NJ 2011/203
Art. 6 Sv en de bevoegdheid van de kinderrechter.
HR 26-04-2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9872
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 april 2011
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth
- Zaaknummer
09/03329 J
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BO9872
- JCDI
JCDI:ADS96526:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BO9872, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑04‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BO9872, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑12‑2010
- Wetingang
Essentie
De kinderrechter in de rechtbank Haarlem, alwaar de verdachte woonde, was bevoegd de zaak van de verdachte te berechten, ook al waren de zaken van zijn (meerderjarige) mededaders eerder bij de rechtbank Den Haag aanhangig gemaakt.
Samenvatting
Met het voorschrift van art. 6 lid 2 Sv heeft de wetgever beoogd in geval van gelijktijdige vervolging te bewerkstelligen dat de zaken tegen medeverdachten door dezelfde rechter worden behandeld (vgl. HR LJN ZD1575, NJ 1999/635, rov. 3.3.8). Dit kan niet worden bereikt als de zaak van de verdachte door een kinderrechter cfm ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.