Rb. Rotterdam, 25-11-2009, nr. 329286 / HA ZA 09-1148
ECLI:NL:RBROT:2009:BK4498, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
25-11-2009
- Zaaknummer
329286 / HA ZA 09-1148
- LJN
BK4498
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2009:BK4498, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 25‑11‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BP7374, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis ogv artikel 1065 sub b-e Rv wegens schending artikelen 1027, 1036 en 1045 Rv en GIW Arbitragereglement(en). Referte door respectievelijk verstek verleend aan gedaagden. Vraag of sprake is van twee (samen)gevoegde arbitrale procedures. Kennisneming stukken in arbitraal geding door partijen. Wijze waarop arbiter benoemd is. Deugdelijke motivering van het arbitraal vonnis. Vordering tot vernietiging afgewezen.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 329286 / HA ZA 09-1148
Uitspraak: 25 november 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PWS PROJECTEN B.V., voorheen genaamd STERNER PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.M.J. Arts,
- tegen -
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KOUDIJS BOUW B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen worden hierna aangeduid als "PWS" respectievelijk "[gedaagde sub 1]" respectievelijk "Koudijs".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. 16 en 17 april 2009 en de door PWS overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
1.2 Tegen [gedaagde sub 1] is verstek verleend.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Tussen PWS en Koudijs is op 18 maart 2005 een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het project ‘Nieuwbouw Spiegelnisserkade, luxe appartementen en penthouses’. Hierbij is ook overeengekomen dat de Garantie-en Waarborgregeling A-2003 (Waarborgregeling) van de Stichting Garantie-Instituut Woningbouw (GIW) van toepassing is. In artikel 10.2 van deze regeling is de volgende clausule opgenomen:
Alle geschillen tussen de ondernemer en de verkrijger (…) naar aanleiding van de garantie-en waarborgregeling, (…) worden uitsluitend bij wege van arbitrage met inachtneming van het Arbitragereglement van het GIW, zoals dat luidt op de datum van aanhangig maken van het geschil, beslecht. Hoger beroep tegen het arbitrale vonnis is niet mogelijk
2.2 Tussen PWS enerzijds en [gedaagde sub 1] en mevrouw [X] anderzijds is op 18 juli 2005 een koop-aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het appartementsrecht aan de Spiegelnisserkade 190. In de overwegingen bij deze overeenkomst onderkennen PWS, [gedaagde sub 1] en mevrouw [X] (i) dat de bouw verzorgd wordt door Koudijs, (ii) dat het project door Koudijs is geregistreerd bij het GIW en (iii) dat [gedaagde sub 1] en mevrouw [X] op de hoogte zijn van het feit dat het GIW-waarborgcertificaat wordt afgegeven op naam van Koudijs.
2.3 Op 23 mei 2006 wordt het appartement opgeleverd.
2.4 Eind 2006 klaagt [gedaagde sub 1] bij Koudijs en PWS over een aantal in het appartement geconstateerde gebreken. [gedaagde sub 1] dient een verzoek tot arbitrage in dat door het GIW op 30 mei 2007 wordt ontvangen.
2.5 Koudijs voert in de arbitrale procedure schriftelijk verweer. Vervolgens hebben drie deskundigen onderzoek verricht en van hun bevindingen rapporten opgemaakt die in de arbitrale procedure zijn ingebracht. Deze rapporten zijn aan partijen toegezonden en Koudijs heeft daarop gereageerd.
2.6 Op 19 juni 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden van het geschil. Toen voor het eerst heeft Koudijs zich op het standpunt gesteld dat niet zij, maar PWS partij is bij het geschil met [gedaagde sub 1].
2.7 Het GIW heeft PWS bij brief d.d. 20 juni 2008 van het arbitrageverzoek en het standpunt van Koudijs op de hoogte gesteld en haar verzocht te reageren. Deze brief luidt voor zover van belang:
Dossier: 17425 (…)
Aanvrager R..J. van Beelen, Spiegelnissekade 190 te Rotterdam
(…)
Ter zake heeft Koudijs Bouw B.V. reeds schriftelijk en inhoudelijk verweer gevoerd. Op 19 juni jl. heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. In dat verband treft u een kopie van een tweetal brieven d.d. heden respectievelijk aan uw wederpartij en Koudijs Bouw B.V. ter informatie aan.
