Rb. Noord-Nederland, 19-11-2020, nr. 18/750103-19
ECLI:NL:RBNNE:2020:4871
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
19-11-2020
- Zaaknummer
18/750103-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2020:4871, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 19‑11‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2022:2375
Uitspraak 19‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft gedurende langere tijd inkomsten gehaald uit geraffineerde vormen van oplichting. De daarmee verkregen aanzienlijke sommen geld heeft hij witgewassen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een aantal pogingen tot oplichting. Verdachte heeft zich voorgedaan als iemand van een gerechtsdeurwaarderskantoor en dreigde met hoge kosten en beslaglegging als er niet zou worden betaald. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het belemmeren van een geautomatiseerd werk door veelvuldig te bellen met een telefooncentrale en zogenaamde conference calls op te zetten. Naast het bellen naar de telefooncentrale heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een belaging van een man op leeftijd. Hij heeft deze man veelvuldig gebeld, onder meer in de nachtelijke uren, waarbij verdachte hem doorverbond met verschillende ziekenhuizen en instellingen. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een aantal medewerkers van ziekenhuizen en een huisartsenpost. Verdachte is tweemaal onderzocht door een psycholoog. Uit het tweede onderzoek is gebleken dat verdachte in het eerste onderzoek klachten opzettelijk heeft gefingeerd en gesimuleerd. Haar advies is om verdachte te laten observeren/onderzoeken door het PBC. De rechtbank zal hiertoe niet over gaan. In het licht van de ernst van de feiten waarbij met name van belang is dat er geen fysiek gevaar voor personen is geweest, alsmede zijn strafblad waarop evenmin geweldsfeiten staan, is de rechtbank van oordeel dat een observatie in het PBC van verdachte niet opportuun is. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, daarbij inbegrepen de tijd die verdachte in detentie heeft doorgebracht in Denemarken ingevolge het verzoek om overlevering. Daarnaast wordt een groot deel van de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750103-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.G. Logemann, advocaat te Harlingen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-de Boer.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 18 december 2019 te Assen, gemeente Assen, althans in Nederland, meermalen, opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot en/of het gebruik van een geautomatiseerd werk heeft belemmerd, door daaraan gegevens aan te bieden en/of toe te zenden door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar een of meer telefoonnummer(s) van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en/of
- veelvuldig te bellen naar het noodnummer van DV&O, en/of
- veelvuldig een of meer telefoonnummer(s) van DV&O door te verbinden met diverse andere afdelingen en/of instellingen, en/of
- ( hierdoor) een of meer telefoonlijn(en) bezet te houden, althans te belemmeren;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 18 december 2019 te Assen, gemeente Assen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van een of meer medewerker(s) van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar (het telefoonnummer van) DV&O, en/of
- veelvuldig een of meer telefoonnummer(s) van DV&O door te verbinden met diverse andere afdelingen en/of instellingen, en/of
- zich (tijdens de telefoongesprekken) voor te doen als een medewerker van DV&O, en/of
- ( tijdens de telefoongesprekken) veelvuldig zaken of gegevens te benoemen waaruit bleek of kon blijken dat hij, verdachte, kennis en begrip had van de interne processen, procedures en/of systemen en/of te zeggen dat hij (interne) informatie openbaar zal maken, en/of
- ( tijdens de telefoongesprekken) te praten over (het vervoer van) specifieke gedetineerden en/of directeuren en/of het verstrekken van (valse) informatie over geplande ritten,
met het oogmerk die medewerkers van DV&O, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 18 december 2019 te Assen, gemeente Assen, althans in Nederland, een ander, te weten een of meer medewerker(s) van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (telkens) te woord staan van verdachte en/of het aanhoren van verdachte en/of het aanpassen van het interne werkproces en/of personeelsplanning, door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar (het telefoonnummer van) DV&O, en/of
- veelvuldig een of meer telefoonnummer(s) van DV&O door te verbinden met diverse andere afdelingen en/of instellingen, en/of
- zich (tijdens de telefoongesprekken) voor te doen als een medewerker van DV&O, en/of
- ( tijdens de telefoongesprekken) veelvuldig zaken of gegevens te benoemen waaruit bleek of kon blijken dat hij, verdachte, kennis en begrip had van de interne processen, procedures en/of systemen en/of te zeggen dat hij (interne) informatie openbaar zal maken, en/of
- ( tijdens de telefoongesprekken) te praten over (het vervoer van) specifieke gedetineerden en/of directeuren en/of het verstrekken van (valse) informatie over geplande ritten, en/of
- ( hierdoor) een of meer telefoonlijn(en) bezet te houden, althans te belemmeren;
2.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 24 juni 2019 tot en met 15 juli 2019 te Hoogeveen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar die [slachtoffer 1] , en/of
- die [slachtoffer 1] veelvuldig door te (laten) verbinden met diverse ziekenhuizen en/of instellingen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juni 2019 tot en met 15 juli 2019 te Hoogeveen, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (telkens)
- te woord staan van verdachte en/of het aanhoren van verdachte, en/of
- doorverbonden worden met diverse ziekenhuizen en/of instellingen, door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar die [slachtoffer 1] , en/of
- die [slachtoffer 1] veelvuldig door te (laten) verbinden met diverse ziekenhuizen en/of instellingen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2019 tot en met 3 oktober 2019 te Assen, althans in Nederland, een of meer medewerkers van het Wilhelmina ziekenhuis te Assen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan een (andere) medewerker van het Wilhelminaziekenhuis te Assen (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb twee familieleden van het personeel en ik doe ze iets aan" en/of "Ik heb twee personeelsleden, ik wil onderhandelaar als ik niemand te spreken krijg maak ik ze dood ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2019 tot en met 3 oktober 2019, te Nijmegen, althans in Nederland, een of meer medewerkers van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan een of meer (andere) medewerker(s) van dit ziekenhuis (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen (nadat er over de telefoon een knal te horen is):
- “ Dat was één” en/of “Ik heb twee personeelsleden ontvoerd”, en/of
- “ Ik ga ze dood schieten en zoek een onderhandelaar”, en/of
- “ Ik heb hem op automatisch staan nu he. Er zit nog … nu nog vijf stuks in he… ik heb nog één, twee vier volle patr.. vier keer zeven is eenentwintig. Zesentwintig stuks”’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2019 tot en met 25 november 2019 te Arnhem, gemeente Arnhem, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van een of meer medewerker(s) van de Stichting Rijnstate Ziekenhuizen, door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar de receptie, centrale beveiliging en/of andere afdelingen van voornoemd ziekenhuis, en/of
- in de telefoongesprekken met medewerker(s) van voornoemde Stichting zaken of gegevens te benoemen die enkel konden zijn waargenomen door iemand die lijfelijk in het ziekenhuis aanwezig was, en/of een dreigende toon en/of dreigende woorden te gebruiken, en/of
- veelvuldig medewerkers van (diverse afdelingen van) buitenlandse en binnenlandse ziekenhuizen (door) te (laten) verbinden met diverse afdelingen van voornoemd ziekenhuis,
met het oogmerk die medewerker(s) van de Stichting Rijnstate Ziekenhuizen, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2019 tot en met 25 november 2019 te Arnhem, gemeente Arnhem, althans in Nederland, een ander, te weten een of meer medewerker(s) van de Stichting Rijnstate Ziekenhuizen, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (telkens) te woord staan van verdachte en/of het aanhoren van verdachte, door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar de receptie, centrale beveiliging en/of andere afdelingen van voornoemd ziekenhuis, en/of
- in de telefoongesprekken met medewerker(s) van voornoemde Stichting zaken of gegevens te benoemen die enkel konden zijn waargenomen door iemand die lijfelijk in het ziekenhuis aanwezig was, en/of een dreigende toon en/of dreigende woorden te gebruiken, en/of
- veelvuldig medewerkers van (diverse afdelingen van) buitenlandse en binnenlandse ziekenhuizen (door) te (laten) verbinden met diverse afdelingen van voornoemd ziekenhuis;
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2019 tot en met 12 maart 2019 te Den Helder, althans in Nederland, [slachtoffer 3] (centralist Huisartsenpost HKN Huisartsen) en/of [slachtoffer 4] (medewerker van de Intensive Care van het Noordwest ziekenhuis) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te zeggen dat hij, verdachte
- naar het ziekenhuis zou komen met een wapen om mensen neer te schieten, en/of
- een patiënt onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s) zou komen ophalen,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op of omstreeks 21 maart 2019 te Doetinchem, althans in Nederland, [slachtoffer 5] (medewerker Slingeland Ziekenhuis), (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik heb tuberculose” en/of “Ik kom nu naar het ziekenhuis want ik wil zoveel mogelijk mensen besmetten en ik begin bij jou. Je bent nu alleen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
8.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 7 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het bewegen tot afgifte van een of meerdere geldbedragen, van in totaal 10.443,67 euro, en/of het ter beschikking stellen van zijn persoonsgegevens, door (telkens)
- zich voor te doen als medewerker van een (niet bestaand) gerechtsdeurwaarderskantoor “ [benadeelde partij] ”, en/of
- een of meerdere e-mail(s) te sturen naar die [slachtoffer 6] , als waren deze afkomstig van gerechtsdeurwaarderskantoor [benadeelde partij] , inhoudende dat die [slachtoffer 6] een openstaande vordering moest betalen, en/of een inhoudende een dreiging met beslaglegging indien de openstaande vordering niet tijdig zou worden betaald, en/of
- een of meerdere e-mail(s) te sturen naar die [slachtoffer 6] , als waren deze afkomstig van gerechtsdeurwaarderskantoor [benadeelde partij] , inhoudende dat dit een “dwangbevel in naam der Koning” betrof en dat die [slachtoffer 6] (op de dag van ontvangst van de e-mail(s)) een of meer geldbedrag(en) moest overmaken/overboeken, en/of inhoudende een dreiging met beslaglegging indien de openstaande vordering niet tijdig zou worden betaald, en/of
- via de live-chat op de website van “ [benadeelde partij] gerechtsdeurwaarderskantoor” contact te hebben/maken met die [slachtoffer 6] en/of aan te geven dat die [slachtoffer 6] via iDeal kon betalen en/of die [slachtoffer 6] te verzoeken om handelingen te verrichten met zijn bankpas en Rabo-scanner om de geldbedrag(en) over te maken, en/of
- die [slachtoffer 6] te vragen om (de gegevens van) zijn identiteitsbewijs om het dossier af te sluiten,
waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
9.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 10 januari 2019 tot en met 21 augustus 2019, te Veendam, Vinkeveen en/of Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, aangevers, te weten:
- [slachtoffer 7] (aangifte p. 1790), en/of
- [slachtoffer 8] (aangifte p. 1851), en/of
- [slachtoffer 9] (aangifte p. 1861),
(telkens) te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten afgifte van (de in de aangiften genoemde) geldbedragen, immers heeft verdachte
- namens niet bestaande en/of niet aan hem toebehorende (e-mailadressen van) gerechtsdeurwaarders(kantoren) en/of incassokantoren, te weten
- swiercs-gerechtsdeurwaarders@gmx.net, en/of
een of meerdere e-mailberichten gestuurd naar voornoemde aangevers met daarin de tekst dat
- aangevers hadden deelgenomen aan enquêtes, winacties en/of spelletjes en/of app(s) hadden gedownload en/of een Libelle-abonnement hadden afgesloten en/of dat de kosten daarvan niet waren voldaan, en/of dat hiervoor nog een bedrag moest worden overgeboekt, en/of dat er nog een vordering openstond, en/of
- de openstaande vorderingen inmiddels waren verhoogd met wettelijke incassokosten en/of handelsrente, en/of
- er beslag zou worden gelegd op de inboedel en/of de bankrekening van voornoemde aangevers en/of de kosten van de dagvaarding, beslaglegging en/of griffiekosten in rekening zouden worden gebracht, en/of
- er werd verzocht om de (in de aangifte genoemde) geldbedragen te betalen/ over te boeken op een of meer bankrekeningnummer(s)
- [bankrekeningnummer 1] , en/of
- [bankrekeningnummer 2] , en/of
- [bankrekeningnummer 3] , althans een bankrekeningnummer (toebehorende aan verdachte),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
10.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 11 januari 2019 tot en met 9 mei 2019, te Bleiswijk, Goirle en/of Veghel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, aangevers te weten:
- [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (aangifte p. 1870),
- [slachtoffer 12] (aangifte p. 1874), en/of
- [slachtoffer 13] (aangifte p. 1897),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten afgifte van (de in de aangiften genoemde) geldbedragen en/of giftcards met daarop geldbedragen, door
- namens niet bestaande en/of niet aan hem toebehorende (e-mailadressen van) gerechtsdeurwaarders(kantoren), te weten:
- Bekker gerechtsdeurwaarders (incasso@bekker-incasso.com),
- incassocollection@outlook.com, en/of
- Westbroek incasso & gerechtsdeurwaarders (info@westbroekincasso.nl)
een of meerdere e-mailberichten te sturen naar voornoemde aangevers met daarin de tekst dat
- voornoemde aangevers hadden deelgenomen aan enquêtes en/of diensten hadden afgenomen en/of dat de kosten daarvan niet zouden zijn voldaan, en/of dat hiervoor nog een bedrag moest worden overgeboekt, en/of dat er nog een vordering openstond, en/of
- de openstaande vorderingen inmiddels waren verhoogd met wettelijke incassokosten en/of rente, en/of
- er beslag zou worden gelegd op de inboedel en/of de bankrekening van voornoemde aangevers, en/of
- dit een dwangbevel betrof en/of indien er niet (tijdig) betaald zou worden, aangevers gedagvaard zouden worden en/of de kosten van de dagvaarding, beslaglegging en/of griffiekosten in rekening zouden worden gebracht, en/of
- er werd verzocht om de bedragen te betalen/ over te boeken op een of meer bankrekeningnummer(s), te weten
- [bankrekeningnummer 4] , en/of
- [bankrekeningnummer 5] , en/of
- [bankrekeningnummer 3] , en/of
- [bankrekeningnummer 6] , althans een bankrekeningnummer toebehorende aan verdachte, en/of
- er betaald kon worden middels een giftcard, en/of
- via live-chat op de website (van Bekker gerechtsdeurwaarders) contact te hebben/maken met aangever ( [slachtoffer 10] ) en/of aan te geven dat er direct betaald moest worden en/of aan te geven dat indien er niet (tijdig) betaald zou worden er beslag zou worden gelegd op het inkomen en/of de bankrekeningen,
waardoor die aangevers werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
11.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 15 december 2018 tot en met 31 december 2018, in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers, te weten:
- [slachtoffer 14] (50 euro, voor een ticket voor een hotelovernachting in het Hilton hotel, aangifte p. 1934), en/of
- [slachtoffer 15] (50 euro, voor een Bol.com tegoedbon, aangifte p. 1937), en/of
- [slachtoffer 16] (45 euro, voor een ticket voor een hotelovernachting in het Hilton hotel, aangifte p. 1940), en/of
- [slachtoffer 17] (183 euro, voor een ticket voor een hotelovernachting in het Hilton hotel, aangifte p. 1943)
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten afgifte van voornoemde geldbedragen (door genoemde bedragen te betalen/over te boeken op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] , althans een bankrekeningnummer toebehorende aan verdachte), door
- via de internetsite Marktplaats.nl, aan voornoemde aangevers mee te delen dat hij, verdachte, in het bezit was van bovengenoemde tickets, vouchers en of een tegoedbon, en dat hij, verdachte deze kon en wilde leveren na betaling/ overschrijving van voornoemde bedragen, en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) identiteit(en), te weten: Berend Verstraten, en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) marktplaatsaccount(s) met gebruikersnamen, te weten: Hotel-aanbiedingen en/of Pleats, en/of Super, en/of
- gebruik te maken van (valse) e-mailadressen zonder herleidbare personalia, en/of
- zich (aldus) voor te doen als bonafide verkoper(s),
waardoor bovengenoemde aangevers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
12.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 16 februari 2019, te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten, te weten
- de (bedrijfs)naam “ [slachtoffer 18] CS Gerechtsdeurwaarders”, en/of het e-mailadres “swiercs-gerechtsdeurwaarders@gmx.net”, zijnde identificerende gegevens toebehorende aan “ [slachtoffer 18] CS Gerechtsdeurwaarders”, gevestigd te Amsterdam, heeft gebruikt/misbruikt door
- de (voormalig) (bedrijfs)naam “Dekker Gerechtsdeurwaarders”, zijnde identificerende gegevens toebehorende aan het (voormalig) kantoor “Dekker Gerechtsdeurwaarders”, overgenomen door “ [slachtoffer 24] ”,
- e-mailberichten te versturen naar aangevers, (zogenaamd) afkomstig van voornoemde gerechtsdeurwaarderskantoren,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen
en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
13.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, in Duitsland, en/of in Malta en/of in Denemarken en/of elders in Europa, althans in Europa, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte stelselmatig en/of op meerdere tijdstippen in voornoemde periode (telkens):
een of meerdere voorwerpen, te weten geldbedrag(en) tot een bedrag van 25.234,18 euro, althans geldbedragen, overgedragen, omgezet, voorhanden gehad en/of van die geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat genoemde voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, in Duitsland, en/of in Malta en/of in Denemarken en/of elders in Europa, althans in Europa, een voorwerp(en), te weten geldbedrag(en) tot een bedrag van 25.234,16 euro, althans geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Feit 1. primair (belaging)
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de onder 1. primair ten laste gelegde belaging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitsluitend is afgegeven op verdenking van overtreding van artikel 138b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zoals ook onder 1. primair is ten laste gelegd. Het EAB is niet afgegeven voor de onder 1. primair eveneens ten laste gelegde belaging.
