Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Bijlage 72-04 Bedrijfscontinuïteitsprocedure voor douanevervoer
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2023
- Redactionele toelichting
De formulieren die zijn gebaseerd op de versie die van toepassing was op de dag vóór deze wijziging mogen tot en met 1 april 2024 verder worden gebruikt, mits de nodige geografische aanpassingen worden aangebracht en de woonplaatskeuze en de naam van de lasthebber worden vermeld.
- Bronpublicatie:
08-02-2023, PbEU 2023, L 56 (uitgifte: 23-02-2023, regelingnummer: 2023/403)
- Inwerkingtreding
15-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2023, PbEU 2023, L 56 (uitgifte: 23-02-2023, regelingnummer: 2023/403)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
Deel I
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
1
In deze bijlage zijn op grond van artikel 291 van deze verordening voor de houders van de regeling, inclusief de toegelaten afzenders, de bijzondere bepalingen vastgelegd voor het gebruik van de bedrijfscontinuïteitsprocedure, in het geval van een tijdelijke storing van:
- —
het elektronische douanevervoersysteem;
- —
het computersysteem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt voor de indiening van de aangifte voor douanevervoer door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken;
- —
de elektronische koppeling tussen het computersysteem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt voor de indiening van de aangifte voor douanevervoer door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, en het elektronische douanevervoersysteem.
2
Aangiften voor douanevervoer
2.1
De bij de bedrijfscontinuïteitsprocedure gebruikte aangifte voor douanevervoer is als zodanig herkenbaar voor alle partijen die bij het douanevervoer betrokken zijn, teneinde bij het douanekantoor van doorgang, bij het douanekantoor van bestemming en bij aankomst bij de toegelaten geadresseerde problemen te voorkomen. Daarom mogen slechts de volgende documenten worden gebruikt:
- —
een enig document (ED);
- —
een afdruk van het ED op gewoon papier, gemaakt met behulp van het computersysteem van de marktdeelnemer, zoals bepaald in bijlage B-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of
- —
een begeleidingsdocument douanevervoer (TAD)/begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid (TSAD), aangevuld, indien nodig, met een lijst van artikelen (LoI) of een lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid (TSLoI).
2.2
De aangifte voor douanevervoer kan worden aangevuld met één of meer aanvullende formulieren volgens het in bijlage B-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen formulier. Deze formulieren maken deel uit van de aangifte. Ladinglijsten die aan hoofdstuk IV van deel II van deze bijlage voldoen en op het in hoofdstuk III van deel II van deze bijlage opgenomen formulier zijn opgesteld, kunnen in de plaats van aanvullende formulieren worden gebruikt als het beschrijvende gedeelte van een schriftelijke aangifte voor douanevervoer waarvan ze dan deel uitmaken.
Hoofdstuk II. Uitvoeringsvoorschriften
3
Onbeschikbaarheid van het elektronische douanevervoersysteem
3.1
De voorschriften worden als volgt toegepast:
- —
de aangifte voor douanevervoer wordt opgemaakt en bij het douanekantoor van vertrek ingediend in de exemplaren 1, 4 en 5 van het ED overeenkomstig bijlage B-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of in twee exemplaren van het TAD/TSAD, aangevuld, indien nodig, door de LoI of TSLoI, overeenkomstig de bijlagen B-02, B-03, B-04 en B-05;
- —
de aangifte voor douanevervoer wordt geregistreerd in vak C door middel van een nummering die losstaat van die van het elektronische douanevervoersysteem;
- —
de bedrijfscontinuïteitsprocedure wordt aangegeven op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer met één van de stempels volgens de in hoofdstuk I van deel II van deze bijlage opgenomen modellen, in vak A van het ED of in plaats van het MRN en de streepjescode op het TAD/TSAD;
- —
de toegelaten afzender voldoet aan alle voorwaarden betreffende de in de aangifte te vermelden gegevens en het gebruik van het in de punten 22 tot en met 25 van deze bijlage bedoelde speciale stempel door respectievelijk de vakken C en D te gebruiken;
- —
de aangifte voor douanevervoer wordt afgestempeld hetzij door het douanekantoor van vertrek in het geval van de standaardprocedure hetzij door de toegelaten afzender wanneer artikel 233, lid 4, onder a), van het wetboek van toepassing is.
