Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 1036 [Gedingvoering]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
02-06-2014, Stb. 2014, 200 (uitgifte: 11-06-2014, kamerstukken: 33611)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2014, Stb. 2014, 254 (uitgifte: 09-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
1.
Onverminderd de bepalingen van dwingend recht in deze titel, wordt het arbitraal geding gevoerd op de wijze als door de partijen is overeengekomen. Voorzover de partijen niet in de regeling van het arbitraal geding hebben voorzien, wordt dit, onverminderd het bepaalde in deze titel, gevoerd op de wijze als door het scheidsgerecht bepaald.
2.
Het scheidsgerecht behandelt de partijen op voet van gelijkheid. Het scheidsgerecht stelt de partijen over en weer in de gelegenheid hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten en zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle bescheiden en andere gegevens die in het geding ter kennis van het scheidsgerecht zijn gebracht. Bij zijn beslissing baseert het scheidsgerecht zijn oordeel ten nadele van een der partijen niet op bescheiden en andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten.
3.
Het scheidsgerecht waakt tegen onredelijke vertraging van het geding en treft zo nodig, op verzoek van een partij of uit eigen beweging, maatregelen. Partijen zijn tegenover elkaar verplicht onredelijke vertraging van het geding te voorkomen.