Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 89
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2021
- Bronpublicatie:
16-06-2021, Stb. 2021, 300 (uitgifte: 25-06-2021, kamerstukken: 35242)
- Inwerkingtreding
15-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-2021, Stb. 2021, 335 (uitgifte: 14-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
In het kader van een samenwerkingsrelatie als bedoeld in artikel 88 zijn de diensten bevoegd aan de desbetreffende dienst van een ander land gegevens te verstrekken ten behoeve van door deze instanties te behartigen belangen, voor zover:
- a.
deze belangen niet onverenigbaar zijn met de belangen die de diensten hebben te behartigen, en
- b.
een goede taakuitvoering door de diensten zich niet tegen verstrekking verzet.
2.
Voor zover de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op ongeëvalueerde gegevens, vindt de verstrekking niet eerder plaats dan nadat Onze betrokken Minister daarvoor toestemming heeft verleend. De toestemming voor meerdere opeenvolgende verstrekkingen van vergelijkbare aard wordt verleend voor een periode van ten hoogste twaalf maanden en kan telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verleend voor eenzelfde periode. Van een toestemming tot verstrekking wordt de commissie van toezicht terstond op de hoogte gesteld.
3.
Op de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 65, 69 en 70 van overeenkomstige toepassing.
4.
In het kader van een samenwerkingsrelatie als bedoeld in artikel 88 zijn de diensten voorts bevoegd op een daartoe schriftelijk verzoek aan de desbetreffende dienst technische en andere vormen van ondersteuning te verlenen ten behoeve van door deze instanties te behartigen belangen, voor zover:
- a.
deze belangen niet onverenigbaar zijn met de belangen die de diensten hebben te behartigen, en
- b.
een goede taakuitvoering door de diensten zich niet tegen de verlening van de desbetreffende vorm van ondersteuning verzet.
De ondersteuning kan niet bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het zelfstandig verzamelen van gegevens door de desbetreffende dienst in Nederland.
5.
Een verzoek om ondersteuning als bedoeld in het vierde lid dient ondertekend te zijn door de daartoe bevoegde autoriteit van deze dienst en omvat een nauwkeurige omschrijving van de verlangde vorm van ondersteuning alsmede de reden waarom de ondersteuning wenselijk wordt geacht. De verzochte ondersteuning wordt slechts verleend, indien daarvoor toestemming is verkregen van Onze betrokken Minister.
6.
Onze betrokken Minister kan, voor zover de ondersteuning geen betrekking heeft op de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5, 4.2 of 4.3, de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming als bedoeld in het vijfde lid mandateren aan het hoofd van de dienst met dien verstande dat ingeval het een dienst van een ander land betreft ter zake waarvan uit de weging als bedoeld in artikel 88 is gebleken dat daaraan risico’s zijn verbonden, de toestemming wordt verleend door Onze betrokken Minister. Van een verleende toestemming door het hoofd van de dienst wordt Onze betrokken Minister zo spoedig mogelijk geïnformeerd.