Standpunt van de officier van justitie
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging voor de belaging van medewerkers van DV&O, zoals ten laste gelegd onder 1. primair. De kwalificaties van de feiten zoals omschreven onder 1. zijn alle gebaseerd op dezelfde aangifte en het daarin omschreven handelen van verdachte en dat is doorslaggevend.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ), hierna te noemen: Kaderbesluit, houdt in dat een overgeleverd persoon niet wordt vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest. Dat is alleen anders in het in artikel 27, lid 1, bedoelde geval, volgens hetwelk de toestemming voor die overlevering geacht kan worden te zijn gegeven, en in de in artikel 27, lid 3, bedoelde gevallen.
Dit zogenaamde specialiteitsbeginsel houdt verband met de soevereiniteit van de uitvoerende lidstaat en verleent de gezochte persoon het recht om enkel te worden vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd voor het strafbare feit dat de reden tot de overlevering is geweest.
In zijn arrest van 1 december 2008 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie uiteengezet hoe het feitsbegrip van artikel 27 lid 2 van het Kaderbesluit moet worden uitgelegd (ECLI:EU:C:2008:669):
“De in artikel 27, lid 2, van het kaderbesluit gebruikte termen vervolgd, berecht of van zijn vrijheid beroofd wijzen erop dat het begrip enig ander feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de verschillende stadia van de procedure en rekening houdend met iedere procedurele handeling die de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit kan wijzigen.
Om met betrekking tot het vereiste van toestemming uit te maken of een procedurele handeling leidt tot een ander feit dan dat welk in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld, moet de omschrijving van het strafbare feit in het Europees aanhoudingsbevel worden vergeleken met de omschrijving in de latere procedurele handeling.
Vereisen dat de uitvoerende lidstaat voor iedere wijziging in de omschrijving van de feiten toestemming verleent, zou verder gaan dan wat het specialiteitsbeginsel verlangt en afdoen aan het doel, de in het kaderbesluit voorziene justitiële samenwerking tussen de lidstaten te vergemakkelijken en te bespoedigen.
Om uit te maken of al dan niet sprake is van enig ander feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, moet worden nagegaan of de bestanddelen van het strafbare feit, volgens de wettelijke omschrijving die in de uitvaardigende lidstaat daarvan is gegeven, die zijn waarvoor de persoon is overgeleverd en of er voldoende overeenstemming is tussen de gegevens in het aanhoudingsbevel en de gegevens in de latere procedurele handeling. Wijzigingen in de omstandigheden tijd en plaats zijn toegestaan, mits zij volgen uit de elementen die zijn verzameld tijdens de procedure die in de uitvaardigende lidstaat is gevolgd met betrekking tot de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, zij de aard van het strafbare feit niet wijzigen en zij niet leiden tot gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging in de zin van de artikelen 3 en 4 van het kaderbesluit.”
Uit de stukken volgt dat het openbaar ministerie ten aanzien van verdachte op 9 januari 2020 een EAB heeft uitgevaardigd aan de Deense autoriteiten. In dit EAB wordt om aanhouding en overlevering van verdachte verzocht waarbij de van toepassing zijnde strafbare feiten zijn omschreven. In het EAB staat onder feit 4 (aangifte Dienst Vervoer en Ondersteuning) genoemd ‘de belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk’, artikel 138b Sr. Onder 1. primair is tenlastegelegd: belemmeren van een geautomatiseerd werk en/of belaging. Artikel 138b Sr maakt deel uit van Titel V van het wetboek van strafrecht, die als titel draagt: misdrijven tegen de openbare orde, terwijl belaging strafbaar is gesteld in artikel 285b Sr, dat wordt gerekend tot de misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid (Titel XVIII). Weliswaar volgt deze aanvullende kwalificatie uit de elementen die zijn verzameld tijdens de procedure die in Nederland is gevolgd met betrekking tot de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, maar daardoor wordt de aard van het strafbare feit gewijzigd (zoals volgt uit het verschil in beschermd belang) zodat sprake is van een ander feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest in de zin van artikel 27, lid 2, van het kaderbesluit. De rechtbank zal – nu geen van de uitzonderingen op het specialiteitsbeginsel van toepassing is – het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte ten aanzien van de onder 1. primair ten laste gelegde voor zover het belaging betreft.
Ten aanzien van de onder 1. subsidiair ten laste gelegde dwang heeft de raadsman een gelijkluidend preliminair verweer gevoerd, dat door de rechtbank ter terechtzitting is gehonoreerd.
Feit 1. primair (belemmeren geautomatiseerd werk)
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is eveneens betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het belemmeren van een geautomatiseerd werk dat ook onder 1. primair is ten laste gelegd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat [slachtoffer 9] aangifte heeft gedaan namens DV&O maar dat zij daartoe niet gerechtigd was omdat een machtiging daarvoor ontbreekt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een schriftelijke machtiging tot het doen van aangifte niet vereist is. De aangifte van [slachtoffer 9] en de verklaring van de plaatsvervangend directeur van DV&O de heer [gemachtigde 1] ter terechtzitting zijn voldoende om aan te nemen dat [slachtoffer 9] bevoegd was tot het doen van aangifte namens DV&O.
Oordeel van de rechtbank
In de aangifte van [slachtoffer 9] is opgenomen dat zij gerechtigd is tot het doen van aangifte namens DV&O. Dit is ook door de heer [gemachtigde 1] ter terechtzitting bevestigd. Ook zonder zijn bevestiging is de rechtbank van oordeel dat de bevoegdheid van [slachtoffer 9] tot het doen van aangifte namens DV&O voldoende uit haar aangifte blijkt. De wet noch enige andere rechtsregel vereist hiervoor een aparte (schriftelijke) machtiging. De rechtbank acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder 1. primair ten laste gelegde feit, het belemmeren van een geautomatiseerd werk.
Feit 2. primair
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is ook betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de onder 2. primair ten laste gelegde belaging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er weliswaar een aangifte en een klacht van [slachtoffer 1] in het dossier zit, maar dat daaruit niet blijkt dat [slachtoffer 1] nadrukkelijk om vervolging van de dader heeft verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Belaging zoals is ten laste gelegd onder feit 2. primair is een klachtdelict. De rechtbank heeft geconstateerd dat zich in het dossier een aangifte van [slachtoffer 1] bevindt ter zake van belaging. Daarnaast zit er in het dossier een door [slachtoffer 1] ondertekende klacht waarin staat vermeld dat hij uitdrukkelijk heeft verzocht om tot vervolging van de dader over te gaan. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende is voor het openbaar ministerie om tot vervolging van belaging over te gaan. De wet eist niet dat de bewoordingen zoals die zijn opgenomen in de klacht, terugkomen in de aangifte. De rechtbank acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor de onder 2. primair ten laste gelegde belaging.
Feit 2. subsidiair
Ten aanzien van de onder 2. subsidiair ten laste gelegde dwang heeft de raadsman bij preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie gelet op het specialiteitsbeginsel niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, welk verweer de rechtbank ter terechtzitting heeft gehonoreerd.
Feit 5. primair
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de onder 5. primair ten laste gelegde belaging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de aangifte van [gemachtigde 2] niet blijkt dat hij gemachtigd was om aangifte te doen. Daarnaast ligt er weliswaar een klacht maar ontbreekt een bijzondere schriftelijke volmacht waaruit blijkt dat [gemachtigde 2] een klacht mocht indienen namens de klachtgerechtigden. Ook uit de andere voorhanden zijnde stukken blijkt niet dat de klagers uitdrukkelijk hebben verzocht om vervolging van de dader.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat nu er een klacht van de aangever in het dossier zit, het openbaar ministerie kan worden ontvangen in de vervolging.
Oordeel van de rechtbank
Belaging zoals is ten laste gelegd onder feit 5. primair is een delict waarvoor het indienen van een klacht vereist is. De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging zo is geformuleerd dat medewerkers van het Rijnstate Ziekenhuis (cursivering van de rechtbank) zouden zijn belaagd. Volgens artikel 64 Sr is degene tegen wie het feit is begaan klachtgerechtigde. Op grond van artikel 164 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de klachtgerechtigde de klacht door een ander laten indienen indien diegene van een bijzondere schriftelijke volmacht is voorzien.
Uit de stukken blijkt dat [gemachtigde 2] aangifte heeft gedaan van belaging namens Stichting Rijnstate ziekenhuizen. In de aangifte wordt niet vermeld welke personen zouden zijn belaagd. De rechtbank maakt uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [naam 5] op dat zij veelvuldig contact hebben gehad met, zoals zij hem noemen, ‘de stalker’. Als zij degenen zijn die zijn belaagd, dan is het feit tegen hen begaan en zijn zij de klachtgerechtigden. Uit de klacht die in het dossier zit blijkt dat deze is ingediend door [gemachtigde 2] . Daaruit, noch uit de aangifte blijkt dat [gemachtigde 2] zelf contact heeft gehad met de beller. De rechtbank heeft geconstateerd dat in het dossier geen bijzondere schriftelijke volmacht zit waaruit blijkt dat [gemachtigde 2] bevoegd was om namens [getuige 4] en [naam 5] dan wel andere onbekend gebleven klachtgerechtigden een klacht in te dienen. De ingediende klacht door [gemachtigde 2] is dan ook niet rechtsgeldig. Het bestaan van een klacht kan volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ook worden aangenomen, indien op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klachtgerechtigde(n) ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling hadden dat een vervolging zou worden ingesteld. Nu dit niet blijkt en er niet is voldaan aan het klachtvereiste, acht de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de onder 5. primair ten laste gelegde belaging.
Feit 5. subsidiair
Ten aanzien van de onder 5. subsidiair ten laste gelegde dwang heeft de raadsman bij preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie gelet op het specialiteitsbeginsel niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, welk verweer de rechtbank ter terechtzitting heeft gehonoreerd.
Feit 12.
Ten aanzien van het onder 12. ten laste gelegde voor zover het betreft de aangifte van [slachtoffer 18] CS Gerechtsdeurwaarders heeft de raadsman bij preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie gelet op het specialiteitsbeginsel niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, welk verweer de rechtbank ter terechtzitting heeft gehonoreerd.
Feit 13.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het onder 13. ten laste gelegde (gewoonte)witwassen nu Nederland hiervoor geen rechtsmacht toekomt. De raadsman heeft daarbij gewezen op artikel 2 Sr waarin staat dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. In het dossier zitten onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte een strafbaar feit zou hebben gepleegd in Nederland. De rechtsmacht kan niet worden ontleend aan de rechtsmacht ten aanzien van de onderliggende feiten waarop het witwassen lijkt te zijn gebaseerd, te weten de (pogingen tot) oplichting zoals ten laste gelegd onder de feiten 8. tot en met 10., die wel in Nederland zouden zijn begaan, omdat dit een te ver verwijderd verband betreft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat Nederland wel rechtsmacht heeft. Het vereiste van dubbele strafbaarheid geldt. Aangenomen mag worden dat witwassen net als in Nederland ook in Denemarken strafbaar is. Verder is artikel 2 Sv van toepassing. Daaruit blijkt dat de rechtbank bevoegd is nu verdachte de woon- of verblijfplaats in Nederland heeft.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat artikel 7, eerste lid, Sr van toepassing is. Op grond van artikel 7, eerste lid, Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Verdachte heeft de Nederlandse nationaliteit en verdragsrechtelijk heeft Denemarken zich verbonden tot de strafbaarstelling van witwassen, zodat aangenomen mag worden dat op witwassen in Denemarken straf is gesteld. Hieruit volgt dat Nederland ook rechtsmacht heeft voor verboden handelingen die door verdachte in het buitenland zouden zijn gepleegd. De rechtbank acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van het onder 13. primair en 13. subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling van het bewijs
Feit 1. primair
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair ten laste gelegde, het belemmeren van een geautomatiseerd werk van DV&O. Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de verklaring van verdachte bij de politie, de aangifte van [slachtoffer 9] namens DV&O, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de stemherkenning van verdachte door [getuige 3] , de opgevraagde telefoongegevens waaruit blijkt dat het verdachte was die belde naar de telefoonnummers van DV&O en de aangetroffen zoektermen op de laptop van verdachte.
Verder heeft zij aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij niet de intentie heeft gehad om een strafbaar feit te plegen, maar dat hij in ieder geval vanaf 16/17 mei 2019 heeft geweten dat het bellen door hem naar de telefoonnummers van DV&O niet gewenst was. Desondanks is hij daar nog maanden mee doorgegaan. Daarnaast had hij met zijn kennis van zaken wel kunnen en moeten weten dat door zijn handelen het systeem van DV&O zou worden belemmerd of zelfs platgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte opzettelijk de toegang tot en het gebruik van een geautomatiseerd werk heeft belemmerd. Verdachte ontkent dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Daarnaast kan de telefooncentrale van DV&O niet worden aangemerkt als een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 138b Sr. De raadsman heeft hierbij gewezen op een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:BY9718) en de wetgeschiedenis (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 671, nr. 3, p. 44) waaruit blijkt dat een inrichting alleen als geautomatiseerd werk kan worden aangemerkt als het drie functies vervult: opslag, verwerking en overdracht van gegevens. Op grond van de stukken in het dossier kan niet worden vastgesteld dat de telefooncentrale van DV&O deze drie functies vervult en dus een geautomatiseerd werk is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 1. primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb vanaf 8 december 2018 gebeld naar telefoonnummers van DV&O, waaronder het noodnummer. Ik heb DV&O betrokken in een conference call. Ik noemde mezelf ‘Theo’.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 januari 2019 (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: 2020), opgenomen op pagina 2567 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Jij wordt er van verdacht meerdere malen in een maandenlange tijd de telefooncentrale van DV&O (deels) onklaar te hebben gemaakt door veelvuldig in te bellen en door zogenaamde conference calls op te zetten.
A: Ja, dat is gebeurd.
V: Heb jij dat gedaan, die conference calls naar DV&O?
A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2019, opgenomen op pagina 1035 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 9] namens Dienst Vervoer en Ondersteuning:
Ik doe aangifte van artikel 138b van het Wetboek van Strafrecht. Het feit is gepleegd in Assen. Sinds 8 mei 2019 wordt de telefooncentrale van DV&O lastig gevallen door een persoon die zichzelf ‘Theo’ noemt. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden tussen 8 mei 2019 23.00 uur en 9 mei 2019 05.00 uur en kwamen binnen op ons hoofdnummer. Een aantal van de gesprekken kwamen tot stand met willekeurige personen en/of bedrijven. Een aantal gesprekken waren gesprekken met twee of drie deelnemers tegelijkertijd. Een deel van deze gesprekken waren met onbekende personen. Tijdens deze gesprekken kwam een deelnemer naar voren die zich ‘Theo’ noemt. De stem van deze persoon kwam gedurende de nacht meerdere malen voorbij. (…) Op 9 mei 2019 omstreeks 16.00 uur herhaalde zich het patroon van de vorige dag tot ongeveer 10 mei 2019. Door het grote aantal telefoongesprekken en het feit dat ‘Theo’ zich voordeed als een medewerker van DV&O kon ons bedrijfsproces geen doorgang vinden.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief met als onderwerp: Aanvullende punten t.b.v. aangifte van de DV&O d.d. 19 januari 2019, ondertekend door [slachtoffer 9] , opgenomen op pagina 1038 e.v. en inhoudend:
De telefooncentrale van de DV&O (afd. Logistiek) wordt sinds 8 mei 2019 lastiggevallen door een man die zich ‘Theo’ noemt. ‘Theo’ houdt lijnen bezet waardoor er niet of in beperkte mate gebeld kan worden. Daarnaast worden er gesprekken met verschillende instanties doorgekoppeld en wordt er met regelmaat naar het noodnummer gebeld. 'Theo' weet ook andere afdelingen binnen het hoofdkantoor van DV&O lastig te vallen en daarmee dus andere lijnen bezet te houden. De piekmomenten zijn voornamelijk in de avond- en nachtelijke uren. Op sommige momenten heeft het bedrijfsproces door het frequente telefoonverkeer zelfs stilgelegen. Daarnaast neemt de intensiteit en omvang van deze onrechtmatige inbreuk op onze dienst toe doordat de vaste telefoonlijnen van geconsigneerde medewerkers - die buiten de kantoortijden zijn doorgeschakeld - nu ook door ‘Theo' worden lastig gevallen. Om ernstige verstoringen in de bedrijfsprocessen te voorkomen zijn deze doorschakelingen tijdelijk opgeheven wat 24/7 een verhoogde werkdruk voor de DV&O oplevert.
Belangrijke punten:
* Het beperkt en in sommige gevallen niet bereikbaar zijn en de overbelasting van lijnen (inclusief het noodnummer) brengt als risico met zich mee dat er gedurende het actief zijn van ‘Theo’ belangrijke telefoontjes in het kader van crisisplaatsingen dan wel noodmeldingen zijn gemist.
* In verband met het tijdelijke besluit om VOIP nummers niet meer te gebruiken is aan het begin van de verstoring besloten om tijdelijk 06-nummers beschikbaar te stellen om toch bereikbaar te zijn (t.b.v. de ketenpartners). Daarnaast is verzocht om vragen per mail te stellen in plaats van te bellen. Deze tijdelijke maatregel is inmiddels weer opgeheven omdat de DV&O weer bereikbaar is via de VOIP-nummers. Wel vindt de communicatie met de uitvoering zoveel mogelijk met de portofoon plaats.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 mei 2019, opgenomen op pagina 1169 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Al vanaf december 2018 komen de telefoontjes binnen. Via het algemene nummer van de centrale komt er een telefoontje binnen en bij iemand anders gaat de telefoon ook over zodat het net lijkt of je elkaar belt. Af en toe spreekt Theo. Op 8 mei kreeg ik een instantie aan de lijn, P.I. Zwolle. Daarna kreeg ik een andere instantie aan de lijn. Iemand maakte zich bekend met de naam Theo. Er werd ook verbinding gemaakt met een hotel, uitvaartcentra of eetgelegenheden. Op 9 mei herhaalde zich het patroon van de vorige dag. Het waren telefoontjes waarin weer werd geschakeld naar diverse instanties e.d. en waarin de naam Theo regelmatig naar voren kwam.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 mei 2019, opgenomen op pagina 1182 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Het speelt al in november/december 2018. Het was vaak 's nachts. Dan kreeg je weer een hotel aan de telefoon. Die man verbond dan door op één of andere manier. Ook kreeg ik onder meer ziekenhuizen aan de lijn en een hotel. De beller noemt zich Theo. Hij belde op het centrale nummer en het noodnummer. Afgelopen maandag had mijn collega [getuige 2] avonddienst en ik nachtdienst. [getuige 2] had Theo aan de telefoon en [getuige 2] zag toen op een gegeven moment dat Theo er 50 lijnen in gooide. Dat kon [getuige 2] zien. Het nummer van Theo was in beeld en opeens kwam er meer lijnen in beeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2020 met bijlage, opgenomen op pagina 542 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het Duitse telefoonnummer [telefoonnummer 1] is een van de Duitse telefoonnummers die door [verdachte] (stemherkenning) worden gebruikt om o.a. conference calls op te zetten. Vanaf 26 november 2019 werd van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] de printgegevens opgevraagd. Daaruit blijkt het volgende:
De printgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] lopen vanaf 12-10-2019 23:10 tot en met 25-11-2019 08:21 uur. Er is voornamelijk in de nachtelijke uren wordt gebeld. Ook is te zien op de printlijst dat er veelvuldig en in herhaling achter elkaar wordt gebeld naar één en hetzelfde telefoonnummer o.a. naar de telefoonnummers van Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O).
Er is 217 maal gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van DV&O
Er is 54 maal gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van DV&O
Er is 48 maal gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Dit telefoonnummer is vermoedelijk van DV&O.
Ook is er tweemaal contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , in gebruik bij de oma van [verdachte] .
Bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk de toegang tot en het gebruik van de telefooncentrales van DV&O heeft belemmerd. De rechtbank wijst daarbij onder meer op de brief met aanvullende punten van [slachtoffer 9] waaruit blijkt dat er frequent werd gebeld door verdachte en hij hiermee lijnen bezet hield. Verder blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat er 50 lijnen werden open gezet door verdachte. Gelet op de intensiteit waarmee verdachte belde, kan het niet anders zijn dan dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad, in ieder geval in voorwaardelijke zin, op het belemmeren van de toegang tot en het gebruik van de telefoonnummers van DV&O.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de telefooncentrale van DV&O een geautomatiseerd werk is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 80sexies Sr luidt als volgt: “Onder een geautomatiseerd werk wordt verstaan, een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen.” De definitie spreekt van opslag, verwerking èn overdracht van gegevens.
Anders dan de raadsman lijkt te stellen volgt uit de wetsgeschiedenis dat het begrip geautomatiseerd werk niet beperkt is tot apparaten die zelfstandig aan deze drievoudige eis kunnen voldoen. Ook netwerken die bestaan uit computers en/of telecommunicatievoorzieningen heeft de wetgever onder het begrip willen brengen (vgl. HR 26 maart 2013, rov. 2.5, ECLI:NL:HR:2013:BY9718).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat DV&O voor haar telefoonverkeer gebruikt maakt van VoIP (Voice over Internet Protocol) technologie. Volgens algemeen toegankelijke bronnen op internet wordt VoIP technologie gebruikt om spraak en signalering voor het opzetten van spraakverbindingen te transporteren door middel van dezelfde protocollen als die waarvan het internet gebruik maakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de telefooncentrale van DV&O is aan te merken als geautomatiseerd werk zoals in de voorgaande overwegingen omschreven. De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman en acht het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2. primair
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. primair ten laste gelegde, de belaging van [slachtoffer 1] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangifte van [slachtoffer 1] met bijgeleverde stukken, de opgenomen gesprekken van DV&O waarin [slachtoffer 1] is betrokken, de informatie van het Rijnstate ziekenhuis waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] meermalen met hen is doorverbonden, dezelfde modus operandi van verdachte, de aangetroffen gegevens op de laptop van verdachte en de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] eenmaal heeft toegevoegd in een conference call. Gelet op de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte en de impact daarvan op het slachtoffer is sprake van belaging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vraag of het onder 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 2. primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de heer [slachtoffer 1] meerdere keren gebeld. Hij is ook betrokken in een conference call.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 juli 2019, opgenomen op pagina 1266 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] , geboren op 18 februari 1943:
Ik doe aangifte van stalking, gepleegd tussen 24 juni 2019 om 01.25 uur en 15 juli 2019 om 09.00 uur te Hoogeveen. Ik ben slachtoffer van de spookbeller die actief is. Ik word gebeld op mijn huistelefoon met nummer [telefoonnummer 6] . Op maandag 24 juni 2019 omstreeks 01:25 uur ontving ik het eerste telefoontje. Sindsdien word ik veelvuldig gebeld vooral in de avond uren en de nachtelijke uren. (…) Ik hoorde zes verschillende stemmen in het telefoongesprek. Ik herkende de stemmen als die van mensen die ook lid zijn van de Goede Herderkerk. (…) Ik kreeg iemand van de politie aan de telefoon. Ik hoorde de man zeggen dat hij Theo Meloe heet. (…) Ik werd verbonden met Bethesda. (…) Ik hoorde de stem van de spookbeller en een man die zei dat hij van justitie is. (…) Ik kreeg een bedrijf uit Assen aan de lijn. (…) Ik werd verbonden met ziekenhuis Rijnstate in Arnhem. (…) Ik weet niet wie deze man is die mij continu belt. Ik kan u vertellen dat ik in maart een hartoperatie heb gehad en dit gedoe met de spookbeller mij onnodig veel energie kost.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 20 mei 2020, opgenomen op pagina 1295 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Uit de afgeluisterde gesprekken van DV&O bleek dat aangever [slachtoffer 1] ook wel eens deelnemer/slachtoffer was van prank calls. Er zijn door mij 12 gesprekken uitgewerkt waarin aangever [slachtoffer 1] deelnemer was. Veel van de gesprekken vonden midden in de nacht plaats. De uitgewerkte gesprekken zijn bij dit proces-verbaal gevoegd. Onder meer:
Bijlage 1:
Datum: 24-06-2019 2:15:30
Kenmerkregel: Conference call
[getuige 2] NG (DV&O) [slachtoffer 1]
H = [getuige 2]
S = [slachtoffer 1]
H: planning met [getuige 2]
S: hallo
H: hallo
S: met wie spreek ik
H: u spreek met [getuige 2] , met wie spreek ik
S: met [slachtoffer 1]
H: ik denk dat iemand….
S: welke [getuige 2] is dit
H: ik denk dat iemand ons aan het doorverbinden…
Bijlage 2:
Datum: 24-06-2019 3:36:41
Kenmerkregel: Theo stelt zich voor als [slachtoffer 1]
Theo SH BUM [getuige 2]
Conference call
H= [getuige 2]
T=Theo
S= [slachtoffer 1]
S: hallo
H: hallo
S: ik zoek in Assen een vrouwelijke collega
H: een vrouwelijke collega
S: ja. Ik word vanuit Hoogeveen gebeld, ik moest vragen naar de vrouwelijke collega
H: (lacht) ok, nou die is hier niet
S: is er in Hoogeveen een, een inspecteur van Emden
H: weet ik ervan, wie heb ik aan de lijn
S: u spreekt met [slachtoffer 1] uit Hoogeveen
H: en wie is [slachtoffer 1] …
S: ik moest vragen naar een vrouwelijke collega in Assen
H: ok
S: ik ben met verbinding met Hoogeveen, moest ik een vrouwelijke collega in Assen noemen
H: oh ok. Nou die vrouwelijke collega is er niet. Doe de groetjes maar aan Theo
T: de groeten komen wel door hoor
H: (lacht) ja dat weet ik, ik weet ook wel dat je er achter hangt
Gesprek gaat daarna verder tussen [getuige 2] en Theo, zonder [slachtoffer 1] .
4. Een schriftelijk stuk, te weten een schade-onderbouwingsformulier, als bijlage 1 gevoegd bij het door [slachtoffer 1] ingediende voegingsfomulier, inhoudend als verklaring namens [slachtoffer 1] :
Benadeelde werd vanaf 24 juni 2019 vrijwel dagelijks gebeld. Hij werd hier radeloos van. Benadeelde kreeg veelal circa 5 à 6 telefoontjes per etmaal. Verdachte belde ook voortdurend ’s nachts. Door de nachtelijke telefoontjes werd benadeelde steeds wakker en moest hij naar de telefoon lopen. Benadeelde is 77 jaar oud en had in deze periode juist zijn rust hard nodig, omdat hij in maart 2019 geopereerd was en nog herstellende was. Benadeelde voelde zich radeloos toen hij merkte dat de telefoontjes niet stopten. Dat zorgde voor stress en onrust bij benadeelde.
Feit 3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3. ten laste gelegde, de bedreiging van medewerkers van het Wilhelmina ziekenhuis. Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangifte van [slachtoffer 19] , de stemherkenning van verdachte door [getuige 3] , de overeenkomsten met feit 4 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In het dossier bevindt zich een geluidsfragment van een gesprek van 13 seconden. Verbalisant [getuige 3] heeft verklaard dat hij daarop de stem van verdachte herkent. Het geluidsfragment is zo kort en van slechte kwaliteit dat getwijfeld dient te worden of het de stem van verdachte is die is te horen. Er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 3. ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 2 oktober 2019 rond half twaalf ’s avonds gebeld naar het Wilhelmina ziekenhuis in Assen. Ik weet niet meer wat ik toen heb gezegd tegen degene die ik aan de lijn kreeg, maar het zullen geen aardige dingen zijn geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 1347 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 19] :
Ik doe aangifte van bedreiging van enig misdrijf tegen het leven gericht door middel van gijzeling en bedreiging met de dood, gepleegd tussen 2 oktober 2019 om 23.38 uur en 3 oktober 2019 om 01.07 uur te Assen. Bij mij bestond de overtuiging dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Op 2 oktober 2019 om 23:27 uur werd mijn collega [naam 2] , bij de receptie gebeld door een persoon. Aan de stem te horen zou dit een man moeten zijn. De man vraagt redelijk onduidelijk om spoed. In de veronderstelling dat deze man hulp nodig heeft, heeft Harald deze persoon doorgeschakeld naar de spoedeisende hulp van het Wilhelmina Ziekenhuis. Hier werd opgenomen door collega [naam 3] . Zij is werkzaam op de spoedeisende hulp. En het volgende werd er tegen haar gezegd:
Beller: Ik wil een onderhandelaar spreken.
[naam 3] : Met wie spreek ik? Heeft u klachten? Heeft u ergens last van? Wat kan ik voor u doen?
Beller: Ik heb 2 familieleden van het personeel en ik doe ze iets aan.
Opmerking: Ondertussen haalt [naam 3] collega [naam 4] er bij.
Beller: Ik heb 2 personeelsleden, ik wil onderhandelaar als ik niemand te spreken krijg maak ik ze dood.
Bij al onze personeelsleden bestond er geen reden om aan te nemen dat deze bedreiging niet waar zou zijn. Iedereen die er bij betrokken was, was erg geschrokken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 1352 e.v. van voornoemde dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, [getuige 3] , ben op donderdag 17 oktober 2019, benaderd door de [verbalisant 2] , van de politie Noord-Nederland, welke een onderzoek doet naar bedreiging/belaging van een ziekenhuismedewerkers van het Wilhelmina ziekenhuis te Assen. Van deze bedreiging is een geluidsfragment gemaakt en mij, verbalisant, werd verzocht om dit geluidsfragment te beluisteren en de mogelijke bedreiger te herkennen aan zijn stem. Het geluidsfragment werd mij per mail aangeleverd, welke staat weggeschreven in de volgende map van het politiesysteem, 0:NNArt 082019Noord Drenthe02. TEAM DOCUMENTENBVH zaken 20192019262939. De persoon, welke als bedreiger te horen was in het telefoongesprek, herken ik als de mij ambtshalve persoon, genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999, wonende [woonadres] . Ik, [getuige 3] , heb in de periode 2014-2017 veelvuldig onderzoek gedaan naar de strafbare feiten, waarin de genoemde [verdachte] als verdachte werd aangemerkt. Ik, [getuige 3] , herken in één opslag de stem van [verdachte] als beller. Ik, [getuige 3] , heb zelf meerdere malen telefonisch contact gehad met [verdachte] en heb vele uren met hem in verhoor gezeten en waarop ik nu ook meteen de stem van [verdachte] herkende.
