Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:144 [Beperken beschikkingsbevoegdheid bij saneringsplan]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
24-06-2015, Stb. 2012, 679 jo Stb. 2015, 278 (uitgifte: 09-07-2015, kamerstukken: 34100)
13-12-2012, Stb. 2012, 679 jo Stb. 2015, 278 (uitgifte: 21-12-2012, kamerstukken: 33273)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2015, Stb. 2015, 309 (uitgifte: 28-07-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank kan indien zich in het geval, bedoeld in artikel 3:135, eerste lid of 3:136, eerste lid, uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan te verwachten is dat de financiële positie van de levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is nog verder zal verslechteren, de vrije beschikking door de levensverzekeraar of schadeverzekeraar over zijn waarden, die betrekking hebben op zijn vanuit Nederland uitgeoefende bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar beperken of hem verbieden om anders dan met machtiging van de Nederlandsche Bank te beschikken over deze waarden.
2.
De Nederlandsche Bank deelt haar besluit, zo mogelijk voordat dit van kracht wordt, mee aan de toezichthoudende instantie van een andere lidstaat waar de levensverzekeraar of schadeverzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij vanuit zijn bijkantoor in een lidstaat diensten verricht. Zij kan deze toezichthoudende instantie verzoeken overeenkomstige maatregelen te treffen ten aanzien van de in de betrokken lidstaat aanwezige waarden.
3.
Ten aanzien van een levensverzekeraar of schadeverzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, waarvan op de solvabiliteit toezicht wordt gehouden door de toezichthoudende instantie van een andere lidstaat op grond van artikel 3:60, tweede lid, neemt de Nederlandsche Bank een besluit als bedoeld in het eerste lid ten aanzien van de hier te lande aanwezige waarden, indien die toezichthoudende instantie dit verzoekt op grond van het feit dat de levensverzekeraar of schadeverzekeraar in soortgelijke omstandigheden verkeert als bedoeld in het eerste lid.
4.
Artikel 3:137, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
De Nederlandsche Bank heft de beperking of het verbod op zodra de levensverzekeraar of schadeverzekeraar weer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen met betrekking tot de solvabiliteit, dan wel, indien het besluit uitsluitend berust op het derde lid, zodra de aldaar bedoelde toezichthoudende instantie hierom verzoekt. De Nederlandsche Bank doet van het besluit tot opheffing van de beperking of het verbod mededeling aan de toezichthoudende instantie, bedoeld in het tweede lid.