PWS voert naar aanleiding hiervan schriftelijk verweer. Bij brief d.d. 9 oktober 2008 informeert het scheidsgerecht of PWS behoefte heeft aan een mondelinge behandeling. PWS bericht bij brief d.d. 20 oktober 2008 dat zij daarvan afziet. Op 7 november 2008 wijst het scheidsgerecht het arbitraal vonnis. In dit vonnis worden [gedaagde sub 1], Koudijs en PWS als partijen aangemerkt.
2.8 Het dictum van het arbitraal vonnis luidt:
I verklaart [gedaagde sub 1] niet ontvankelijk met betrekking tot klacht 3;
II veroordeelt PWS ten aanzien van de klachten 1 (voor wat betreft de geluidsoverlast van de verkeersruimten (lifthal en hal 191 in horizontale richting) en 2 tot het verrichten van zodanige werkzaamheden dat alsnog wordt voldaan aan de garantienormen, alsmede tot net verrichten van alle hieruit voortvloeiende noodzakelijke bijkomende werkzaamheden. Deze werkzaamheden dienen, voor zover deze inmiddels niet al naar behoren zijn uitgevoerd, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden na dagtekening van dit vonnis te zijn uitgevoerd;
III wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het arbitraal vonnis van 7 november 2008 (nr. 17425) van het GIW te vernietigen met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en Koudijs in de kosten van deze procedure.
PWS wenst op navolgende gronden vernietiging van het arbitraal vonnis.
3.1 Het scheidsgerecht is op onregelmatige wijze samengesteld (artikel 1065 lid 1 sub b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Het is PWS niet duidelijk óf en op welk moment in de arbitrageprocedure PWS-Beelen de arbiter is benoemd. Dit is in strijd met het GIW Reglement 2008 (subsidiair het GIW Reglement 2005) en derhalve met artikel 1027 Rv.
3.2 Het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden (artikel 1065 lid 1 sub c Rv). Dit ten eerste om de reden als genoemd onder 3.1. Ten tweede omdat de het scheidsgerecht in strijd met het GIW Reglement 2008 als beslissingsmaatstaf heeft genomen beoordeling als goede mannen naar billijkheid, waar de beslissingsmaatstaf had moeten zijn beoordeling naar de regelen des rechts. Ten derde omdat het scheidsgerecht in strijd met het GIW Reglement 2008 (subsidiair het GIW Reglement 2005), althans zonder enige juridische grondslag, althans onjuist gebruik makend van zijn bevoegdheid twee aanvankelijk zelfstandige arbitrageprocedures ([gedaagde sub 1] – Koudijs en [gedaagde sub 1] – PWS) ambtshalve heeft (samen)gevoegd. Het scheidsgerecht had partijen vooraf moeten informeren over het voornemen tot ambtshalve samenvoeging van de procedures en hen in staat stellen zich hierover uit te laten. De (samen)voeging is voorts op materieel onjuiste wijze geschied.
3.3 Het arbitraal vonnis alsmede de wijze waarop het tot stand is gekomen, is in strijd met de openbare orde of de goede zeden (artikel 1065 lid 1 sub e Rv). Dit in de eerste plaats om de redenen genoemd onder 3.2. In de tweede plaats omdat het scheidsgerecht zich bij de beoordeling van de vorderingen van [gedaagde sub 1] tegen PWS heeft beroepen op processtukken uit de arbitrageprocedure [gedaagde sub 1] – Koudijs. Bovendien heeft het scheidsgerecht zich in haar arbitraal vonnis beroepen op deskundigenrapporten die geen deel uitmaakten van de arbitrageprocedure [gedaagde sub 1] – PWS. Hiermee is bij de totstandkoming van het arbitraal vonnis gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Ten derde omdat het arbitraal vonnis apert ondeugdelijk is gemotiveerd (zie ook onder 3.4).
