Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:26 Gekwalificeerde deelneming
Geldend
Geldend vanaf 06-09-2024
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 241 (uitgifte: 30-08-2024, kamerstukken: 36442)
- Inwerkingtreding
06-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-08-2024, Stb. 2024, 246 (uitgifte: 05-09-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank verricht de beoordeling van de aanvraag van een verklaring van geen bezwaar met inachtneming van de doelstellingen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, indien een verwerving of een vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een bank of beleggingsonderneming het gevolg is van:
- a.
de uitoefening van een ingevolge artikel 3A:21, eerste lid, verworven recht op nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten;
- b.
de uitgifte van eigendomsinstrumenten die voortvloeit uit een besluit als bedoeld in de artikelen 3A:17, 3A:18, eerste lid, 3A:19, eerste lid, of de artikelen 16, 18, of 21 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; of
- c.
de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3A:50.
2.
Indien de Nederlandsche Bank nog geen beslissing op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, heeft genomen, is, met ingang van het moment waarop de eigendomsinstrumenten worden uitgegeven totdat op de aanvraag is beslist:
- a.
het stemrecht van de aanvrager van de verklaring van geen bezwaar voortvloeiend uit die eigendomsinstrumenten geschorst en kan dit recht alleen door de Nederlandsche Bank worden uitgeoefend, zonder dat zij daarvoor aansprakelijk is; en
- b.
de aanvrager vrijgesteld van het bepaalde in de artikelen 3:95, 3:96, 3:99, 3:103 en 3:104.
3.
Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 1:106b tot en met 1:106e niet van toepassing.
4.
Indien de Nederlandsche Bank besluit een verklaring van geen bezwaar te verlenen, wordt de houder van de eigendomsinstrumenten geacht het volledige stemrecht met betrekking tot die eigendomsinstrumenten te hebben onmiddellijk nadat het besluit is bekendgemaakt.
5.
Indien de Nederlandsche Bank de aanvraag afwijst, doet de aanvrager afstand van die eigendomsinstrumenten binnen een door de Nederlandsche Bank bepaalde termijn. Het tweede lid, onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing.