Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende den gedwongen of verplichten arbeid
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 28-05-1947
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het protocol van 09-10-1946, Stb. 1948, I 283.
- Bronpublicatie:
09-10-1946, Stb. 1948, I 283 (uitgifte: 30-07-1948, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-05-1947
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1946, Stb. 1948, I 283 (uitgifte: 30-07-1948, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
1.
Met uitzondering van den arbeid, bedoeld in artikel 10 van dit verdrag, zal de gedwongen of verplichte arbeid in al zijn vormen in geld beloond moeten worden volgens een loonschaal, die niet lager mag zijn dan die, welke voor dezelfde soort arbeid van kracht is, hetzij in de streek waar de arbeiders gebruikt worden, hetzij in de streek, waaruit zij opgeroepen zijn.
2.
In geval van gedwongen arbeid, gevorderd door hoofden in de uitoefening van hun administratieve functies, zal zoo spoedig mogelijk tot betaling van loon op de voorwaarden, als bedoeld in het vorig lid, moeten worden overgegaan.
3.
De loonen moeten betaald worden aan elken arbeider afzonderlijk en niet aan het hoofd zijner gemeenschap of andere autoriteiten.
4.
De reisdagen, om naar de plaats waar gewerkt wordt te gaan en om daarvan terug te keeren, zullen voor de loonbetaling gerekend moeten worden als arbeidsdagen.
5.
Dit artikel verbiedt niet aan de arbeiders het gewone voedselrantsoen als deel van het loon te geven, welke rantsoenen ten minste gelijkwaardig moeten zijn aan de som gelds, welke zij geacht wordt te vertegenwoordigen; van het loon zal echter niets mogen worden afgehouden, noch voor belastingen, noch voor bijzonder voedsel, bijzondere kleeding en woning, welke aan de arbeiders verschaft worden om hen, gelet op de bijzondere omstandigheden van hun werk, in staat te houden hun arbeid voort te zetten, noch voor het verschaffen van gereedschappen.