Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/153
Onjuist noch onbegrijpelijk oordeel dat art. 3 Politiewet 2012 en art. 141 Sv een toereikende grondslag vormen voor de surveillance.
HR 19-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:80
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 januari 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, C. Caminada
- Zaaknummer
19/02645
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bevoegdheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:80, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1231, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑06‑2020
- Wetingang
Essentie
Onjuist noch onbegrijpelijk oordeel dat met de surveillance geen observatie heeft plaatsgevonden waarmee een min of meer volledig beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het privéleven van de verdachte en dat daarom art. 3 Politiewet 2012 en art. 141 Sv een toereikende grondslag vormen voor die surveillance.
Samenvatting
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2013/413 m.b.t. de vraag wanneer observaties waarvoor geen machtiging ex art. 126g Sv is gegeven, onrechtmatig zijn: dit is het geval als die observaties geschikt zijn om een min of meer compleet beeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.