3.4 Het arbitraal vonnis is niet met redenen omkleed, in casu apert ondeugdelijk gemotiveerd (artikel 1065 lid 1 sub d Rv). Het arbitraal vonnis is inconsequent en onbegrijpelijk, omdat wordt overwogen dat het scheidsgerecht onbevoegd is kennis te nemen van het geschil [gedaagde sub 1] – Koudijs. In het dictum (onder III) echter wijst het scheidsgerecht de vordering van [gedaagde sub 1] jegens Koudijs af. Maar in het arbitraal vonnis overweegt het scheidsgerecht tevens dat “het de verantwoordelijkheid van Koudijs is om al het nodige te dien zodat wordt voldaan aan het gestelde in het dictum van het vonnis”. Dit verhoudt zich niet met een toewijzing van de(zelfde) vorderingen van [gedaagde sub 1] jegens PWS.
4 Het verweer
Koudijs refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het arbitraal vonnis, indien dit vernietigd zou worden, in stand dient te blijven voor zover het de afwijzing van de door [gedaagde sub 1] tegen Koudijs ingestelde vorderingen betreft, met veroordeling van PWS in de kosten van het geding.
[gedaagde sub 1] is niet in verschenen.
5 De beoordeling
Inleiding
5.1 Tegen van Beelen is verstek verleend. Artikel 139 Rv bepaalt dat de rechter in dat geval de vordering toewijst, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De onderhavige vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis is echter zowel tegen [gedaagde sub 1] als Koudijs ingesteld, omdat beiden in de arbitrale procedure die tot het ene arbitraal vonnis heeft geleid, waren betrokken. De aard van een dergelijke vordering verzet zich tegen het geven van een separaat oordeel over beide vorderingen.
Koudijs heeft zich in de onderhavige procedure aan de het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Dit betekent echter niet dat de vordering voor toewijzing gereed ligt, omdat referte niet inhoudt dat de vordering niet betwist wordt. Gelet op de aard van de vordering leent deze zich voor een volledige toetsing door de rechtbank.
Toepasselijk arbitragereglement
5.2 PWS heeft een aantal gronden voor vernietiging voorgedragen. Aan een groot aantal van die vernietigingsgronden heeft PWS primair schending van het GIW Reglement 2008 en subsidiair schending van het GIW Reglement 2005 ten grondslag gelegd. De rechtbank zal daarom eerst de vraag beantwoorden welk(e) reglement(en) op de procedure(s) van toepassing is c.q. zijn. Het antwoord op deze vraag hangt af van het antwoord op de vraag op welk moment de procedure(s) aanhangig is c.q. zijn gemaakt. PWS betoogt dat met het in het geding oproepen van PWS bij brief d.d. 20 juni 2008 een nieuwe procedure aanhangig is geworden, waarop, gelet op het tijdstip van aanhangig worden, het GIW Reglement 2008 van toepassing is. Ten onrechte heeft het scheidsgerecht deze nieuwe procedure [gedaagde sub 1] – PWS gevoegd met de reeds aanhangige procedure [gedaagde sub 1] – Koudijs.
5.3 De rechtbank volgt het betoog van PWS niet. PWS miskent hiermee namelijk dat de wijze waarop het Scheidsgerecht heeft gehandeld geen voeging van of tussenkomst in procedures vormt. Of sprake is van voeging of tussenkomst moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 1045 Rv dat, zo vloeit voort uit het systeem van de wet, dwingendrechtelijk op arbitrale gedingen van toepassing is. Artikel 1045 Rv bepaalt dat voeging of tussenkomst geschiedt op verzoek van een derde die enig belang bij het arbitraal geding heeft. PWS is niet op eigen verzoek in de procedure betrokken, zodat alleen al om die reden geen sprake van voeging of tussenkomst kan zijn.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat vanwege [gedaagde sub 1] op 20 juni 2008 of enige andere datum een nieuw verzoek tot arbitrage is ontvangen door het Scheidsgerecht. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat het Scheidsgerecht, zodra duidelijk is geworden dat het arbitrageverzoek d.d. 30 mei 2007 ook was gericht jegens PWS, de arbitrageprocedure mede jegens PWS is voortgezet door haar van het arbitrageverzoek op de hoogte te stellen en om een reactie te vragen. Dit is kenbaar uit de tekst van de brief d.d. 20 juni 2008 en met name de laatste (onder 2.6 geciteerde) alinea. Een arbitrageprocedure kan immers niet nieuw geopend worden als door één partij (Koudijs) al is gereageerd en er ook al een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Daar komt bij dat uit de brief d.d. 20 juni 2008 en de meegezonden bijlagen blijkt dat zowel het geschil [gedaagde sub 1] – Koudijs als het geschil [gedaagde sub 1] onder hetzelfde nummer (17425) staan geregistreerd. De handelswijze is niet in strijd met de dwingendrechtelijk op het arbitraal geding van toepassing zijnde wettelijke regels. Het GIW Reglement 2005 noch het GIW Reglement 2008 geven hiervoor bijzondere aanwijzingen. Derhalve moet 30 mei 2007 gezien worden als (enige) datum waarop in de onderhavige kwestie een arbitrageverzoek is ontvangen. Artikel 6.1 j. artikel 6.3 GIW Reglement 2005 bepaalt dat het geding aanhangig is zodra het schriftelijk verzoek van de belanghebbende is ontvangen. Ingevolge artikel 10.2 Waarborgregeling (herhaald in artikel 10.2 GIW Reglement 2005 en artikel 11.9 GIW Reglement 2008) wordt het geschil beslecht met inachtneming van het Arbitragereglement van het GIW, zoals dat luidt op de datum van aanhangig maken van het geschil. Wijzigingen in het GIW Reglement zijn niet van kracht op reeds aanhangige geschillen zo volgt uit artikel 10.1 GIW Reglement 2005. Dit alles betekent dat sprake is van één arbitrageprocedure waarin [gedaagde sub 1] optreedt als eiser en Koudijs en PWS als gedaagden en waarop het GIW Reglement 2005 van toepassing is.
5.4 Bij de verdere beoordeling wordt vooropgesteld dat bij de beantwoording van de vraag of er grond voor vernietiging van een arbitraal vonnis is, de rechter terughoudendheid moet betrachten. De vernietigingsprocedure mag immers niet gebruikt worden als een verkapt hoger beroep.
Vernietigingsgrond artikel 1065 lid 1 sub b Rv
5.5 Als eerste grond voor vernietiging heeft PWS voorgedragen dat het scheidsgerecht op onregelmatige wijze is samengesteld. Artikel 1027 lid 1 Rv bepaalt dat de arbiter(s) wordt c.q. worden benoemd op de wijze zoals partijen zijn overeengekomen. Ingevolge artikel 1027 lid 2 Rv dient de benoeming te geschieden binnen twee maanden nadat de zaak aanhangig is, tenzij de arbiter(s) al eerder is c.q. zijn benoemd. Deze termijn kan door partijen bij overeenkomst worden bekort of verlengd. Nu artikel 1027 Rv van aanvullend recht is en partijen zijn gebonden aan een arbitragereglement, is van schending van dit artikel in het onderhavige geval geen sprake. Het komt aan op de uitleg van het op de arbitrale procedure toepasselijke arbitragereglement.
De primaire grondslag, strijd met GIW Reglement 2008, behoeft, gelet op hetgeen onder 5.2 is overwogen, geen bespreking meer. Subsidiair heeft PWS betoogt dat de voorzitter van het College van Arbiters (CvA) op grond van artikel 3.1 j. artikel 4.1 GIW Reglement 2005 onjuist heeft gehandeld. Deze artikelleden bepalen – kort samengevat – dat de voorzitter van het CvA één of drie arbiters benoemd nadat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld op het verzoek te reageren. In dit geval was reeds voor het verweer van PWS een arbiter benoemd.
De rechtbank overweegt als volgt. PWS neemt bij deze grond tot uitgangspunt dat ten onrechte twee aparte arbitrageprocedures zijn gevoegd, een uitgangspunt waarvan reeds geoordeeld is dat het onjuist is. Daarbij geldt nog het volgende. Doordat abusievelijk PWS niet meteen al bij de aanvang van de arbitrale procedure als verweerder aangemerkt, is de arbiter benoemd voordat PWS een verweerschrift had ingediend bij het scheidsgerecht. Dit vormt echter niet een dusdanig essentieel verzuim dat daarom vernietiging op grond van artikel 1065 lid 1 sub b Rv aan de orde is.