3.2
Wanneer tot de bedrijfscontinuïteitsprocedure is besloten, worden op basis van de informatie van een persoon die douanevervoersgegevens in het elektronische douanevervoersysteem heeft ingevoerd, alle douanevervoersgegevens waaraan een LRN of MRN is toegekend, uit het elektronische douanevervoersysteem verwijderd.
3.3
De douaneautoriteiten zien toe op het gebruik van de bedrijfscontinuïteitsprocedure teneinde misbruik te voorkomen.
4
Onbeschikbaarheid van het computersysteem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt voor de indiening van de aangifte voor douanevervoer door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, of van de koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem:
- —
de bepalingen van punt 3 van deze bijlage zijn van toepassing;
- —
de houder van de regeling informeert de douaneautoriteit wanneer zijn computersysteem of de elektronische koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem opnieuw beschikbaar is.
5
Onbeschikbaarheid van het computersysteem van de toegelaten afzender of van de elektronische koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem.
Wanneer het computersysteem van de toegelaten afzender of de elektronische koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem onbeschikbaar is, geldt de volgende procedure:
- —
de bepalingen van punt 4 van deze bijlage zijn van toepassing;
- —
wanneer de toegelaten afzender in een jaar meer dan 2 % van zijn aangiften in de bedrijfscontinuïteitsprocedure heeft ingediend, wordt beoordeeld of nog aan de voorwaarden van de vergunning wordt voldaan.
6
Invoering van de gegevens door de douaneautoriteit.
In de in de punten 4 en 5 van deze bijlage bedoelde gevallen kan de douaneautoriteit de houder van de regeling echter toestaan de aangifte voor douanevervoer in één exemplaar bij het douanekantoor van vertrek in te dienen (met gebruikmaking van het ED of het TAD/TSAD), zodat deze door het elektronische douanevervoersysteem kan worden verwerkt.
Hoofdstuk III. Werking van de procedure
7
Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling.
Wanneer het douanekantoor van vertrek niet hetzelfde is als het douanekantoor van zekerheidstelling, behoudt dit laatste kantoor een kopie van de verbintenis van de borg. Het origineel wordt door de houder van de regeling overgelegd aan het douanekantoor van vertrek, waar het wordt bewaard. Indien nodig kan het douanekantoor van vertrek om de vertaling verzoeken in de officiële taal of één van de officiële talen van het betrokken land.
8
Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de houder van de regeling.
Met de ondertekening van de aangifte voor douanevervoer neemt de houder van de regeling de verantwoordelijkheid voor:
- —
de juistheid van de in de aangifte opgenomen gegevens,
- —
de echtheid van de overgelegde documenten,
- —
de naleving van alle verplichtingen in verband met de plaatsing van de goederen onder de regeling douanevervoer.
9
Identificatiemaatregelen.
Wanneer artikel 302 van deze verordening van toepassing is, vermeldt het douanekantoor van vertrek in vak ‘D. Controle door het kantoor van vertrek’ van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek ‘Aangebrachte verzegelingen’ het volgende:
- —
Vrijstelling — 99201.
10
Vermeldingen in de aangifte voor douanevervoer en vrijgave van de goederen.
- —
Het douanekantoor van vertrek vermeldt de controleresultaten op elk exemplaar van de aangifte voor douanevervoer.
- —
Wanneer de controleresultaten met de aangifte overeenkomen, geeft het douanekantoor van vertrek de goederen vrij en vermeldt het de datum van de controle op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer.
11
Onder de regeling douanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd onder geleide van de exemplaren 4 en 5 van het ED of onder geleide van één exemplaar van het TAD/TSAD, die door het douanekantoor van vertrek aan de houder van de regeling worden gegeven. Exemplaar 1 van het ED en het exemplaar van het TAD/TSAD blijven op het douanekantoor van vertrek.
12
Douanekantoor van doorgang.
12.1
De vervoerder legt aan elk douanekantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang over, die opgemaakt is op een formulier dat in hoofdstuk V van deel II van deze bijlage is opgenomen. Deze kennisgeving wordt door dat douanekantoor bewaard. In plaats van de kennisgeving van doorgang kan een fotokopie van exemplaar 4 van het ED of een fotokopie van het exemplaar van het TAD/TSAD worden overgelegd en door het douanekantoor van doorgang worden bewaard.
12.2
Wanneer de goederen worden vervoerd via een ander douanekantoor van doorgang dan het aangegeven douanekantoor van doorgang, stelt het feitelijke douanekantoor van doorgang het douanekantoor van vertrek daarvan in kennis.
13
Aanbrenging bij het kantoor van bestemming.
13.1
Het douanekantoor van bestemming registreert de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer en vermeldt daarop de datum van aankomst en de controleresultaten.
13.2
Een douanevervoer kan bij een ander kantoor dan het in de aangifte voor douanevervoer aangegeven douanekantoor eindigen. Dat kantoor wordt dan het feitelijke douanekantoor van bestemming.
Wanneer het feitelijke douanekantoor van bestemming onder een andere lidstaat ressorteert dan het aangegeven douanekantoor, vermeldt het feitelijke kantoor van bestemming in het vak ‘I. Controle door het kantoor van bestemming’ van de aangifte voor douanevervoer, naast de gebruikelijke vermeldingen, het volgende visum:
- —
Verschillen: douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht … (referentienummer douanekantoor) — 99 203.
13.3
Wanneer punt 13.2, tweede alinea, van deze bijlage, van toepassing is en de aangifte voor douanevervoer van het volgende visum is voorzien, houdt het feitelijke douanekantoor van bestemming de goederen onder toezicht en staat het niet toe dat deze een andere bestemming krijgen dan de lidstaat waaronder het douanekantoor van vertrek ressorteert zonder de uitdrukkelijke toestemming van dit laatste kantoor:
- —
Bij uitgang uit de Unie zijn de beperkingen of heffingen uit hoofde van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing — 99 204.
14
Ontvangstbewijs.
Het ontvangstbewijs kan worden opgemaakt door de ruimte op de achterzijde van exemplaar 5 van het ED of in het in bijlage 72-03 opgenomen formulier te gebruiken.
15
Terugzending van exemplaar 5 van het ED of het exemplaar van het TAD/TSAD.
De bevoegde douaneautoriteit van de lidstaat van bestemming zendt exemplaar 5 van het ED onverwijld en in elk geval binnen acht dagen na de beëindiging van de regeling terug aan de douaneautoriteit in de lidstaat van vertrek. Bij gebruik van het TAD/TSAD wordt een kopie van het overgelegde TAD/TSAD op dezelfde voorwaarden teruggezonden als exemplaar 5.
16
Kennisgeving aan de houder van de regeling en alternatieve bewijzen van de beëindiging van de regeling.
Wanneer de in punt 15 van deze bijlage bedoelde exemplaren niet binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming zijn teruggezonden aan de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek, deelt die autoriteit dit aan de houder van de regeling mee met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling naar behoren werd beëindigd.
17
Nasporingsprocedure.
17.1
Wanneer het douanekantoor van vertrek niet binnen zestig dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming over het bewijs beschikt dat de regeling naar behoren werd beëindigd, leidt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek onmiddellijk een nasporingsprocedure in om de informatie te verzamelen die voor de aanzuivering van de regeling noodzakelijk is: Wanneer tijdens de stappen van een nasporingsprocedure wordt vastgesteld dat de regeling Uniedouanevervoer niet kan worden aangezuiverd, stelt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek vast of een douaneschuld is ontstaan.
Als een douaneschuld is ontstaan, neemt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek de volgende maatregelen:
- —
vaststellen wie de schuldenaar is,
- —
bepalen welke douaneautoriteiten verantwoordelijk zijn voor de mededeling van de douaneschuld overeenkomstig artikel 102, lid 1, van het wetboek.
17.2
Als de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek vóór het verstrijken van die termijnen verneemt dat de regeling Uniedouanevervoer niet naar behoren werd beëindigd, of het vermoeden heeft dat dit het geval is, zendt zij het verzoek onverwijld.
17.3
De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid wanneer achteraf wordt ontdekt dat het bewijs van de beëindiging van de regeling douanevervoer werd vervalst en dat de nasporingsprocedure nodig is om de doelstellingen van punt 17.1 van deze bijlage te bereiken.
18
Zekerheid — Referentiebedrag.
18.1
Voor de toepassing van artikel 156 ziet de houder van de regeling erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling nog niet werd beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden.