Bewijsoverweging
Het verweer van de raadsman, namelijk dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, wordt weerlegd door bovengenoemde bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder 3. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 4. ten laste gelegde, de bedreiging van medewerkers van het Canisius ziekenhuis. Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangifte van [slachtoffer 20] , het uitgewerkte telefoongesprek, de stemherkenning van verdachte door [getuige 3] , de overeenkomsten met feit 3 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent de bedreiging. Bij de politie is hij geconfronteerd met de geluidsopname van het desbetreffende telefoongesprek. Hierop heeft verdachte zijn stem niet herkend als de zijne. Er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 4. ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb in de nacht van 2 op 3 oktober 2019 het Canisius Wilhelmina ziekenhuis gebeld. U houdt mij de aangifte voor en vraagt of het klopt dat ik heb gedreigd mensen neer te schieten. Ik kan u daarop zeggen dat ik niet meer weet wat ik tijdens het telefoongesprek heb gezegd, maar het zal niet vriendelijk zijn geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 oktober 2019, opgenomen op pagina 1382 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 20] :
Ik doe aangifte. Het feit is gepleegd tussen 2 oktober 2019 23.35 uur en 3 oktober 2019 01.05 uur te Nijmegen. Ik ben als hoofd beveiliging werkzaam bij het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis. Op woensdag 2 oktober 2019 omstreeks 23:40 uur werd ik thuis gebeld door mijn collega [naam 5] . [naam 5] was op dat moment aan het werk als beveiliger in voornoemd ziekenhuis. [naam 5] vertelde mij dat er omstreeks 23:35 uur gebeld was naar het hoofdnummer van het ziekenhuis. [naam 5] vertelde aan mij dat zij een man aan de lijn had en deze had het volgende aan haar verteld:
-dat hij twee verpleegkundigen die om 23:00 uur afgewerkt waren, ontvoerd had;
-dat hij binnen twee minuten een onderhandelaar wilde hebben, als dat niet zou gebeuren dan zou hij de twee verpleegkundigen doodschieten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2019, opgenomen op pagina 1389 e.v. van voornoemde dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, [getuige 3] , ben op maandag 2 december 2019, benaderd door de [verbalisant 2] , van de politie Noord-Nederland, welke een onderzoek doet naar bedreiging/belaging van een ziekenhuismedewerker van het Canisius Wilhelmina ziekenhuis te Nijmegen. Deze aangifte is opgemaakt onder het BVH nummer PL0600-2019447759-1
Van deze telefonische bedreiging is een geluidsfragment gemaakt en mij, verbalisant, werd verzocht om dit geluidsfragment te beluisteren en de mogelijke bedreiger te herkennen aan zijn stem. Het geluidsfragment werd mij per mail aangeleverd. De persoon, welke als bedreiger te horen was in het telefoongesprek, herken ik als de mij ambtshalve persoon, genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999, wonende [woonadres] . Ik, [getuige 3] , heb in de periode 2014-2017 veelvuldig onderzoek gedaan naar de strafbare feiten, waarin de genoemde [verdachte] als verdachte werd aangemerkt. Ik, [getuige 3] , herken in één opslag de stem van [verdachte] als beller. Ik, [getuige 3] , heb zelf meerdere malen telefonisch contact gehad met [verdachte] en heb vele uren met hem in verhoor gezeten en waarop ik nu ook meteen de stem van [verdachte] herkende.
Bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het deel van het ten laste gelegde dat ziet op uitlatingen die door verdachte zouden zijn gedaan in het telefoongesprek met 112 acht de rechtbank niet bewezen, nu uit de stukken niet blijkt dat die bedreiging ter kennis is gebracht aan de bedreigden. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Feit 6.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 6. ten laste gelegde, de bedreiging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangifte, de uitgewerkte telefoongesprekken, de stemherkenning van verdachte door [getuige 3] en het gebruik van de naam ‘ Hans Vermeulen ’.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 6. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Daarnaast herkent hij de stem die te horen is tijdens het telefoongesprek, niet als de zijne. Bovendien zijn er geen zoektermen aangetroffen op de laptop van verdachte die zijn te herleiden tot de huisartsenpost HKN Huisartsen en de Intensive Care van het Noordwest ziekenhuis. Er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 6. ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het zou kunnen dat ik de naam Hans Vermeulen heb gebruikt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 maart 2019, opgenomen op pagina 1529 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 21] :
Ik doe aangifte van bedreiging, gepleegd tussen 10 maart 2019 en 12 maart 2019 te Den Helder. Het gaat om een bedreiging gericht tegen de Noordwest ziekenhuisgroep Den Helder en de huisartsenpost Den Helder welke gevestigd is in het ziekenhuis. Op 10 maart 2019 om 20:55 uur kwam er op de huisartsenpost via de centralist een telefoontje door afkomstig van een onbekend nummer. De dienstdoende medewerkster [slachtoffer 3] kreeg een man aan de lijn die zich uitgaf als zijnde Hans Vermeulen . Ik heb deze opnames zelf afgeluisterd. Ik hoorde dat de man zei dat hij een arts wilde spreken. Ook hoorde ik dat de man dreigde zichzelf iets aan te doen. [slachtoffer 3] probeerde door middel van het stellen van vragen te achterhalen waar de man verbleef want dan kon ze hulp gaan bieden aan de man. Tegen het einde van het gesprek hoorde ik dat de man een bedreiging uitte. Ik hoorde dat de man zei dat hij naar het ziekenhuis zou komen met een wapen om mensen neer te schieten. Kort na het uiten van deze bedreiging is het gesprek beëindigd. Op 12 maart 2019 om 04:22 uur kwam er op de Intensive Care afdeling van het Noordwest Ziekenhuis Den Helder wederom een bedreigend telefoontje binnen. Een medewerker van de IC, [slachtoffer 4] nam het telefoontje aan. Ook dit telefoongesprek is gedeeltelijk opgenomen. De opname heb ik ook beluisterd en ik hoorde dat het dezelfde man was als van de hierboven genoemde melding. Ik hoorde dat de man zich dit keer Jacob noemde. Ik hoorde dat de man zei dat hij een patiënt op wilde halen die Hans Vermeulen heette en die in het ziekenhuis zou liggen. Ergens halverwege het gesprek hoorde ik dat de man onder bedreiging van vuurwapens Hans Vermeulen , de patiënt dus, op zou komen halen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2019, opgenomen op pagina 1104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In het onderzoek Lucas zou een mogelijke verdachte naar voren komen, te weten [verdachte] . Wijkagent [getuige 3] zou [verdachte] ambtshalve goed kennen. [getuige 3] is gevraagd om te luisteren naar de volgende geluidsopnamen uit het onderzoek Lucas:
- Noordwest Ziekenhuisgroep locatie Den Helder 2019-03-12.m4a (onderzoek LUCAS_NW ziekenhuis Den Helder)
- 20124433 - Gespreksopname HAP 10 maart 2019 20.55 uur.mp3 (onderzoek LUCAS_HAP Den Helder)
Ik hoorde [getuige 3] zeggen dat hij de stem van de verdachte op alle bovengenoemde geluidsopnamen/tapgesprekken herkende als zijnde de stem van [verdachte] .
Bewijsoverweging
Het verweer van de raadsman, namelijk dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, wordt weerlegd door bovengenoemde bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder 6. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen
Feit 7.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 7. ten laste gelegde, de bedreiging van [slachtoffer 5] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangifte van [slachtoffer 22] , de inhoud van het telefoongesprek, het gebruik van de naam ‘ Hans Vermeulen ’ en dezelfde modus operandi als bij de feiten 5 en 6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 7. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Er is geen stemherkenning van verdachte, er is geen technisch bewijs dat verdachte heeft gebeld en er zijn geen zoektermen gevonden op de laptop van verdachte die zijn te herleiden tot het Slingeland Ziekenhuis. Er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 7. ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het zou kunnen dat ik de naam Hans Vermeulen heb gebruikt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 maart 2019, opgenomen op pagina 1562 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 22] , namens [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van bedreiging gepleegd tussen 21 maart 2019 01.10 uur en 01.15 uur te Doetinchem. Ik doe namens een medewerker van het ziekenhuis aangifte van bedreiging.
Op 21 maart 2019 was verpleegkundige [slachtoffer 5] aan het werk op de
verpleegafdeling Oncologie/Hematologie van het Slingeland ziekenhuis. Om 1.15 uur, die dag, kwam er op de telefoonpieper een melding van een oproep. [slachtoffer 5] heeft deze oproep beantwoord op telefoontoestel 7125 met de woorden: Slingeland ziekenhuis afdeling BI, u spreekt met [slachtoffer 5] . Daarop zei een man:" Dag [slachtoffer 5] , je spreekt met [getuige 2] , ik heb tuberculose. [slachtoffer 5] heeft daarna gevraagd wat zij voor hem kon doen. Hierop antwoordde de man:" Ik kom nu naar het ziekenhuis, want ik wil zo veel mogelijk mensen besmetten en ik begin bij jou. Je bent nu alleen". Doordat [slachtoffer 5] kon zien op de display dat het een heel vreemd nummer was heeft zij uit schrik de verbinding verbroken. Zij kon in het display zien dat zij werd gebeld door het nummer: 48222083663. Mij en [slachtoffer 5] is het bekend dat tuberculose een dodelijke ziekte is. [slachtoffer 5] heeft direct na het telefoontje de beveiliging ingelicht. Het voorval heeft een grote impact gehad op [slachtoffer 5] . Ik kan u vertellen dat wij de laatste tijd vaker vreemde telefoontjes krijgen vermoedelijk van buitenlandse nummers, voornamelijk in de nachtelijk uren. Vaak wordt er dan gezegd door de persoon die belt dat zij met Hans Vermeulen spreken of J. Broek.
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden rondom de bedreiging in feit 7. zodanig vergelijkbaar met die van de bedreigingen in feit 6. dat in samenhang bezien de feiten en omstandigheden van de bedreigingen het bewijs in elk van de twee feiten versterken. De modus operandi van de bedreiging van [slachtoffer 3] (centralist Huisartsenpost HKN Huisartsen) en [slachtoffer 4] (medewerker van de Intensive Care van het Noordwest ziekenhuis) (feit 6.) komt op essentiële punten overeen met de modus operandi van de bedreiging van [slachtoffer 5] . De bedreigingen waren alle gericht tegen zorgmedewerkers, vonden in de avond en nacht plaats, in de maand maart 2019 en de naam [getuige 2] (Vermeulen) werd bij alle drie bedreigingen gebruikt. De rechtbank wijst verder op de verklaring van verdachte bij feit 6. dat het zou kunnen dat hij de naam Hans Vermeulen heeft gebruikt en de herkenning van de stem van verdachte door [getuige 3] in die zaak waarbij de naam Hans Vermeulen is gebruikt (feit 6.). Dit alles in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte ook het onder 7. ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 8.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder. 8 ten laste gelegde, de oplichting van [slachtoffer 6] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en heeft zich daarbij met name gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 6] en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 8. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de aangifte van [slachtoffer 6] en de bekennende verklaring van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik beken het ten laste gelegde. Ik heb [slachtoffer 6] opgelicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 juni 2019, opgenomen op pagina 1606 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van onder meer oplichting, gepleegd tussen 1 mei 2019 en 7 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard. In de maand mei 2019, ik meen rond 20 mei 2019, ontving ik een email afkomstig van het email adres "info@ [benadeelde partij] .com". Toen ik de email doorlas, zag ik dat ik een openstaande rekening moest betalen van 292,90 euro. Ik kon niet uit die email opmaken waarover het ging. Ook zei de naam " [benadeelde partij] " mij helemaal niks. Ik heb geen respons gegeven. Op 27 mei 2019 ontving ik wederom een email afkomstig van genoemd email adres. Tot mijn ontzetting zag ik dat dit een dwangbevel betrof aangaande die openstaande rekening van 292,90 euro. In naam der koning moest ik op de dag van ontvangst van die email dit bedrag overmaken aan IBAN [bankrekeningnummer 7] ten name van de Belastingdienst, omschrijving dossiernummer 0287483. Onderaan de email zag ik onder meer vermeld staan "Gerechtsdeurwaarders, gevestigd aan de Laan van Politiek l te 1020 VF Amsterdam The Netherlands". Ik heb toen via internet via Google hun site bekeken. Ik kreeg toen de bevestiging dat " [benadeelde partij] " een gerechtsdeurwaarderskantoor betrof. Ik zag via die site dat ik live met hen kon chatten. Ik heb dit ook gedaan. Het duurde even, maar op een gegeven moment zag ik dat men respons gaf. Via die live chat gaf ik aan dat ik dat bedrag niet kon voldoen. Ik las dat men respons gaf met de mededeling dat ik desnoods via Ideal kon betalen. Ik zag hierna in het scherm van mijn tablet dat er een gekleurd vak verscheen. Ik moest in mijn RABO-scanner mijn bankpas van de RABO-wereldpas Debit (voorzien van IBAN rekeningnummer [bankrekeningnummer 8] ) en het pasnummer [pasnummer] doen en mijn RABO-scanner hierna boven dat gekleurde vakje houden nadat ik mijn code had ingetoetst op die RABO-scanner. Dit werd mij aangegeven door degene waarmee ik chatte. Ik zag dat er op mijn RABO-scanner een code verscheen. Ik heb die code ingetoetst. Binnen enkele minuten, heb ik dit herhaald en zag ik via het scherm van mijn tablet dat er een signeercode verscheen op mijn RABO-scanner. Vervolgens moest ik van degene waarmee ik chatte wederom mijn RABO-scanner waarin mijn bankpas zat boven dat gekleurde vakje houden. Ik zag via mijn RABO-scanner dat die signeercode verscheen. Ik toetste die code door via de livechat. Vervolgens begreep ik van degene waarmee ik chatte dat er op die wijze de 292,90 euro van mijn IBAN rekening werd afgeschreven. Via mijn mobiele telefoon, die ik naast mijn tablet had neergelegd, kon ik via internetbankieren zien dat dit bedrag inderdaad was afgeschreven op dat moment. In het tijdvak van 27 mei 2019 tot en met 7 juni 2019 heb ik meerdere malen e-mails ontvangen van genoemd gerechtsdeurwaarderskantoor via genoemd emailadres. Ik zag dat ik meerdere malen bedragen van openstaande rekeningen moest betalen. Telkens wist ik niet waarover het ging. Via die livechat vroeg ik telkens waarover het ging. Of ik kreeg hier geen respons op of een vaag antwoord. Toch ben ik telkens overgegaan tot betaling zoals op de vorenomschreven wijze, omdat men telkens dreigde beslag te leggen op mijn eigendommen, zoals mijn huisraad, mijn auto en mijn loon. Ik voelde mij hiertoe gedwongen, omdat ik bang was dat ik mijn eigendommen zou kwijtraken.
Via die live chat gaf ik op een gegeven moment aan in genoemd tijdvak nadat ik weer een email had ontvangen van een dwangbevel waarin ik 808 euro moest betalen dat ik hiervoor geen geld had. Via de live chat zag ik toen tot mijn schrik, dat men de volgende dag wilde overgaan tot het opleggen van beslag op mijn eigendommen. In genoemd tijdvak werd aan mij via de live chat gevraagd om een identiteitsbewijs. Anders kon men het dossier niet afsluiten, beweerde men. Ik maakte een foto met mijn tablet van de voor- en achterzijde van mijn rijbewijs en heb deze aan genoemd deurwaarderskantoor gestuurd aan hun genoemde emailadres. Op woensdag 5 juni 2019 ben ik naar het filiaal van de Rabobank gegaan. Ik sprak met een medewerkster. Ik legde de situatie uit. Samen met een mannelijke collega heeft zij mijn IBAN rekening bekeken. Ik begreep van hen dat zij ook dachten aan oplichting. Van een van hen kreeg ik een uitdraai uitgereikt van alle door mij gedane betalingen. Toen ik deze uitdraai doorlas zag ik dat er telkens bij de mutatie(s) het IBAN rekeningnummer [rekeningnummer 1] en de vermelding "Moneybookers by GlobalCollect" stond vermeld.
03-06-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 499,95
[rekeningnummer 1]
03-06-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 1.586,71
[rekeningnummer 1]
02-06-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 1.213,01
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 475,83
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 606,00
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 400,97
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 475,83
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 832,24
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 939,30
[rekeningnummer 1]
29-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 808,00
[rekeningnummer 1]
27-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 85,85
[rekeningnummer 1]
27-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 707,00
[rekeningnummer 1]
27-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 813,08
[rekeningnummer 1]
27-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 707,00
[rekeningnummer 1]
27-05-2019 Moneybookers by GlobalCollect Af 292,90
[rekeningnummer 1]
Bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 8. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Feit 9.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder. 9 ten laste gelegde, de poging tot oplichting van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en heeft zich daarbij met name gebaseerd op de aangiftes van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 9. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de aangiftes van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Als de rekeningnummers die in de mails genoemd worden op mijn naam staan, dan ben ik degene geweest die de e-mails heeft verstuurd aan [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 februari 2019, opgenomen op pagina 1790 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte van poging tot oplichting, gepleegd tussen 10 januari 2019 en 16 februari 2019 te Veendam. Ik heb in de periode vanaf 10 januari 2019 tot en met 16 februari 2019 meerdere e-mailberichten ontvangen van diverse gerechtsdeurwaarders met het verzoek om geld over te maken. Op donderdag 10 januari 2019 zag ik dat ik een e-mailbericht had ontvangen van Bols gerechtsdeurwaarders. Ik zag dat het e-mailadres bol-gerechtsdeurwaarders@emailn.eu betrof. Ik las in de mail dat ik in 2017 had deelgenomen aan een enquête en dat ik nog een bedrag moest betalen van 0,99 eurocent. In deze mail stond tevens vermeld dat dit bedrag was verhoogd met de wettelijke incassokosten en handelsrente. Ik las in deze mail dat ik een bedrag van 102.82 euro moest betalen. Ik las in het bericht dat als ik dit bedrag niet zou betalen, de kosten van de dagvaarding, beslaglegging en griffiekosten in rekening gebracht zouden worden. Deze kosten zouden begroot zijn op 805.40 euro. Ik begreep helemaal niets van deze mail en reageerde niet. Op vrijdag 11 januari 2019 ontving ik weer een e-mailbericht. Ik zag dat dit emailbericht afkomstig was van incasso-collection@outlook.com. Ik las dat ik op 12 augustus 2017 had meegedaan met een enquête waarbij ik een iPad 3 kon winnen en dat ik de kosten van 0,99 eurocent niet had betaald. Ik zag dat ik een bedrag van 43,02 euro moest betalen. Ik zag dat ik dit bedrag over moest maken op IBAN nummer [bankrekeningnummer 3] , ten name van IC Gerechtsdeurwaarders. Ik heb verder niet gereageerd op de mail. Op maandag 21 januari 2019, zag ik dat ik weer een e-mailbericht in mijn mailbox had ontvangen. Ik zag dat dit e-mailbericht afkomstig was van bols-gerechtsdeurwaarder@emailn.eu. Hierin stond vermeld als onderwerp "Persoonlijk Dwangbevel". In deze mail las ik dat ik een openstaand bedrag van 792.21 euro over moest maken. In de brief was te lezen dat ik nog (l) kans kreeg om de vordering van 102.80 euro over te maken en dit middels een paysafecard kon betalen. Hierbij werd, in het vet gedrukt, vermeld dat ik, na betaling, de 16-cijferige betaalcode ter verificatie aan hun moest sturen. Diezelfde dag zag ik dat nog een mail had ontvangen. Ik zag dat dit e-mailbericht afkomstig was van bols-gerechtsdeurswaarders@emailn.eu. In dit bericht was te lezen dat hun kantoor over zou gaan tot het leggen van een conservatoir derdenbeslag op mijn bankrekening en dat de gerechtsdeurwaarder op korte termijn zou overgaan tot het leggen van beslag op de inboedel. In de mail werd ik verzocht het bedrag van 792.21 euro over te maken. Ik las verder dat ik nog een (l) kans kreeg om de vordering van 102.80 euro te betalen zodat er geen beslag gelegd zou worden. Ik kon dit bedrag betalen door een paysafecard van 102.80 te kopen en de betaalcode ter verificatie op te sturen. Op woensdag 23 januari 2019, zag ik dat ik wederom weer twee e-mailberichten in mijn mailbox had ontvangen, afkomstig van gerechtelijkpost-gerechtsdeuwaarders@emailn.eu. Het betrof een Dwangbevel in naam van [gemachtigde 4] . Ik las in dit bericht dat er conservatoir derdenbeslag op onze bankrekening gelegd zou worden en dat de deurwaarders 25 januari 2019 beslag zouden gaan leggen op onze inboedel. In dezelfde mail stond wederom vermeld dat, als ik het bedrag van 102.80 euro zou betalen, er geen beslag gelegd worden op de rekening en inboedel. Ik werd erg onrustig na het lezen van deze mail. Ik vond dat de personen nu erg ver waren gegaan. Wij waren ook niet van plan om l cent te gaan betalen. In het tweede e-mailbericht, wat een minuut later was verzonden, las ik dat ik wederom dat ik het bedrag van 102.80 euro moest betalen. Als ik dit niet zou doen zou er beslag gelegd worden op onze inboedel en rekening. Op zaterdag 26 januari 2019 ontving ik een e-mail afkomstig van Bols gerechtsdeurwaarders. In deze mail was te lezen dat zij op vrijdag 25 januari 2019 langs zouden komen om beslag te leggen op de woning. Op maandag 28 januari 2019 ontving ik twee e-mailberichten in mijn mailbox. Ik zag dat deze berichten afkomstig waren van gerechtsdeurwaarders-krol@emailn.eu. Ik deze mails las ik dat ik wederom het bedrag van 102.80 euro over moest maken op IBAN [bankrekeningnummer 1] . Ik las in deze e-mailberichten dat als ik het bedrag niet over zou maken een bedrag van 805.40 euro in rekening gebracht worden. Dezelfde dag ontving ik een email afkomstig van gerechtelijkepost-gerechtsdeurwaarders@emailn.eu. Ik las in deze mail hetzelfde als de verzonden e-mailberichten afkomstig van krol gerechtsdeurwaarders. Op donderdag 31 januari 2019, ontving ik wederom een email van gerechtsdeurwaarders Krol. In deze mail las ik dat ik het bedrag van 102.82 euro moest overmaken. Op zondag 03 februari 2019 ontving ik een e-mail van Karsten gerechtsdeurwaarders. Ik zag dat het e-mailadres gerechtsdeurwaarderskarten@gmail.com betrof. Ik las in de mail dat er verzocht werd om het bedrag van 102.82 euro te betalen en bij het niet betalen 805.40 euro moest betalen. Ik las dat ik het geld over moest maken op IBAN [bankrekeningnummer 1] . Ik las verder dat het dossier bij de rechtbank en hun gerechtsdeurwaarder lag en dat er op dinsdag 05 februari 2019 beslag gelegd zou worden. Op zondag 10 februari 2019 ontving ik een e-mail van gerechtsdeurwaarders Dekker. Ik zag dat het e-mailadres gerechtsdeurwaarder@gmx.at betrof. Ik las in de mail dat ik had meegedaan aan een win-actie op 22 januari 2017 en dat er een bedrag van 0.99 euro open stond en dat ik een bedrag van 102.71 moest betalen en bij het niet betalen 805.40 euro moest betalen. Ik las dat ik het geld over moest maken op IBAN [bankrekeningnummer 1] , ten name van Derdengelden gerechtsdeurwaarder, omschrijving 20172646514. Ik las dat er bij geen betaling op woensdag 13 februari 2019 beslag zou worden gelegd op onze inboedel. Op zondag 11 februari 2019 ontving ik dezelfde email weer van gerechtsdeurwaarder Dekker. Op woensdag 13 februari 2019 ontving ik weer twee e-mailberichten van gerechtsdeurwaarders Dekker. Ik zag dat deze e-mail berichten waren verzonden om 04.26 uur en om 21.26 uur. Ik las in het bericht wat om 04.26 uur verstuurd was, dat ik het bedrag van 101.71 euro moest overmaken op IBAN [bankrekeningnummer 1] en bij niet betalen 805.40 moest betalen. In het bericht wat om 21.26 uur was verzonden las ik dat ik een bedrag van 150.71 euro moest betalen en dat ik dit uiterlijk op 14 februari 2019 moest betalen, tevens las ik dat als ik niet zou betalen er beslag zou worden gelegd op onze bankrekeningen. Op vrijdag 15 februari 2019 ontving ik een e-mailbericht afkomstig van [slachtoffer 18] cs gerechtsdeurwaarders. Ik las onder ander in de mail dat wij gedagvaard zouden worden en dat wij aangemeld zouden worden bij het BKR. Ik las verder dat ik op 21 oktober 2017 een app gedownload zou hebben en niet aan de kosten zou hebben voldaan. Tevens stond in de mail vermeld dat er beslag zou worden gelegd op onze rekeningen. In de mail stond vermeld dat ik het bedrag 152.07 euro uiterlijk op 18 februari 2019 moest overmaken op IBAN [bankrekeningnummer 1] , ten name van [slachtoffer 18] cs Gerechtsdeurwaarders.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 februari 2019, opgenomen op pagina 1851 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 8] :
Ik doe aangifte van fraude, gepleegd tussen 11 januari 2019 en 15 februari 2019 te Zeist.
Op vrijdag 11 januari 2019 kreeg ik een mail van Incasso Collection. Ik moest in totaal 43,02 euro betalen omdat ik ooit met een spelletje had mee gedaan. Daar had ik 0,99 cent voor moeten betalen maar dat zou ik nooit gedaan hebben. Ik heb nog nooit een spelletje gespeeld via internet waarvoor ik moest betalen. Deze mail werd verstuurd door incasso-collection@outlook.com. Op zondag 3 februari 2019 kreeg ik een mail van Karsten met het
mailadres gerechtsdeurwaarderskarsten@gmail.com. Hierin stond dat ik in totaal 102,82 euro moest betalen of anders zou er beslag gelegd worden op mijn inboedel. Dit was naar aanleiding van de 0,99 cent die ik niet betaald had. Op zondag 10 februari 2019 kreeg ik een mail van Gerechtsdeurwaarder - Dekker met mailadres gerechtsdeurwaarders@gmx.at.
Hierin stond dat ik 102,71 euro moest betalen omdat ik voor 0,99 cent had mee gedaan aan een spelletje. Ik had die 0,99 cent niet betaald. Op woensdag 13 februari 2019 kreeg ik een mail van Gerechtsdeurwaarder - Dekker met mailadres gerechtsdeurwaarders@gmx.at. Hierin stond dat ik 101,71 euro moest betalen omdat ik voor 0,99 cent had mee gedaan aan een spelletje waarbij ik een cadeaukaart kon winnen. Ik had de 0,99 cent niet betaald.
Op vrijdag 15 februari 2019 kreeg ik een mail van [slachtoffer 18] cs Gerechtsdeurwaarders met mailadres swiercs-gerechtsdeurwaarders@gmx.net. Hierin stond dat ze een dossier hebben opgebouwd en ik in totaal 524,90 euro moet betalen. Ik heb nergens op gereageerd en ik heb ook niets betaald.
Bijlagen onder meer:
Email van incasso-collection@outlook.com op 11 januari 2019.
Hoofdsom: EUR 0.99
Wettelijke handelsrente: EUR 2,03
Wettelijke incassokosten: EUR 40,00
U kunt uw betaling overmaken aan ons kantoor onder de volgende bankgegevens:
IBAN: [bankrekeningnummer 3] ten name van IC Gerechtsdeurwaarders.
Email van gerechtsdeurwaarderskarsten@gmail.comop 3 februari 2019.
De kosten van de dagvaarding, het beslag en de gerechtelijke griffiekosten zijn begroot op EUR 805,40 wanneer u niet direct de vordering voldoet zullen we u deze kosten in rekening brengen. Onze bankgegevens: IBAN: [bankrekeningnummer 1] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2019, opgenomen op pagina 1861 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 9] :
Ik doe aangifte. Het feit is gepleegd tussen 21 juli 2019 en 21 augustus 2019 te Vinkeveen.
Op woensdag 21 augustus 2019 om 13.58 uur ontving ik op mijn e-mail adres [mailadres 1] een aanmaning. Dit was afkomstig van Berkowitz Advocaten-Gerechtsdeurwaarders, incasso-nl@berkowitz-legal.eu. In de mail stond dat dit de laatste aanmaning inzake dossier 4085681 was. In de e-mail staat dat ik een applicatie op mijn telefoon gedownload hebt. Dit is absoluut niet waar. Het totaal bedrag van de aanmaning is twee honderd en vier en vijftig euro en twee en dertig cent. Ik moet dit bedrag uiterlijk 22 augustus 2019 betalen. Doe ik dit niet, dan geeft men de zaak aan een gerechtsdeurwaarder. Betaalgegevens zoals in de e-mail staat is rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] ten name van gerechtsdeurwaarder met als omschrijving 4085681 [slachtoffer 9] . Ik heb tot op heden niets betaald.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2020, opgenomen op pagina 2226 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De rekeninghouder van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] was [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999, [woonadres] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2020, opgenomen op pagina 2321 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De rekeninghouder van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] was [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999 te Dongeradeel.
7. Een schriftelijk bescheid van 2 maart 2020, opgenomen op pagina 2455r e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer FIN-002-01 van 24 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [gemachtigde 3] van Revolut:
I can confirm from Revolut records, [verdachte] is an account holder of the account: [bankrekeningnummer 3] . Date of birth: [geboortedatum] 1999. Adress: [woonadres] .
Bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 9. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Feit 10.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder. 10 ten laste gelegde, de oplichting van [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangiftes van [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] , de bankrekeningnummers waarop het geld is overgemaakt en die op naam staan van verdachte, de overeenkomsten met andere aan verdachte ten laste gelegde feiten en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 10. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de aangiftes van [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mij de aangifte van de dochter van [slachtoffer 10] voor. U houdt mij voor dat de betalingen zijn overgemaakt op de Revolut bankrekening die op mijn naam staat en dat de betalingen van [slachtoffer 10] ook voorkomen op de transacties die in het dossier zitten van deze Revolut bankrekening. U vraagt mij of ik dat dan heb gedaan. Ik zeg daarop ja. Ik kom terug op mijn eerdere verklaringen en beken dat deze mensen door mij zijn opgelicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 maart 2019, opgenomen op pagina 1870 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 11] :
Ik doe aangifte namens mijn moeder [slachtoffer 10] terzake oplichting, gepleegd tussen 3 maart 2019 en 5 maart 2019 te Bleiswijk. Mijn moeder ontving op 3 maart 2019 een email van Bekker Gerechtsdeurwaarders. In deze mail stond: Op 22 april 2018 heeft u een dienst afgenomen bij Google. Deze heeft u nooit betaald. Inmiddels is de schuld opgelopen tot 427.90 Euro. Als u deze niet voldoet zullen wij over gaan tot conservatoir beslag. In deze mail stond een link, waar mijn moeder op klikte. Via deze link kan je met je emailadres en het dossiernummer inloggen. Na het inloggen kom je in een chat met een medewerker. Hierin heeft mijn moeder gevraagd waar het bedrag van was. Zij kreeg als antwoord dat zij had mee gedaan aan een enquête van Google. Mijn moeder antwoordde dat zij hier nooit aan mee deed. De medewerker: U moet direct betalen anders zullen wij direct beslag laten leggen op uw ABN rekening, op uw inkomen. Tevens zullen wij vanmiddag langskomen om beslag op de inboedel te leggen. En nemen politie en slotenmaker mee voor het geval er niemand thuis is, gezien het een dwangbevel is. Mijn moeder gaf aan dat het haar niet lukte om het hele bedrag over te maken. Zij stelde op 4 maart 2019 200 Euro over te maken en de rest op 6 maart 2019. Zij heeft de 200 Euro overgemaakt naar het rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] . Hierna kreeg zij als antwoord dat er nog een bedrag van 704,21 Euro open stond. Ook dit bedrag zou zijn voor een enquête waar zij aan mee gedaan zou hebben. Ondanks het feit dat zij totaal niet wist waar het over ging, voelde mijn moeder zich geïmponeerd door de toon in de chat. Zij was bang dat zij in de problemen zou komen en besloot de betaling te doen. Mijn moeder heeft drie boekingen gedaan op 4 maart 2019. Eenmaal een bedrag van 200 euro, eenmaal 504 euro en eenmaal 347 euro. Alle bedragen zijn naar eerder genoemde rekening overgeboekt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 mei 2019, opgenomen op pagina 1874 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 12] :
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd tussen 1 mei 2019 en 9 mei 2019 te Goirle.
Begin mei kreeg ik een mail binnen op mijn computer. In de mail stond vermeld dat ik een bedrag moest betalen van 201,14 euro. In de mail stond niet vermeld waarom ik dit moest betalen. Ik reageerde op de mail met de vraag waarom ik dit bedrag moest betalen. Daar kreeg ik geen antwoord op. Ik weet zeker dat ik niets online gekocht of besteld heb. De email was afkomstig van: gerechtsdeurwaarder@gmx.AT. Op dat moment had ik het bedrag van 201,14 euro nog steeds niet betaald. Op dinsdag 7 mei 2019 kreeg ik via de mail een "dwangbevel tot laatste kan betaling binnen". Dit was ook afkomstig van dezelfde gerechtsdeurwaarder. In deze mail stond vermeld dat ik voor 29-04-2019 het bedrag moest betalen anders zou men beslag komen leggen. Ook stond in deze mail niet vermeld waarom ik dit bedrag moest betalen. Het geld moet overgemaakt worden naar: [bankrekeningnummer 5] . Ik had nog steeds niet het geld overgemaakt naar deze rekening. Weer kreeg ik een mail dat ik moest betalen. Dit moest ik doen middels een "Paysafecard". Omdat ik nu bang begon te worden heb ik deze kaarten gekocht. Ik heb drie kaarten gekocht van 2x100 euro en 1x10 euro. De kaarten heb ik via de computer geactiveerd en verzonden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2019, opgenomen op pagina 1886 e.v. van voornoemd dossier , inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 16 mei 2019 kreeg ik een brief overhandigd afkomstig van aangeefster [slachtoffer 12] .
In de brief schreef aangeefster [slachtoffer 12] dat zij dat op 9 mei de politie was geweest en dat het om een oplichters bende zou gaan. Bij deze brief zat een "Dwangbevel" met de koptekst: "Dwangbevel! Openstaande vordering [slachtoffer 12] , betaal nu!
In dit dwangbevel wat via het mailadres: [mailadres 2] was verzonden stond dat zij een geldbedrag van euro 241,52 moest overmaken op IBAN: [bankrekeningnummer 4] tnv Westbroek deurwaarders met overschrijving: 201977493.
Email: Van Westbroek incasso & Gerechtsdeurwaarders met emailadres info@westbroekincasso.nl aan aangeefster [slachtoffer 12] betreffende een dwangbevel waarin wordt gedreigd met beslaglegging inboedel indien er niet wordt betaald.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 januari 2019, opgenomen op pagina 1897 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Ik doe aangifte van fraude gepleegd door incassobureau Incasso Collection op 11 januari 2019 te Veghel. Op 11 januari 2019 om 02.59 uur heb ik een mail ontvangen afkomstig van: "Incasso Collection" incassocollection@outlook.com. Het onderwerp was: aankondiging van gerechtelijke dagvaarding inzake uw openstaande schuld. In de mail staat dat hun kantoor al geruime tijd een vordering heeft uitstaan inzake mijn schuld bij hun opdrachtgever Enquêtes Europe Ltd, en tot op heden is er geen betaling gedaan en daarom zijn zij genoodzaakt mij te gaan dagvaarden. Ook wordt er gezegd dat ik op 12-08-2017 zou hebben meegedaan aan een enquête van de opdrachtgever waarbij je een IPad 3 kon winnen, de kosten van de deelname a 0.99 euro zijn niet betaald. De hoofdsom zou 0.99 euro zijn, de wettelijke handelsrente 2.03 euro en de wettelijke incassokosten 40.00 euro. Dit maakt een totaalbedrag van 43.02 euro. Dit bedrag moest ik die dag voldoen als ik een gerechtelijke procedure en de daarbij komende kosten wilde voorkomen. Het bedrag moest worden overgemaakt op IBAN: [bankrekeningnummer 3] Ten name van: IC Gerechtsdeurwaarders. Ik schrok van het mailtje, ik kon me niet herinneren dat ik aan een enquête mee had gedaan. Ik wilde het bedrag overmaken maar de bank accepteerde het buitenlandse rekeningnummer niet. Ik heb Incasso Collection toen een mail gestuurd dat de bank het niet accepteerde, ik kreeg een bericht terug van ene "Jan Karel" dat ik het bedrag welke inmiddels was opgelopen tot 50 euro kon overmaken via een giftcard. Ik heb toen een link gehad van igiftcards, deze moest ik naar hun doorsturen. Ik heb hiervan een kopie gemaakt welke ik bij de aangifte voeg, zodat u kunt zien wat ik moest doen. Uiteindelijk heb via giftcards 2x 100 euro en 1x 50 euro betaald, dit is ook van mijn rekening geschreven.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2020, opgenomen op pagina 2046 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De rekeninghouder van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] was [verdachte] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2020, opgenomen op pagina 2122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Er zijn gegevens verstrekt door de Commerzbank met onder andere gegevens van rekeningnummer IBAN DE73 5004 0048 0840 5656 00 waarvan verdachte [verdachte] rekeninghouder was. Er zitten bijlagen bij bevattende transactiegegevens in de vorm van bankafschriften. Onder meer:
Buchungstag 23.04.2019 2019-04-20
PARTNER NAME [verdachte]
PARTNER BIC/IBAN DEKTDE7GXXX [bankrekeningnummer 5]
AUFTRAGGEBER NAME [verdachte]
Buchungstag 30.04.2019 PARTNER NAME DERDEN GELDEN DUER WAARDER
AUFTRAGGEBER [slachtoffer 12]
8. Een schriftelijk bescheid van 2 maart 2020, opgenomen op pagina 2455r e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer FIN-002-01 van 24 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [gemachtigde 3] van Revolut:
I can confirm from Revolut records, [verdachte] is an account holder of the account: [bankrekeningnummer 3] . Date of birth: [geboortedatum] 1999. Adress: [woonadres] .
Bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 10. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Feit 11.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 11. ten laste gelegde, de oplichting van [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, namelijk de aangiftes van [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en het bankrekeningnummer waarop het geld is overgemaakt en dat op naam staat van verdachte. Verdachte nam een valse naam aan en heeft ondanks beloften, niet geleverd. Gelet op de frequentie en het feit dat verdachte op vele andere manieren mensen heeft opgelicht, heeft hij nooit de intentie gehad om te leveren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 11. ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent dit feit. Er is sprake van een andere modus operandi. Daar komt bij dat er, behalve de overboeking naar [slachtoffer 15] , geen andere transacties op de bankrekening van verdachte zijn te zien die bewijs opleveren voor het ten laste gelegde. Er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 januari 2019, opgenomen op pagina 1934 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 14] :
Aangifte van fraude met online handel, pleegplaats Emmen, 20 december 2018.
Betreft: Marktplaats.nl
Advertentietitel: Hilton overnachting – 2 personen inclusief ontbijt. Betaald via bankoverschrijving. 50 euro.
Omschrijving voorval: Ik heb op 20 december 2018 interesse getoond in de advertentie zoals beschreven, voor een overnachting op Schiphol. Verkoper had enkele bonnen voor het Hilton hotel te koop en verkocht deze. Na enkele vragen besloot ik de bon aan te schaffen, kosten: E50. Na een snelle betaling zou hij de Family- and Friends night koppelen aan mijn Hilton account. Dat zou 48 uur duren, misschien wel sneller, aldus de verkoper. Ik zou ook een mail krijgen. Ik kreeg die mail niet. 29 december eis ik of een boeking of mijn geld terug. Sindsdien nooit meer wat van hem gehoord.
Wederpartij:
Emailadres: onbekend@onbekend.nl
Accounttype: BANK
Naam rekeninghouder: Berend Verstraten
Rekeningnummer: [bankrekeningnummer 3]
Gebruikersnaam: Hotel-aanbiedingen (gebruiker 33413061)
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 januari 2019, opgenomen op pagina 1937 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 15] :
Aangifte van fraude met online handel, pleegplaats Gasselte, 6 januari 2019.
Betreft: Marktplaats.nl
Advertentietitel: E100 bol com tegoedbon/e-voucher
Omschrijving voorval: E 50 overgemaakt voor bon/voucher bol.com. Niks ontvangen, na betaling geen reactie meer en advertentie van wederpartij verwijderd.
Wederpartij:
Achternaam: Verstraten
Voornamen: Berend
Emailadres: b-c5tfc53brzckg@mail.marktplaats.nl
Accounttype: BANK
Naam rekeninghouder: Berend Verstraten
Rekeningnummer: [bankrekeningnummer 3]
Gebruikersnaam: pleats
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 januari 2019, opgenomen op pagina 1940 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 16] :
Aangifte van fraude met online handel, pleegplaats Pesse Hoogeveen, 5 januari 2019.
Betreft: Marktplaats.nl
Advertentietitel: Overnachting bij Hilton inclusief ontbijt, 2 personen
Omschrijving voorval: Geld overgemaakt (E45) naar [bankrekeningnummer 3] en zou
binnen 24 de voucher in mijn Hilton honors account ontvangen. Niets ontvangen.
Wederpartij:
Berend Verstraten
Emailadres: onbekend@onbekend.nl
Naam rekeninghouder: Berend Verstraten
Rekeningnummer: [bankrekeningnummer 3]
Gebruikersnaam: Super
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 januari 2019, opgenomen op pagina 1943 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 17] :
Aangifte van fraude met online handel, pleegplaats Silvolde, 26 december 2018.
Betreft: Marktplaats.nl
Advertentietitel: Hilton overnachting 2 personen inclusief ontbijt!
Omschrijving voorval: Ik heb gereageerd op deze advertentie omdat wij naar de musical gaan op zaterdag in Den Haag en ik mijn vrouw wilde verrassen met een hotelovernachting daarna. Hij reageerde gelijk en ik heb het geld (50 euro) via overschrijving overgemaakt. Naar het rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] t.n.v. Berend Verstraten. Vervolgens moest ik een account aanmaken bij Hilton Honors en zou hij de bon daarnaartoe overzetten. Wij hebben hem ons honors nummer doorgegeven en hij zou de reward erop zetten, stond hij er vandaag niet op dan kon hij het versnellen omdat wij de overnachting zaterdag al nodig hebben. Nu hebben we Hilton Den Haag gebeld en die weten nergens van. Nu reageert hij niet meer.
Wederpartij:
Berend Verstraten
Emailadres: onbekend@onbekend.nl
Naam rekeninghouder: Berend Verstraten
Rekeningnummer: [bankrekeningnummer 3]
Gebruikersnaam: Hotel-aanbieding
5. Een schriftelijk bescheid van 2 maart 2020, opgenomen op pagina 2455r e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer FIN-002-01 van 24 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [gemachtigde 3] van Revolut:
I can confirm from Revolut records, [verdachte] is an account holder of the account: [bankrekeningnummer 3] . Date of birth: [geboortedatum] 1999. Adress: [woonadres] .
6. Een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 2455z e.v. van voornoemd dossier, inhoudend een overzicht van transacties behorend bij rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] .
07-01-2019 Payment Mw. [slachtoffer 15] bedrag bij: € 50,00
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij mensen via Marktplaats heeft opgelicht en verklaard dat mogelijk iemand anders zijn bankrekeningnummer heeft gebruikt. De rechtbank legt deze verklaring terzijde nu verdachte als enige heeft geprofiteerd van deze oplichtingen en niet valt in te zien om welke reden collega-oplichters gebruik zouden maken van het bankrekeningnummer van verdachte. Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de bedragen op een bankrekening van verdachte zijn gestort en het gebruik van dezelfde naam in alle zaken, acht de rechtbank het onder 11. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het feit dat enkel de transactie van [slachtoffer 15] terugkomt op het overzicht dat in het dossier is gevoegd, hieraan niet af doet. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Feit 12.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 12. ten laste gelegde feit, de identiteitsfraude met betrekking tot [slachtoffer 24] . Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is een aangifte van [gemachtigde 4] namens [slachtoffer 24] . Daaruit blijkt dat aangeefster meerdere e-mails van personen heeft ontvangen die e-mails hebben ontvangen namens “Gerechtsdeurwaarder Dekker” (emailadres: gerechtsdeurwaarders@gmx.at), dat zij niet aan spellen hadden meegedaan en niet wisten waarom zij moesten betalen. [slachtoffer 24] heeft in 2017 gerechtsdeurwaarderskantoor Dekker overgenomen onder de naam [slachtoffer 24] . De e-mails die zijn verstuurd, waren afkomstig van “Gerechtsdeurwaarder Dekker”. Aangeefster heeft 69 meldingen ontvangen van personen die op deze manier waren benaderd.
Daar komt bij dat uit de aangiftes van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (feit 9) blijkt dat zij zijn benaderd uit naam van Dekker. Verder blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 18] dat verdachte vaker misbruik maakte van de naam van bestaande gerechtsdeurwaarderkantoren. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de naam Dekker waarschijnlijk wel heeft gebruikt.
Volgens artikel 126nc lid 2 Sr zijn identificerende gegevens, gegevens waarmee een persoon kan worden geïdentificeerd, zoals naam, adres, woonplaats, postadres, geboortedatum, geslacht en administratieve kenmerken.
Verdachte heeft door het versturen van e-mails derden het idee gegeven dat zij ‘daadwerkelijk te maken hadden met de persoon van wie de identiteit onterecht is aangenomen’ (ECLI:NL:HR:2019:1698). Verdachte gebruikte namelijk de naam van het gerechtsdeurwaarderskantoor en ontvangers van de e-mails dachten dat zij daadwerkelijk te maken hadden met Dekker. Hoewel uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie niet blijkt of identiteitsfraude ook voor rechtspersonen geldt, is dit wel te betogen nu een naam van een rechtspersoon evengoed als een natuurlijk persoon kan worden misbruikt, waardoor enig nadeel ontstaat. In de onderhavige zaak blijkt uit de aangifte, de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 24] en het feit dat zij waarschuwingsberichten op hun website en LinkedIn pagina hebben geplaatst, dat voor [slachtoffer 24] enig nadeel is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 12. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Artikel 231b Sr is enkel bedoeld om misbruik van identificerende persoonsgegevens van natuurlijke personen strafbaar te stellen. Nu “Dekker Gerechtsdeurwaarders” een rechtspersoon was, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met het gebruik van de naam Dekker identificerende persoonsgegevens heeft misbruikt.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 231b Sr luidt als volgt: ‘Hij die opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vijfde categorie’.
Artikel 231b Sr is als amendement toegevoegd aan het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 12 maart 2014, Stb. 2014, 125. De toelichting op het amendement houdt het volgende in:
‘Met dit amendement wordt het misbruik van identificerende persoonsgegevens van iemand anders strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling vormt een aanvulling op de artikelen 231 en 231a van het Wetboek van Strafrecht. Bij fraude met identificerende persoonsgegevens gaat het om fraude met alle gegevens waarmee een persoon kan worden geïdentificeerd, zoals (combinaties van) naam, adres, telefoonnummer, accounts, handles, nicknames etc.’.
De rechtbank leidt uit voornoemde wetsgeschiedenis af dat artikel 231b Sr betrekking heeft op natuurlijke personen. Nu uit de wetsgeschiedenis niet blijkt dat het artikel ook geschreven is om identiteitsfraude ten aanzien van rechtspersonen strafbaar te stellen, acht de rechtbank het onder 12. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken, nog daargelaten de vraag of het e-mail adres ‘gerechtsdeurwaarders@gmx.at’ enkel in combinatie met de naam ‘Dekker Gerechtsdeurwaarders’, een voldoende identificerend karakter heeft.
Feit 13. primair
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 13. primair ten laste gelegde feit, gewoontewitwassen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het overzicht van de bankrekeningen van verdachte en zijn uitgavenpatroon blijkt dat verdachte de beschikking had over grote geldbedragen, zowel contant als giraal. Voor de geldbedragen die door allerlei verschillende personen op zijn bankrekeningen zijn gestort met omschrijvingen als “betaling gerechtsdeurwaarder”, “finale kwijting” of “belastingdienst” heeft verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring. Gelet op het bewijs voor de feiten 8 tot en met 11, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte zich op grote schaal bezig hield met soortgelijke oplichtingen en het ontbreken van een verklaring voor de overgeboekte bedragen, kan het niet anders dan dat de stortingen op zijn bankrekeningen van misdrijf afkomstig zijn (ECLI:NL:HR:2018:2352). Het gaat daarbij om het totaal van de overgeboekte bedragen op de bankrekeningen van verdachte, te weten € 25.234,18. Verdachte heeft dit geld uit eigen misdrijven op zijn bankrekeningen voorhanden gehad, omgezet door het van de rekeningen te pinnen of daar crypto-valuta van te kopen en gebruikt door het uit te geven. Dat er sprake is van handelingen gericht op het verbergen en verhullen van de criminele herkomst blijkt uit het feit dat verdachte diverse buitenlandse rekeningen gebruikte en het geld ook van de ene naar de andere rekening (Skrill) sluisde. Hierdoor kunnen de handelingen worden gekwalificeerd als witwassen en gelet op de duur en frequentie is er sprake van gewoontewitwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over of het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 29 juni 2020, opgenomen op pagina 2669 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019117638 van 30 juni 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
Het geld van [slachtoffer 6] is onder andere naar Paybis geboekt. Ik heb hier bitcoins voor gekocht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 14 januari 2020, opgenomen op pagina 2567 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik verblijf 97 procent van het jaar in het buitenland. Malta, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Spanje, Oostenrijk en af en toe een stukje Polen of Zwitserland, maar dat is tijdens de doorreis.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 11 juni 2020, opgenomen op pagina 2226 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De rekeninghouder van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] was [verdachte] . Er werden in de periode van 23 januari 2019 tot en met 18 februari 2019 bedragen bijgeboekt waarbij omschrijvingen werden vermeld als; "dossiernummer 2017..... gevolgd door vijf of zes cijfers en/of finale kwijting". Deze bedragen waren vermoedelijk afkomstig van mensen die zijn opgelicht door verdachte [verdachte] . Het betroffen zowel Nederlandse als Belgische rekeningnummers, respectievelijk beginnend met NL en BE.
Vanaf de Nederlandse rekeningen werd er in totaal een bedrag van € 3.288,76 overgemaakt op de rekening op naam van verdachte [verdachte] en van de Belgische rekeningnummers een bedrag van € 4.051,53. In totaal is op de rekening op naam van verdachte [verdachte] een bedrag gestort van € 7.340,29. In de periode van 23 januari 2019 tot en met 18 februari 2019 zijn bedragen contant opgenomen en van de rekening afgeschreven. Zodra er geld op de rekening was bijgeschreven, van de slachtoffers, werd dezelfde dag of hooguit twee dagen later geld opgenomen. In totaal is er € 6.492,50 contant opgenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 29 april 2020, opgenomen op pagina 2046 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De rekeninghouder van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] was [verdachte] . Er werden van 10 mei tot en met 28 mei 2019 bedragen bijgeboekt waarbij omschrijvingen waren vermeld als: Westbroek deurwaarder, finale kwijting en/of Belastingdienst. Deze bedragen waren vermoedelijk afkomstig van mensen die zijn opgelicht door [verdachte] . Dit voor een totaalbedrag van € 5.220,22. Ook werd een refund op deze rekening gestort van € 1.017,53. Van deze rekening werd vervolgens contant geld opgenomen voor een bedrag van in totaal € 3.100,00. Ook werd een online aankoop bij Mediamarkt van € 799 gedaan en werd er € 2.000,00 overgeschreven naar een andere rekening die vermoedelijk van [verdachte] is.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 april 2020, opgenomen op pagina 2122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De rekeninghouder van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 6] was [verdachte] . Er werden bedragen bijgeschreven op genoemde rekening van [verdachte] . De bedragen varieerden van minimaal 177 euro tot 402 euro. In totaal betroffen het 10 bijschrijvingen. De woorden Gerechtsdeurwaarders, Deurwaarder, Gerechtelijke betaling, Derden geld deurwaarder werden vermeld als omschrijving. Vermoedelijk op die wijze vermeld door de mogelijke slachtoffers. In totaal werd een bedrag van € 2.230,00 bijgeschreven.
Wat opviel was dat nadat de hiervoor genoemde bijboekingen waren ontvangen er vaak dezelfde dag nog geld contant werd opgenomen. In totaal € 2.678,00.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2020, opgenomen op pagina 1716 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 3 februari 2020 werden er gegevens ontvangen van de UK Central Authority van een Skrill account dat op naam stond van verdachte [verdachte] .
Aangever [slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van onder meer oplichting. In de periode van 27 mei 2019 tot en met 3 juni 2019 zijn er bedragen afgeschreven en overgeboekt naar Moneybookers by GlobalCollect rekening [bankrekeningnummer 9] . In totaal is er een bedrag van € 10.443,67 afgeschreven. Op het transactieoverzicht dat door UK Central Authority is verstrekt staan deze bedragen. Tevens is te zien dat nadat het geld van aangever [slachtoffer 6] is bijgeschreven op het Skrill account het geld werd overgemaakt naar een andere bankrekening, Banktransfer, dan wel werd overgeboekt naar een ander account waar onder andere bitcoins mee kunnen worden gekocht, Paybis.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast.
ten aanzien van rekeningnummer [bankrekeningnummer 1]
Onder verwijzing naar omschrijvingen als “deurwaarder”, “finale kwijting”, “belastingdienst”, “gerechtelijke betaling” “kweet niet waarover het gaat” is een groot aantal geldbedragen, in veel gevallen met het specifieke bedrag van € 102,71 naar dit rekeningnummer overgemaakt dat op naam staat van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring willen geven. De rechtbank gaat ervan uit dat deze geldbedragen uit misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig zijn. Een aantal keren is daarbij als kenmerk ook genoemd 2017015745. De rechtbank gaat ervan uit dat ook in de gevallen waarin slechts dit kenmerk is genoemd of slechts het – zeer specifieke – bedrag van € 102,71, het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Blijkens de bijlagen bij het onder 3. genoemde bewijsmiddel (pagina 2228 tot en met 2231) gaat het daarbij in totaal om een bedrag van € 6.588,22 dat op deze rekening uit misdrijf is ontvangen. Verdachte heeft van deze rekening een bedrag van € 6.492,50 contant opgenomen. Van dit laatste bedrag stelt de rechtbank vast dat verdachte dit in ieder geval heeft omgezet, en aldus heeft witgewassen.
ten aanzien van rekeningnummer het rekeningnummer [bankrekeningnummer 4]
Onder verwijzing naar omschrijvingen als “deurwaarder”, “finale kwijting”, en “belastingdienst” is een aantal geldbedragen overgemaakt naar dit bankrekeningnummer dat op naam staat van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring willen geven. De rechtbank gaat ervan uit dat deze geldbedragen uit misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig zijn. Blijkens de bijlage (op pagina 2049) genoemd bij bewijsmiddel 4. gaat het daarbij om een totaalbedrag van € 4.537,61. Blijkens de bijlage (op pagina 2051 en 2054) bij voormeld bewijsmiddel is van deze rekening door geldopnames en een overboeking naar Mediamarkt online in ieder geval een bedrag van in totaal € 3.899,00 omgezet, en aldus witgewassen.
ten aanzien van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 6]
Onder verwijzing naar omschrijvingen als “deurwaarder”, “gerechtelijke betaling” is een aantal geldbedragen overgemaakt naar dit bankrekeningnummer dat op naam staat van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring willen geven. De rechtbank gaat ervan uit dat deze geldbedragen uit misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig zijn. Blijkens bankafschriften (op pagina 2143 tot en met 2154) genoemd bij bewijsmiddel 5. gaat het daarbij om een totaalbedrag van € 2.229,95.
Verdachte heeft blijkens de bijlage (op pagina 2160) behorend bij voormeld bewijsmiddel van deze rekening in totaal een bedrag van € 2.678,00 opgenomen. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat het gehele bedrag dat verdachte op deze rekening uit misdrijf heeft ontvangen, dus € 2.229,95, heeft omgezet en dus heeft witgewassen.
ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 6]
Verdachte heeft uit (eigen) misdrijf een bedrag van € 10.443,67 ontvangen op [bankrekeningnummer 9] , naar zijn Skrill-account doen overboeken en van dat Skrill-account dat bedrag vervolgens weer overgeboekt naar andere accounts of bankrekeningen. Het gehele bedrag is aldus witgewassen.
samenvatting
De rechtbank stelt vast dat verdachte in totaal aldus een bedrag van € 23.065,12 heeft witgewassen. Gelet op de duur en frequentie waarmee deze betalingen hebben plaatsgevonden is sprake van gewoontewitwassen. De rechtbank acht het onder 13. primair ten laste gelegde dan ook tot dit bedrag wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. primair, 3., 4., 6., 7., 8., 9., 10., 11. en 13. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 1 december 2018 tot en met 18 december 2019 te Assen, gemeente Assen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot en het gebruik van een geautomatiseerd werk heeft belemmerd, door daaraan gegevens aan te bieden en/of toe te zenden door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar telefoonnummers van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en
- veelvuldig te bellen naar het noodnummer van DV&O en
- veelvuldig telefoonnummers van DV&O door te verbinden met diverse andere afdelingen en instellingen en
- hierdoor telefoonlijnen bezet te houden, althans te belemmeren;
2. primair
hij in de periode van 24 juni 2019 tot en met 15 juli 2019 te Hoogeveen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (zonder redelijk doel en/of in de nachtelijke uren)
- veelvuldig te bellen naar die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] veelvuldig door te verbinden met diverse ziekenhuizen en instellingen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
3.
hij in de periode van 2 oktober 2019 tot en met 3 oktober 2019 te Assen, medewerkers van het Wilhelmina ziekenhuis te Assen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan een andere medewerker van het Wilhelminaziekenhuis te Assen telefonisch dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb twee familieleden van het personeel en ik doe ze iets aan" en "Ik heb twee personeelsleden, ik wil een onderhandelaar als ik niemand te spreken krijg maak ik ze dood”;
4.
hij in de periode van 2 oktober 2019 tot en met 3 oktober 2019, te Nijmegen, een of meer medewerkers van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door aan een medewerker van dit ziekenhuis telefonisch dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik heb twee personeelsleden ontvoerd” en
- “ Ik ga ze dood schieten en zoek een onderhandelaar”;
6.
hij in de periode van 10 maart 2019 tot en met 12 maart 2019 te Den Helder, [slachtoffer 3] (centralist Huisartsenpost HKN Huisartsen) en [slachtoffer 4] (medewerker van de Intensive Care van het Noordwest ziekenhuis) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te zeggen dat hij, verdachte
- naar het ziekenhuis zou komen met een wapen om mensen neer te schieten en
- een patiënt onder bedreiging van een vuurwapen zou komen ophalen;
7.
hij op 21 maart 2019 te Doetinchem, [slachtoffer 5] (medewerker Slingeland Ziekenhuis), telefonisch heeft bedreigd met zware mishandeling door die [slachtoffer 5] telefonisch dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik heb tuberculose” en “Ik kom nu naar het ziekenhuis want ik wil zoveel mogelijk mensen besmetten en ik begin bij jou. Je bent nu alleen”;
8.
hij in de periode van 1 mei 2019 tot en met 7 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het bewegen tot afgifte van meerdere geldbedragen van in totaal 10.443,67 euro en het ter beschikking stellen van zijn persoonsgegevens, door
- zich voor te doen als medewerker van een niet bestaand gerechtsdeurwaarderskantoor “ [benadeelde partij] ” en
- meerdere e-mails te sturen naar die [slachtoffer 6] , als waren deze afkomstig van gerechtsdeurwaarderskantoor [benadeelde partij] , inhoudende dat die [slachtoffer 6] een openstaande vordering moest betalen of inhoudende een dreiging met beslaglegging indien de openstaande vordering niet tijdig zou worden betaald en
- meerdere e-mails te sturen naar die [slachtoffer 6] , als waren deze afkomstig van gerechtsdeurwaarderskantoor [benadeelde partij] , inhoudende dat dit een “dwangbevel in naam der Koning” betrof en dat die [slachtoffer 6] op de dag van ontvangst van de e-mail een geldbedrag moest overmaken en inhoudende een dreiging met beslaglegging indien de openstaande vordering niet tijdig zou worden betaald en
- via de live-chat op de website van “ [benadeelde partij] gerechtsdeurwaarderskantoor” contact te hebben met die [slachtoffer 6] en aan te geven dat die [slachtoffer 6] via iDeal kon betalen en die [slachtoffer 6] te verzoeken om handelingen te verrichten met zijn bankpas en Rabo-scanner om een geldbedrag over te maken en
- die [slachtoffer 6] te vragen om de gegevens van zijn identiteitsbewijs om het dossier af te sluiten,
waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
9.
hij in de periode van 10 januari 2019 tot en met 21 augustus 2019 te Veendam, Vinkeveen en Zeist, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, aangevers, te weten:
- [slachtoffer 7] en
- [slachtoffer 8] en
- [slachtoffer 9]
te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten afgifte van geldbedragen, immers heeft verdachte
- namens niet bestaande en niet aan hem toebehorende gerechtsdeurwaarderskantoren een of meerdere e-mailberichten gestuurd naar voornoemde aangevers met daarin de tekst dat
- aangevers hadden deelgenomen aan enquêtes, winacties of spelletjes of apps hadden gedownload en dat de kosten daarvan niet waren voldaan en dat hiervoor nog een bedrag moest worden overgeboekt of dat er nog een vordering openstond en
- de openstaande vorderingen inmiddels waren verhoogd met wettelijke incassokosten en handelsrente en
- er beslag zou worden gelegd op de inboedel en/of de bankrekening van voornoemde aangevers en de kosten van de dagvaarding, beslaglegging en/of griffiekosten in rekening zouden worden gebracht en
- er werd verzocht om de in de aangifte genoemde geldbedragen over te boeken op de bankrekeningnummers
- [bankrekeningnummer 1] en
- [bankrekeningnummer 2] en
- [bankrekeningnummer 3] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10.
hij in de periode van 11 januari 2019 tot en met 9 mei 2019 te Bleiswijk, Goirle en Veghel, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, aangevers te weten:
- [slachtoffer 10] en
- [slachtoffer 12] en
- [slachtoffer 13]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten afgifte van geldbedragen en giftcards met daarop geldbedragen, door
- namens niet bestaande en niet aan hem toebehorende gerechtsdeurwaarderskantoren
een of meerdere e-mailberichten te sturen naar voornoemde aangevers met daarin de tekst dat
- voornoemde aangevers hadden deelgenomen aan enquêtes of diensten hadden afgenomen en dat de kosten daarvan niet zouden zijn voldaan of dat hiervoor nog een bedrag moest worden overgeboekt of dat er nog een vordering openstond en
- de openstaande vorderingen inmiddels waren verhoogd met wettelijke incassokosten en rente en
- er beslag zou worden gelegd op de inboedel en/of de bankrekening van voornoemde aangevers en
- dit een dwangbevel betrof en indien er niet (tijdig) betaald zou worden, aangevers gedagvaard zouden worden en de kosten van de dagvaarding, beslaglegging en griffiekosten in rekening zouden worden gebracht en
- er werd verzocht om de bedragen over te boeken op bankrekeningnummers, te weten
- [bankrekeningnummer 4] en
- [bankrekeningnummer 5] en
- [bankrekeningnummer 3] en
- [bankrekeningnummer 6]
- er betaald kon worden middels een giftcard en
- via live-chat op de website van Bekker gerechtsdeurwaarders contact te hebben met aangever [slachtoffer 10] en aan te geven dat er direct betaald moest worden en aan te geven dat indien er niet (tijdig) betaald zou worden er beslag zou worden gelegd op het inkomen en de bankrekeningen,
waardoor die aangevers werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
11.
hij in de periode van 15 december 2018 tot en met 31 december 2018 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers, te weten:
- [slachtoffer 14] (50 euro, voor een ticket voor een hotelovernachting in het Hilton hotel) en
- [slachtoffer 15] (50 euro, voor een Bol.com tegoedbon) en
- [slachtoffer 16] (45 euro, voor een ticket voor een hotelovernachting in het Hilton hotel) en
- [slachtoffer 17] (50 euro, voor een ticket voor een hotelovernachting in het Hilton hotel)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten afgifte van voornoemde geldbedragen door genoemde bedragen over te boeken op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] door
- via de internetsite Marktplaats.nl, aan voornoemde aangevers mee te delen dat hij, verdachte, in het bezit was van bovengenoemde tickets, vouchers en of een tegoedbon, en dat hij, verdachte deze kon en wilde leveren na betaling van voornoemde bedragen en
- gebruik te maken van een valse identiteit, te weten: Berend Verstraten en
- gebruik te maken van marktplaatsaccounts met gebruikersnamen, te weten: Hotel-aanbiedingen en Pleats en Super en
- gebruik te maken van e-mailadressen zonder herleidbare personalia en
- zich aldus voor te doen als bonafide verkoper,
waardoor bovengenoemde aangevers werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
13. primair
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019 in Duitsland en/of in Malta en/of in Denemarken en/of elders in Europa van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte stelselmatig en op meerdere tijdstippen in voornoemde periode meerdere voorwerpen, te weten geldbedragen tot een bedrag van € 23.065,12 euro omgezet, voorhanden gehad en van die geldbedragen gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat genoemde voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot/het gebruik van een geautomatiseerd werk belemmeren door daaraan gegevens aan te bieden/toe te zenden, meermalen gepleegd.
2. primair Belaging.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
4. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
6. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
7. Bedreiging met zware mishandeling.
8. Oplichting, meermalen gepleegd.
9. Poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
10. Oplichting, meermalen gepleegd.
11. Oplichting, meermalen gepleegd.
13. primair Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat door middel van een observatie in het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) nadere informatie dient te worden ingewonnen omtrent de persoon van de verdachte. Subsidiair heeft zij gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair, 3., 4., 5. primair, 6., 7., 8., 9., 10., 11., 12. en 13. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van psycholoog A. Soetendaal van 4 mei 2020 en 19 oktober 2020 en het reclasseringsadvies van 21 oktober 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij 11 van de 13 tenlastegelegde feiten komt de rechtbank tot bewijs. Verdachte heeft gedurende langere tijd inkomsten gehaald uit geraffineerde vormen van oplichting. De daarmee verkregen aanzienlijke sommen geld heeft hij witgewassen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een aantal pogingen tot oplichting. Door zich voor te doen als iemand van een gerechtsdeurwaarderskantoor en te dreigen met hoge kosten en beslaglegging als er niet zou worden betaald, heeft hij ervoor gezorgd dat een deel van de mensen uit angst gingen betalen. Zij hebben hierdoor financiële schade geleden en bovendien heeft hun vertrouwen in anderen een deuk opgelopen. Het is aangrijpend om te lezen dat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 10] leningen hebben moeten afsluiten om verdachte te betalen, en dat zij in grote angst hebben geleefd al hun bezittingen te zullen verliezen. Verdachte heeft er voor gekozen om op illegale wijze aan zijn inkomsten te komen om daarmee een luxe leven te kunnen leiden. Hij heeft zich daarbij niets aangetrokken van de schade die hij daarmee aan anderen heeft toegebracht. De rechtbank rekent hem dit aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het belemmeren van een geautomatiseerd werk door veelvuldig te bellen met een telefooncentrale en zogenaamde conference calls op te zetten. Hierdoor konden de werkzaamheden niet meer op een normale wijze worden verricht en werd de bedrijfsvoering van de aangevallen dienst ernstig verstoord. Verdachte heeft met dit handelen enkel gedacht aan zijn eigen behoefte om met mensen te praten zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor anderen.
Naast het bellen naar de telefooncentrale heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een belaging van een man op leeftijd. Hij heeft deze man veelvuldig gebeld, onder meer in de nachtelijke uren, waarbij verdachte hem doorverbond met verschillende ziekenhuizen en instellingen. Met dit gedrag heeft verdachte eveneens laten zien zijn eigen behoefte om te bellen volledig voorop te stellen zonder daarbij na te denken over de inbreuk die hij hiermee maakte op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hij beleefde zelfs plezier aan de verwarring en onrust die hij met zijn handelen bij het slachtoffer teweegbracht.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een aantal medewerkers van ziekenhuizen en een huisartsenpost door onder meer te stellen dat hij familieleden van het personeel ontvoerd had en te dreigen dat hij hen iets aan zou doen. Verdachte heeft hierdoor veel angst gecreëerd bij medewerkers.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichtingen en pogingen daartoe. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
Op 4 mei 2020 is er een rapport uitgebracht door psycholoog Soetendaal. Zij concludeerde dat bij verdachte sprake is van ernstige stoornissen in de zin van een autismespectrumstoornis en een obsessief-compulsieve stoornis.
Verdachte is vervolgens in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis opgenomen in FPA de Boog om daar de noodzakelijk geachte behandeling te starten. Verdachte heeft die behandeling vroegtijdig gestopt waarna de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven.
Op 19 oktober 2020 is er een aanvullend rapport uitgebracht door psycholoog Soetendaal. De vraag aan de psycholoog was of de mislukte opname in De Boog reden gaf om haar eerdere advies te herzien. In deze rapportage concludeert zij dat verdachte in het vorige onderzoek klachten opzettelijk heeft gefingeerd en gesimuleerd, mogelijk met als doel zijn procespositie te beïnvloeden en een advies van verminderde toerekeningsvatbaarheid te verkrijgen. Ditmaal lijkt hij juist sterk de nadruk te willen leggen op het niet hebben van een stoornis en geeft hij aan de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, bij volle verstand en bewustzijn te hebben gepleegd, om zich zo de ten laste gelegde feiten volledig te laten toerekenen.
Zij stelt dat het aannemelijk is geworden dat het vorige onderzoek weliswaar diagnostisch van waarde is, maar vooral in de zin van procesdiagnostiek nu verdachte de indruk heeft gewekt de beeldvorming over hem destijds bewust gemanipuleerd te hebben, waarin hij zich geraffineerd toont. De mate van ziekelijkheid (eventuele dwang) versus antisociale en/of narcistische kenmerken (persoonlijkheidsstoornis) laten zich volgens haar in de context van een ambulant onderzoek niet goed ontrafelen. Zij adviseert om verdachte te laten observeren/onderzoeken door het PBC. Aan de hand van verkregen beeldvorming over verdachte door het PBC kan de doorwerking van eventuele stoornissen in de ten laste gelegde feiten beter worden afgewogen, omdat het nu, op basis van voortschrijdend inzicht, ook lijkt dat deze doorwerking in het vorige onderzoek op basis van onjuiste informatie is afgewogen. Door een opname in het PBC kan ten slotte beter een afweging worden gemaakt of de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, beter afgestraft kunnen worden of dat er een intensieve behandeling noodzakelijk is, bijvoorbeeld door middel van oplegging van een maatregel, ook met het oog op de inschatting van het risico op herhaling.
Blijkens het rapport van de reclassering van 21 oktober 2020 sluit zij zich aan bij het advies van de psycholoog tot observatie van verdachte in het PBC.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij berekenend te werk is gegaan en hij zich ten overstaan van psycholoog Soetendaal heeft voorgedaan als iemand met stoornissen met als doel volledig of deels ontoerekeningsvatbaar te worden verklaard om op die manier voor een lagere straf in aanmerking te komen. Dat heeft hij naar eigen zeggen in het verleden ook gedaan bij gelegenheid van Pro Justitia onderzoeken die eerder bij hem zijn uitgevoerd. Volgens verdachte is er niets met hem aan de hand en is hij volledig toerekeningsvatbaar.
Naar aanleiding van het advies van de psychloog ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte alsnog moet worden geobserveerd in het PBC om een goed beeld van hem te verkrijgen, zodat hij voor de bewezenverklaarde feiten passend kan worden gestraft en/of kan worden behandeld om recidive in de toekomst te voorkomen.
Bij de beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank gelet op de feiten die zij bewezen heeft verklaard. Deze betreffen oplichtingen, pogingen daartoe, witwassen, belaging, telefonische bedreigingen en het belemmeren van een geautomatiseerd werk. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel justitiële documentatie waarop staat dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichtingen.
In het licht van de ernst van de feiten, waarbij met name van belang is dat er geen fysiek gevaar voor personen is geweest, alsmede zijn strafblad, waarop evenmin geweldsfeiten staan, is de rechtbank van oordeel dat een observatie in het PBC van verdachte niet opportuun is. Er is onvoldoende reden om te veronderstellen dat na een dergelijke observatie de conclusie van de rechtbank zal zijn dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Evenmin ligt een ambulante of klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel in de rede. Eerdere behandelingen hebben verdachte niet van strafbare feiten kunnen weerhouden, terwijl verdachte (ook) nu in het geheel niet gemotiveerd is om in behandeling te gaan. Extrinsieke motivatie door het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf is daarbij thans slechts beperkt mogelijk, gelet op de ernst van de feiten in verhouding tot de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Voordat de rechtbank de hoogte van de straf zal bepalen, heeft zij nog acht geslagen op de vraag of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De rechtbank ziet hier geen aanleiding toe en wel om de volgende redenen. Verdachte was ten tijde van de feiten 20/21 jaar oud. Hij is niet alleen op een manipulatieve en berekende wijze te werk gegaan bij het onderzoek door de psycholoog, maar zijn hele proceshouding wordt gekenmerkt door manipulatie, waarmee hij blijk geeft van verharding. Daarnaast heeft hij laten zien dat hij langere tijd zelfstandig in het buitenland heeft kunnen leven. Bovendien is hij niet gemotiveerd voor een behandeling en valt van pedagogische beïnvloeding niets te verwachten. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De opstelling van verdachte, dat hij op geen enkele wijze onderzoek wenst naar de aanwezigheid van mogelijke onderliggende persoonlijkheidsproblematiek, en evenmin open staat voor een eventueel behandeltraject daarna, maakt dat de rechtbank somber is over de toekomst van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op het hiervoor overwogene maar één passende reactie mogelijk, en dat is het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De officier van justitie heeft bij de onderbouwing van de door haar gevorderde straf erop gewezen dat de tenlastegelegde feiten het topje van de ijsberg zijn en dat uit het dossier blijkt dat verdachte veel meer slachtoffers heeft gemaakt, zowel door veelvuldig bellen en het opzetten van conference calls als door zijn oplichtingspraktijken. Er is voor gekozen hem niet voor meer feiten te vervolgen, omdat dat hernieuwde EAB’s aan Denemarken noodzakelijk zou maken. De rechtbank is echter van oordeel dat – nu de officier van justitie ervan heeft afgezien meer/andere feiten aan verdachte ten laste te leggen of ad informandum aan de rechtbank voor te leggen – er geen strafverzwarende betekenis kan worden toegekend aan de stelling dat de tenlastegelegde feiten slechts een klein deel zijn van wat verdachte op zijn geweten heeft. Dat laat onverlet dat de rechtbank er zich rekenschap van heeft gegeven dat het oplichten van mensen een levenswijze van verdachte lijkt te zijn geworden.
De rechtbank zal – alles afwegend – aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, daarbij inbegrepen de tijd die verdachte in detentie heeft doorgebracht in Denemarken ingevolge het verzoek om overlevering.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
T.a.v. feit 1. primair
Namens Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) is door [gemachtigde 1] een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 46.594,65 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een machtiging waaruit blijkt dat [gemachtigde 1] namens DV&O bevoegd is de vordering in te dienen, ontbreekt.
Subsidiair heeft hij bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering is te omvangrijk en te complex om te worden behandeld binnen het strafproces.
Zo is onduidelijk welke opgegeven posten aan verdachte kunnen worden toegerekend en dientengevolge welk deel van de gevorderde schade voor toewijzing in aanmerking zou komen.
Oordeel van de rechtbank
Uit de vordering tot schadevergoeding van DV&O blijkt dat deze vordering is ingediend door [gemachtigde 1] . In het licht van de bijgevoegde stukken en de onvoldoende weersproken toelichting van [gemachtigde 1] ter terechtzitting acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat hij als plaatsvervangend directeur van DV&O bevoegd is om namens DV&O een vordering tot schadevergoeding in te dienen.
De vordering van DV&O bestaat uit diverse schadeposten, te weten:
Inzet:
- Camera’s BouWatch periode 11-10-2019/24-11-2019 € 4.467,33
- Mobiel Commando Uitwijkcentrum Logistiek € 2.976,84
- Beveiliging Pand en Mobiele Commando Uitwijkcentrum Logistiek € 24.026,00.
Inzet crisisteam DV&O € 9.372,26
- Salariskosten medewerker Logistiek 3 weken Bijzonder Verlof (bedreiging) € 4.708,78
Verblijfskosten:
- Hotelovernachtingen € 376,95
- Maaltijden (overwerk) € 666,49
Totaal: € 46.594,65
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft onder 1. primair bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan kortgezegd het belemmeren van het geautomatiseerde werk van DV&O.
Op grond van de aangifte, de brief met aanvullende punten, de vordering en de toelichting daarop van [gemachtigde 1] ter terechtzitting blijkt dat er onder meer een grootschalig onderzoek is ingesteld door DV&O zelf. Er werd een veiligheidsprotocol in gang gezet en het crisisteam heeft geprobeerd om te achterhalen wie beller ‘Theo’ was. Hiermee zijn de nodige kosten gepaard gegaan.
De rechtbank leidt uit de soort schadeposten die zijn opgenomen in de vordering af dat zij (met name) zien op de kosten die zijn gemaakt met het in gang zetten van het veiligheidsprotocol en met de opsporing van verdachte. Daarnaast zijn er salariskosten gemaakt die verband houden met de ten laste gelegde belaging. Ten aanzien van dit laatstbedoelde feit is het openbaar ministerie evenwel niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Aldus moet worden vastgesteld dat DV&O tot op heden onvoldoende inzicht heeft geboden in welke kosten op welke wijze in rechtstreeks oorzakelijk verband staan met het belemmeren van het geautomatiseerde werk. De rechtbank zal de benadeelde partij niet in de gelegenheid stellen om daarover alsnog meer duidelijkheid te verschaffen, omdat dat betekent dat de zaak tegen verdachte zou moeten worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
T.a.v. feit 2. primair Door [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 600,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, ingeval van een bewezenverklaring, voor toewijzing vatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer: ECLI:NL:HR:2019:793) volgt dat van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat sprake is van een aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Er is bewezenverklaard dat verdachte de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedurende drie weken heeft belaagd. Uit de aangifte en het schade-onderbouwingsformulier blijkt dat [slachtoffer 1] 77 jaar oud is, alleen woont en herstellende was van een zware operatie. Hij werd door verdachte meerdere malen per dag gebeld, zonder aanleiding en vaak vanaf het einde van de middag tot in de nachtelijke uren. Hierdoor had hij geen ongestoorde nachtrust meer. Hij had last van stress en onrust doordat hij voortdurend werd gebeld door verdachte. Ook werd hij angstig. Hij was bang dat verdachte voor zijn woning zou staan en voelde zich daar minder veilig.
Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen die het heeft gehad voor de benadeelde partij [slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ en dat is voldaan aan de eisen die de jurisprudentie van de Hoge Raad daaraan stelt. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
T.a.v. feit 10.
Door [slachtoffer 11] is namens [slachtoffer 10] een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 951,90 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 10. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
T.a.v. feit 10.
Door [slachtoffer 12] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 210,00 gevorderd ter vergoeding van proceskosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen. Er worden proceskosten gevorderd, terwijl die er niet zijn. Bovendien is de vordering niet ondertekend en gedateerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat ervan uit dat de benadeelde partij een vergoeding vordert voor materiële schade in plaats van proceskosten. Dit blijkt duidelijk uit de aangifte, het voegingsformulier en de daarbij gevoegde stukken.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het voegingsformulier niet is ondertekend en gedateerd door de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit gebrek niet tot niet ontvankelijkheid nu uit het overige deel van het voegingsformulier en de bijgevoegde stukken blijkt dat het niet anders kan zijn dan dat de benadeelde partij de vordering heeft ingediend.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 10. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2019.
T.a.v. feit 10.
Door [slachtoffer 13] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 259,97 gevorderd ter vergoeding van materiële schade en € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade voor toewijzing vatbaar is. Het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade dient te worden afgewezen nu dit onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 10. bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2019.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en onzekerheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
T.a.v. feit 11.
Door [slachtoffer 14] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag gevorderd van € 50,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 11. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
T.a.v. feit 11.
Door [slachtoffer 17] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 50,00 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 11. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
T.a.v. feit 12.
Door [gemachtigde 5] is namens [slachtoffer 24] een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 1.350,00 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien feit 1. primair (voor wat betreft de belaging), feit 1. subsidiair, feit 2. subsidiair, feit 5. primair en subsidiair en feit 12 (voor wat betreft de identiteitsfraude gepleegd jegens [slachtoffer 18] CS Gerechtsdeurwaarders) en verklaart de officier van justitie in de overige tenlastegelegde feiten ontvankelijk.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 12. voor het overige is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 3., 4., 6., 7., 8., 9., 10., 11. en 13. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2019, en bepaalt de duur volgens welke gijzeling kan worden toegepast op 12 dagen. Dit bedrag betreft immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 951,90 (zegge: negenhonderdeenenvijftig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , te betalen een bedrag van € 951,90 (zegge: negenhonderdeenenvijftig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2019, en bepaalt de duur volgens welke gijzeling kan worden toegepast op 19 dagen. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 210,00 (zegge: tweehonderdtien euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , te betalen een bedrag van € 210,00 (zegge: tweehonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2019, en bepaalt de duur volgens welke gijzeling kan worden toegepast op 4 dagen. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 259,97 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , te betalen een bedrag van € 259,97 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2019, en bepaalt de duur volgens welke gijzeling kan worden toegepast op 5 dagen. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] voor het overige af.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , te betalen een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018, en bepaalt de duur volgens welke gijzeling kan worden toegepast op 1 dag. Dit betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , te betalen een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018, en bepaalt de duur volgens welke gijzeling kan worden toegepast op 1 dag. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2020.
Mr. Jansen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.