Vernietigingsgrond artikel 1065 lid 1 sub c Rv
5.6 Als tweede grond voor vernietiging van het arbitraal vonnis voert PWS aan dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden. Het scheidsgerecht zou zich ten eerste niet aan zijn opdracht hebben gehouden, omdat de arbiter niet conform het toepasselijke GIW Reglement is benoemd. De rechtbank oordeelt dat dit beroep op artikel 1065 lid 1 sub c Rv niet slaagt. Juist is dat bij de beantwoording van de vraag of de opdracht is overschreden de rechtbank ook acht dient te slaan op de toepasselijke procedureregels. Echter om redenen als onder 5.4 overwogen, vormt dit ook geen schending artikel 1065 lid 1 sub c Rv.
Ten tweede zou het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht hebben gehouden, omdat hij bij de beoordeling van het geschil de verkeerde beslissingsmaatstaf heeft aangelegd. Artikel 8.1 GIW Reglement 2005 bepaalt dat het scheidsgerecht beslist als goede mannen naar billijkheid. Als onder 5.2 overwogen is op de (gehele) arbitrageprocedure het GIW Reglement 2005 van toepassing. Door te oordelen als goede mannen naar billijkheid heeft het scheidsgerecht dus de juiste maatstaf aangelegd.
Ten derde zou het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht hebben gehouden, omdat hij onjuist gebruik makend van zijn bevoegdheid twee procedures heeft gevoegd. Dit stuit af op het oordeel van de rechtbank dat van voeging van twee aparte procedures geen sprake is.
Vernietigingsgrond artikel 1065 lid 1 sub e Rv
5.7 Als derde grond voor vernietiging van het arbitraal vonnis voert PWS aan dat het arbitraal vonnis alsmede de wijze waarop het tot stand is gekomen is in strijd met de openbare orde of de goede zeden. Dit ten eerste omdat de arbiter op onjuiste wijze is benoemd, de onjuiste beslissingsmaatstaf is gehanteerd en ten onrechte twee procedures zijn gevoegd. De rechtbank oordeelt dat dit afstuit op hetgeen onder 5.2, 5.4 en 5.5 is overwogen, dat ook geldt voor de vernietigingsgrond van artikel 1065 sub e Rv.
Ten tweede zou het scheidsgerecht zich bij de beoordeling op processtukken en deskundigenrapporten (bij de totstandkoming waarvan PWS niet betrokken is geweest) hebben beroepen die wel aan Koudijs en [gedaagde sub 1] zijn toegezonden, maar niet aan PWS. Hiermee is bij de totstandkoming van het arbitraal vonnis gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Ten aanzien van de processtukken oordeelt de rechtbank dat uit de brief van het GIW d.d. 20 juni 2008 blijkt dat het verzoek tot arbitrage aan PWS is toegezonden. Niet gebleken is dat ook het verweerschrift van Koudijs aan PWS is toegezonden. De rechtbank oordeelt echter dat het scheidsgerecht hiertoe niet verplicht was, nu Koudijs niet als wederpartij van PWS is aan te merken. Het staat medegedaagden uiteraard vrij om verweren met elkaar af te stemmen, zodat PWS zelf Koudijs had kunnen benaderen. Dat van nog andere processtukken sprake was aan de zijde van [gedaagde sub 1] is gesteld noch gebleken.