18.2
Wanneer het referentiebedrag onvoldoende blijkt om het vervoer onder de regeling douanevervoer te dekken, meldt de houder van de regeling dit aan het douanekantoor van zekerheidstelling.
19
Certificaten van doorlopende zekerheidstelling, certificaten van ontheffing van zekerheidstelling en bewijzen van zekerheidstelling per aangifte.
19.1
Het volgende wordt aan het douanekantoor van vertrek overgelegd:
- —
een certificaat van doorlopende zekerheidstelling, op het in hoofdstuk VI opgenomen formulier;
- —
certificaten van ontheffing van zekerheidstelling, op het in hoofdstuk VII opgenomen formulier;
- —
een bewijs van zekerheidstelling per aangifte, op het in bijlage 32-06 opgenomen formulier.
19.2
In aangiften voor douanevervoer worden de gegevens van de certificaten en het bewijs vermeld.
19.3
De geldigheidsduur van een certificaat van doorlopende zekerheidstelling of een certificaat van ontheffing van zekerheidstelling bedraagt ten hoogste vijf jaar. Het douanekantoor van zekerheidstelling kan de geldigheidsduur echter eenmaal met een nieuwe termijn van ten hoogste vijf jaar verlengen.
Wanneer het douanekantoor van zekerheidstelling tijdens de geldigheidsduur van het certificaat ervan in kennis wordt gesteld dat het certificaat als gevolg van een groot aantal wijzigingen niet langer leesbaar is en door het douanekantoor van vertrek kan worden geweigerd, maakt het douanekantoor van zekerheidstelling het certificaat ongeldig en geeft het een nieuw certificaat af, indien van toepassing.
Certificaten met een geldigheidsduur van twee jaar blijven geldig. De geldigheidsduur ervan kan door het douanekantoor van zekerheidstelling voor een tweede periode van ten hoogste vijf jaar worden verlengd.
19.4
Vanaf de datum waarop de intrekking van een vergunning voor doorlopende zekerheidstelling of de intrekking en opzegging van een verbintenis voor doorlopende zekerheidstelling van kracht worden, kan geen gebruik meer worden gemaakt van afgegeven certificaten om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen, en moeten deze certificaten onmiddellijk door de houder van de regeling bij het douanekantoor van zekerheidstelling worden ingeleverd.
Elke lidstaat verstrekt de Commissie informatie ter identificatie van de nog geldige certificaten die niet zijn ingeleverd of die als gestolen, verloren of vervalst zijn aangemeld. De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis.
20
Bijzondere ladinglijsten.
20.1
De douaneautoriteit kan aangiften voor douanevervoer accepteren waarbij ladinglijsten zijn gevoegd die niet voldoen aan alle vereisten in hoofdstuk III van deel II van deze bijlage.
Deze lijsten kunnen alleen worden gebruikt wanneer:
- —
ze zijn opgesteld door ondernemingen die voor hun administratie een elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruiken;
- —
ze zo zijn ontworpen en ingevuld dat ze probleemloos door de douaneautoriteit kunnen worden gebruikt;
- —
hierin, voor elk artikel, de in hoofdstuk IV van deel II van deze bijlage vereiste informatie is opgenomen.
20.2
Het kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van de verzendings/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven, worden gebruikt als de in punt 20.1 van deze bijlage bedoelde ladinglijsten, ook wanneer deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen die voor hun administratie geen elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruiken.
20.3
De houder van de regeling die voor zijn administratie een elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruikt en reeds bijzondere ladinglijsten gebruikt, kan deze tevens gebruiken voor Uniedouanevervoer dat slechts op één enkel soort goederen betrekking heeft als het systeem van de houder van de regeling deze faciliteit noodzakelijk maakt.
21
Gebruik van verzegelingen van een speciale soort.
De houder van de regeling vermeldt in vak ‘D. Controle door het kantoor van vertrek’ van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek ‘Aangebrachte verzegelingen’ het aantal en de individuele kenmerken van de aangebracht verzegelingen.
22
Toegelaten afzender — Voorafgaande authenticatie en formaliteiten bij vertrek.
22.1
Voor de toepassing van de punten 3 en 5 van deze bijlage bepaalt de vergunning dat vak ‘C. Kantoor van vertrek’ van de aangifte voor douanevervoer:
- —
vooraf met het stempel van het douanekantoor van vertrek wordt afgestempeld en door een ambtenaar van dat kantoor wordt ondertekend, of
- —
door de toegelaten afzender wordt afgestempeld met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde speciale stempel volgens het in hoofdstuk II van deel II van deze bijlage opgenomen model. Het stempel mag door een daartoe gemachtigde drukkerij op de formulieren worden voorgedrukt.
De toegelaten afzender vermeldt in het vak de datum van verzending van de goederen en kent de aangifte voor douanevervoer een nummer toe volgens de voorschriften in de vergunning.
22.2
De douaneautoriteit kan het gebruik voorschrijven van formulieren die van een speciaal onderscheidingsteken zijn voorzien.
23
Toegelaten afzender — Bewaring van het stempel
De toegelaten afzender treft alle noodzakelijke maatregelen om de speciale stempels of de formulieren met het stempel van het douanekantoor van vertrek of een speciale stempel veilig te bewaren.
Hij stelt de douaneautoriteit in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de eerste alinea heeft genomen.
23.1
Bij misbruik van formulieren die vooraf door het douanekantoor van vertrek zijn afgestempeld of waarop een speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn met betrekking tot de goederen die onder geleide van die formulieren zijn vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de douaneautoriteit die hem de vergunning heeft verleend, aantoont dat hij de in punt 23 gevraagde maatregelen heeft genomen.
24
Toegelaten afzender — Op de aangiften te vermelden informatie
24.1
Uiterlijk op het tijdstip van de verzending van de goederen vult de toegelaten afzender de aangifte voor douanevervoer aan en vermeldt hij, in voorkomend geval, in vak 44 de overeenkomstig artikel 298 van deze verordening verplichte route en in vak ‘D. Controle door het kantoor van vertrek’ de overeenkomstig artikel 297 van deze verordening vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming worden aangebracht, de toegepaste identificatiemaatregelen en het volgende visum:
- —
Toegelaten afzender — 99206
24.2
Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vertrek vóór het vertrek van een zending een controle instelt, registreert zij dit feit in vak ‘D. Controle door het kantoor van vertrek’ van de aangifte.
24.3
Na de verzending wordt exemplaar 1 van het ED of het exemplaar van het TAD/TSAD onverwijld aan het douanekantoor van vertrek geleverd overeenkomstig de voorschriften die in de vergunning zijn vastgesteld. De andere exemplaren begeleiden de goederen overeenkomstig punt 11 van deze bijlage.
25
Toegelaten afzender — Vrijstelling van ondertekening.
25.1
De douaneautoriteit kan de toegelaten afzender vrijstellen van de verplichting tot ondertekening van de aangiften voor douanevervoer die van het in hoofdstuk II van deel II van deze bijlage bedoelde speciale stempel zijn voorzien en die met behulp van een elektronisch gegevensverwerkingssysteem zijn opgemaakt. Deze vrijstelling kan pas worden verleend nadat de toegelaten afzender de douaneautoriteit een schriftelijke verklaring heeft gegeven dat hij als houder van de regeling optreedt voor alle douanevervoer onder geleide van aangiften voor douanevervoer die van het speciale stempel zijn voorzien.
25.2
In de overeenkomstig punt 25.1 van deze bijlage opgemaakte aangiften voor douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de houder van de regeling bestemde vak het volgende vermeld:
- —
Van ondertekening vrijgesteld — 99207
26
Toegelaten geadresseerde — Verplichtingen.
26.1
Wanneer de goederen op een in de vergunning aangewezen plaats aankomen, stelt de toegelaten geadresseerde het douanekantoor van bestemming onverwijld daarvan in kennis. Hij doet opgave van de datum van aankomst, de staat van de eventueel aangebrachte verzegelingen en eventuele onregelmatigheden op de bij de goederen gevoegde exemplaren 4 en 5 van het ED of op het exemplaar van het TAD/TSAD overeenkomstig de voorschriften die in de vergunning zijn vastgesteld.
26.2
Het douanekantoor van bestemming brengt de in punt 13 van deze bijlage voorgeschreven vermeldingen aan op de exemplaren 4 en 5 van het ED of op het exemplaar van het TAD/TSAD.
