [verdachte] heel boos. Hij heeft mij een aantal keer gewurgd. De periode daarna werd ik vaker gewurgd. Vanaf februari 2017 werden de mishandelingen erger. Hij begon mij toen ook te slaan. Hij heeft mij op een gegeven moment zo hard geslagen dat ik mijn trommelvlies scheurde. In de zomer van 2017 kreeg ik een klap in mijn gezicht. In dezelfde periode heeft hij mij meermaals dusdanig verwurgd dat mijn adem werd afgesloten. [verdachte] hield een hand voor mijn mond als ik wilde schreeuwen. Ik ben ook een keer bij zijn moeder geweest. [verdachte] vond toen dat ik niet leuk deed tegen zijn broer en neef. Hij gaf mij toen een klap in mijn gezicht. Ook wurgde hij mij toen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020047645-19 van 25 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde opsporingsambtenaar:
[benadeelde] verklaarde mij het volgende: “Aan het einde van de relatie legde [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) zijn handen om mijn keel. Hij wurgde mij weer. Ik probeerde te schreeuwen. Hij drukte vervolgens zijn hand op mijn mond om te zorgen dat ik niet kon schreeuwen. Hij benam mij de adem.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
[benadeelde] en ik hadden elke dag ruzie tijdens onze relatie. U bespreekt met mij de ten laste gelegde handelingen. Het klopt dat ik haar heb geslagen. Dat was op haar been. Het klopt dat ik haar mond heb dichtgedrukt. Het klopt dat ik mijn handen om haar nek heb gedaan. Ik heb haar één keer horen hoesten toen ik haar bij de nek pakte.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van pijn en/of letsel.
Het hof overweegt daartoe dat uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij letsel aan het trommelvlies heeft opgelopen. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de bewezen verklaarde handelingen pijn doen, althans dat daarmee in ieder geval sprake is van een onlust veroorzakende gewaarwording.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [benadeelde] .
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uur uren, waarvan 50 uur uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen en gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin, waarbij hij haar heeft geslagen, in de nek heeft geknepen en de mond heeft dichtgedrukt. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn en letsel opgelopen en verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Blijkens de stukken in het dossier ondervindt het slachtoffer daar tot op heden de psychische gevolgen van.
Het hof acht een deels voorwaardelijke taakstraf een passende straf. Gelet op de ouderdom van de feiten, alsmede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet het hof evenwel aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal geëist. Voorts zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer worden verbonden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij betwist, op gronden zoals weergegeven in de aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota.
Vast is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid schatten op € 1.250,-.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is direct of indirect contact te leggen met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1999 te [geboorteplaats 2] .
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 30 april 2018.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en, bij ontstentenis van de griffier, alleen door de raadsheer is ondertekend.