Van een andere orde dan de processtukken zijn de deskundigenrapporten. Met PWS is de rechtbank van mening dat het scheidsgerecht deze rapporten aan PWS ter beschikking had moeten stellen. Desondanks acht de rechtbank in dit geval op deze grond vernietiging van arbitraal vonnis niet noodzakelijk. PWS heeft gesteld dat uit haar verweerschrift in de arbitrale procedure bleek dat zij kennis droeg van in ieder geval twee van de deskundigenrapporten en daar dus zonodig al op had kunnen reageren. PWS is op dat punt dus niet in haar belangen geschaad. Vast staat voorts dat het scheidsgerecht heeft geïnformeerd of PWS behoefte had aan een mondelinge behandeling. PWS heeft bericht dat zij daarvan afzag. Nu PWS kennis droeg van het feit dat er tenminste twee rapporten deel uitmaakten van het geding die haar niet waren toegezonden, had zij dit bij de mondelinge behandeling ter discussie kunnen stellen en zonodig nog om gelegenheid voor nader verweer kunnen verzoeken. Dit heeft zij echter nagelaten. Dat het scheidsgerecht, zoals PWS stelt, zelf aangeeft geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling, hoeft PWS niet te weerhouden om mondelinge behandeling te verzoeken. Daar komt bij dat PWS in de onderhavige procedure niet heeft aangegeven wat haar concrete bezwaren tegen de bevindingen van de deskundigen zijn noch, ook met betrekking tot de klacht van PWS dat zij niet bij de totstandkoming van de deskundigenrapporten betrokken is geweest, hoe de uitspraak van het scheidsgerecht zou hebben kunnen luiden als PWS wel bij de totstandkoming van de deskundigenrapporten was betrokken. Ook om deze reden heeft PWS ook geen belang bij vernietiging van het arbitraal vonnis.
Ten derde zou het arbitraal vonnis van het scheidsgerecht apert ondeugdelijk gemotiveerd zijn. Dit deel van de grond zal hieronder beoordeeld worden tezamen met het beroep op artikel 1065 lid 1 sub d Rv.
Vernietigingsgrond artikel 1065 lid 1 sub d Rv
5.8 Als laatste grond voor vernietiging heeft PWS voorgedragen dat het arbitraal vonnis niet met redenen omkleed en apert ondeugdelijk gemotiveerd is. PWS doet hierbij een beroep op het arrest HR 9 januari 2004, JBPR 2004, 31, waarin is bepaald dat met het ontbreken van een motivering op één lijn moet worden gesteld het geval dat weliswaar een motivering is gegeven, maar dat daarin enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing niet te onderkennen valt. De rechtbank wijst erop deze maatstaf inhoudt dat vernietiging op deze grond door de rechter met terughoudendheid dient te worden toegepast, in die zin dat hij slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. Met PWS is de rechtbank van mening dat het scheidsgerecht inconsequent is waar in het arbitraal vonnis wordt overwogen dat het scheidsgerecht niet bevoegd is en in het dictum de vordering jegens Koudijs wordt afgewezen in plaats van dat het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart van de vordering jegens Koudijs kennis te nemen. Er is echter geen sprake van dat in de motivering deze beslissing niet enige steekhoudende verklaring daarvoor te onderkennen valt. Duidelijk en navolgbaar is hoe het scheidsgerecht tot de onbevoegdverklaring/afwijzing is gekomen. Daar komt bij dat, nu het in feite gaat om alternatieve gedaagden - d.w.z. óf Koudijs óf PWS heeft de garantie afgegeven - onbevoegdverklaring en afwijzing materieel op hetzelfde neerkomen.
Onder punt 42 van het arbitraal vonnis wijst het scheidsgerecht partijen erop dat het de verantwoordelijkheid van Koudijs is om al het nodige te doen zodat wordt voldaan aan het gestelde in het dictum van het vonnis. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke
verschrijving, die het vonnis niet onbegrijpelijk of inconsequent maakt, nu uit de context waarin het woord staat duidelijk wordt dat PWS in plaats van Koudijs wordt bedoeld. PWS wordt immers in het arbitraal vonnis steeds als tot herstel verplichte partij aangemerkt en ook in het dictum wordt jegens Koudijs geen veroordeling wordt uitgesproken.
Het arbitraal vonnis komt op deze grond dus niet voor vernietiging in aanmerking. Gelet op het vorenoverwogene is het arbitraal vonnis alsmede de wijze waarop het tot stand is gekomen ook niet in strijd met de openbare orde of de goede zeden.
5.9 Het arbitraal vonnis van 7 november 2008 (nr. 17425) van het GIW komt op de door PWS aangevoerde gronden niet voor vernietiging in aanmerking. PWS zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vorderingen van PWS;
veroordeelt PWS in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Koudijs bepaald op € 262,= aan vast recht en op € 904,= aan salaris voor de advocaat;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin.
Uitgesproken in het openbaar.
2111/2009