Deel II
Hoofdstuk I. Modellen van de stempels die voor de bedrijfscontinuïteitsprocedure worden gebruikt
1. Stempel nr. 1
NOODPROCEDURE NCTS UNIEDOUANEVERVOER/GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER GEEN GEGEVENS BESCHIKBAAR IN HET SYSTEEM BEGONNEN OP … (Datum/uur) |
(afmetingen: 26 × 59 mm)
2. Stempel nr. 2
BEDRIJFSCONTINUÏTEITSPROCEDURE UNIEDOUANEVERVOER/GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER GEEN GEGEVENS BESCHIKBAAR IN HET SYSTEEM BEGONNEN OP … (Datum/uur) |
(afmetingen: 26 × 59 mm)
Hoofdstuk II. Model van een speciale stempel die door een toegelaten afzender/toegelaten afgever wordt gebruikt
1 | 2 | |||
3 | 4 | |||
5 | 6 |
(afmetingen: 55 × 25 mm) |
- 1.
Wapen, teken of letter waarmee het land wordt aangeduid
- 2.
Referentienummer van het douanekantoor van vertrek
- 3.
Nummer van de aangifte
- 4.
Datum
- 5.
Toegelaten afzender/toegelaten afgever
- 6.
Nummer van de vergunning
Hoofdstuk III. Ladinglijst
Hoofdstuk IV. Toelichting bij de ladinglijst
Afdeling 1
1
Definitie
1.1
De ladinglijst is een document dat de in deze bijlage omschreven kenmerken bezit.
1.2
Ze kan worden gebruikt in combinatie met de aangifte voor douanevervoer in het kader van de toepassing van punt. 2.2 van deze bijlage.
2
Vorm van de ladinglijst
2.1
Alleen de voorzijde van het formulier kan als ladinglijst worden gebruikt.
2.2
De ladinglijst bestaat uit:
- a)
het opschrift ‘ladinglijst’;
- b)
een vak van 70 mm × 55 mm dat verdeeld is in een bovenvak van 70 mm × 15 mm en een ondervak van 70 mm × 40 mm;
- c)
kolommen die in de volgorde hieronder de volgende titel dragen:
- —
volgnummer,
- —
merken, nummers, aantal en soort van de colli, omschrijving van de goederen,
- —
land van verzending/uitvoer,
- —
brutomassa (kg),
- —
voor de douane bestemd vak.
De gebruikers kunnen de breedte van deze kolommen aan hun behoeften aanpassen. De kolom ‘voor de douane bestemd vak’ moet echter ten minste 30 mm breed zijn. De gebruikers kunnen de andere ruimten dan de onder a), b) en c) genoemde ruimten vrij benutten.
2.3
Onmiddellijk onder de laatst vermelde gegevens moet een horizontale lijn worden getrokken en moet de niet-benutte ruimte worden doorgehaald om te voorkomen dat hier later nog gegevens worden toegevoegd.
Afdeling 2. In de verschillende rubrieken te vermelden gegevens
1
Vak
1.1
Bovenste deelvak
Wanneer een ladinglijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, vermeldt de houder van de regeling in het bovenste deelvak ‘T1’, ‘T2’ of ‘T2F’.
1.2
Onderste deelvak
In dit deelvak moeten de gegevens worden vermeld die in punt 4 van afdeling 3 hieronder zijn opgenomen.
2
Kolommen
2.1
Volgnummer
Elk artikel dat op de ladingslijst voorkomt, wordt door een volgnummer voorafgegaan.
2.2
Merken, nummers, aantal en soort van de colli, omschrijving van de goederen
De vereiste gegevens worden verstrekt overeenkomstig bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Wanneer bij een aangifte voor douanevervoer een ladinglijst wordt gevoegd, moet in de lijst de informatie worden opgenomen die voorkomt in de vakken 31 (Colli en omschrijving van de goederen), 40 (Summiere aangifte/Voorafgaande documenten), 44 (Aanvullende informatie, overgelegde documenten, certificaten en vergunningen) en, in voorkomend geval, in de vakken 33 (Goederencode) en 38 (Nettomassa (kg)) van de aangifte voor douanevervoer.
2.3
Land van verzending/uitvoer
Vermeld de naam van de lidstaat waaruit de goederen worden verzonden of uitgevoerd.
2.4
Brutomassa (kg)
Vermeld de gegevens die in vak 35 van het ED zijn vermeld (zie bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446).
