Einde inhoudsopgave
Erfgoedwet
Artikel 9.4 Eerbiedigende werking Wet tot behoud van cultuurbezit
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
09-12-2015, Stb. 2015, 511 (uitgifte: 18-12-2015, kamerstukken: 34109)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2015, Stb. 2016, 14 (uitgifte: 12-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Erfgoed, monumenten en archeologie
Ruimtelijk bestuursrecht / Monumentenzorg
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De Wet tot behoud van cultuurbezit, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op:
- a.
- b.
de wijziging van een aanwijzing, bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Wet tot behoud van cultuurbezit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, indien de procedure is aangevangen voor de datum van inwerkingtreding van deze wet;
- c.
een verzoek als bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Wet tot behoud van cultuurbezit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, waar nog niet op is beslist;
- d.
een voornemen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet tot behoud van cultuurbezit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, indien dit is gemeld voor de datum van inwerkingtreding van deze wet;
- e.
een aanvraag als bedoeld in artikel 14 van de Wet tot behoud van cultuurbezit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, die is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze wet alsmede een geschil over een besluit op een dergelijke aanvraag.
2.
Een vergunning die is verleend op grond van artikel 14a of artikel 14b van de Wet tot behoud van cultuurbezit wordt geacht een vergunning als bedoeld in artikel 4.22 onderscheidenlijk artikel 4.23 van deze wet te zijn.