Einde inhoudsopgave
Successiebelastingverordening 1908 [Sint Maarten]
Artikel 7 [Bij de overledene in bezit zijnde goederen, niet zijnde registergoederen, en effecten]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2014
- Bronpublicatie:
09-01-2014, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2014, 6 (uitgifte: 14-01-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-04-2014, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2014, 33 (uitgifte: 01-04-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
De goederen, niet zijnde registergoederen, bij het overlijden van een ingezetene van Sint Maarten onder hem berustende of voor hem door anderen bewaard of bezeten, daaronder gerekend schuldvorderingen, aandeelen en effecten, waarvan de aan toonder of houder of op naam des overledenen luidende bewijzen bij zijn overlijden onder hem berustten of voor hem door anderen werden bezeten, worden voor de toepassing dezer verordening geacht tot zijne nalatenschap, of zo hij in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd, tot de gemeenschap te behooren en mitsdien voor het geheel of voor het aandeel krachtens gemeenschap door zijne erfgenamen te worden verkregen.
De verplichting tot afgifte kan worden opgenomen onder de schulden, bedoeld in artikel 26 letter e. Het bepaalde bij letter e, is ten deze toepasselijk met dien verstande, dat overtuigend moet worden aangetoond, dat de goederen reeds vóór het overlijden aan anderen toebehoorden.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet toepasselijk:
- 1.
ingeval de overledene, ten gevolge van de uitoefening van een beroep of bedrijf, de goederen of bewijzen onder zich had voor iemand, niet behoorende tot zijn bloed- of aanverwanten tot den vierden graad ingesloten of hunne echtgenooten;
- 2.
ingeval de goederen of bewijzen onder den overledene berustten als openbaar ambtenaar, als ouder van minderjarigen, als voogd, als curator, als executeur of door de rechter benoemde vereffenaar van een nalatenschap of als bewindvoerder in de gevallen, waarin deze volgens een uitdrukkelijke wetsbepaling is aangesteld of bij verdeling van een gemeenschap als zodanig is benoemd;
- 3.
ingeval de goederen of bewijzen bij het overlijden verblijven aan deelgenoten, ingevolge een overeenkomst tussen den overledene en die deelgenoten gesloten;
- 4.
ingeval en voor zover de goederen of bewijzen toebehooren aan de vrouw van den overledene.
Dit artikel is mede toepasselijk op de daarin bedoelde goederen of bewijzen, berustende onder of bewaard voor den in algehele gemeenschap gehuwden echtgenoot van den overledene.