Afdeling 3. Gebruik van de ladinglijsten
1
Het is niet mogelijk bij een aangifte voor douanevervoer zowel een ladinglijst als één of meer aanvullende formulieren te voegen.
2
Bij het gebruik van een ladinglijst worden de vakken 15 (Land van verzending/uitvoer), 32 (Artikelnummer), 33 (Goederencode), 35 (Brutomassa (kg)), 38 (Nettomassa (kg)), 40 (Summiere aangifte/Voorafgaande documenten) en, in voorkomend geval, 44 (Aanvullende informatie, overgelegde documenten, certificaten en vergunningen) van het formulier van de aangifte voor douanevervoer doorgehaald en mag vak 31 (Colli en omschrijving van de goederen) niet worden gebruiken om de merken, nummers, aantal en soort van de colli of omschrijving van de goederen te vermelden. In vak 31 (Colli en omschrijving van de goederen) van de aangifte voor douanevervoer wordt verwezen naar het volgnummer en de afkorting van de verschillende ladinglijsten.
3
De ladinglijst moet in evenveel exemplaren worden overgelegd als het aantal exemplaren van een aangifte voor douanevervoer waarop zij betrekking heeft.
4
Bij de registratie van een aangifte voor douanevervoer moet de ladinglijst van hetzelfde registratienummer worden voorzien als de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer waarop zij betrekking heeft. Dit nummer moet worden aangebracht met een stempel waarin de naam van het douanekantoor van vertrek voorkomt, of met de hand. In dat laatste geval moet het met het officiële stempel van het douanekantoor van vertrek worden geviseerd.
De ondertekening van de formulieren door een ambtenaar van het douanekantoor van vertrek is facultatief.
5
Wanneer bij één aangifte voor douanevervoer verschillende ladinglijsten worden gevoegd, voorziet de houder van de regeling die van een volgnummer. Het aantal van de bijgevoegde ladinglijsten wordt in vak 4 (Ladinglijsten) vermeld.
6
Het voor het formulier van de ladinglijst te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, heeft een gewicht van ten minste 40 g/m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier kan door de betrokkenen zelf worden gekozen. Het formaat van het formulier is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.
Hoofdstuk V. Kennisgevingen van doorgang
KENNISGEVING VAN DOORGANG (TC 10) | ||
Identificatie van het vervoermiddel … | ||
AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER | REFERENTIENUMMER VAN HET VOORZIENE DOUANEKANTOOR VAN VERTREK | |
Type (Tl, T2 of T2F) en nummer | Referentienummer van het douanekantoor van vertrek | |
VOOR DE DOUANE BESTEMD VAK | ||
Datum van doorgang … | ||
(Handtekening) | ||
Officiële stempel |
Hoofdstuk VI. Certificaat van doorlopende zekerheid
TC 31 certificaat van doorlopende zekerheid
Voorzijde
1. | Laatste dag van geldigheid | Dag | Maand | Jaar | 2. | Nummer |
3. | Houder van de regeling (naam en voornaam of handelsnaam, volledig adres en land) | |||||
4. | Borg (naam en voornaam of handelsnaam, volledig adres en land) | |||||
5. | Douanekantoor van zekerheidstelling (referentienummer) | |||||
6. | Referentiebedrag Code munteenheid | In cijfers: | In letters: | |||
7. | Het douanekantoor van zekerheidstelling verklaart dat de hierboven genoemde houder van de regeling een doorlopende zekerheid heeft gesteld die geldig is voor Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer door de hierna genoemde douanegebieden waarvan de naam niet is doorgehaald: Europese Unie — IJsland — Noord-Macedonië — Noorwegen — Servië — Zwitserland — Turkije — Oekraïne — Verenigd Koninkrijk (1) — Andorra (2) — San Marino (2) | |||||
8. | Bijzondere vermeldingen | |||||
9. | Geldigheidsduur verlengd tot en met dd/mm/jj… inbegrepen | |||||
Gedaan | Gedaan | |||||
Te … , | op … | Te … , | op … | |||
(Plaats) | (datum) | (plaats) | (datum) | |||
(Handtekening en stempel van het douanekantoor van zekerheidstelling) | (Handtekening en stempel van het douanekantoor van zekerheidstelling) |
Hoofdstuk VII. Certificaat van ontheffing van zekerheidstelling
TC33 — certificaat van ontheffing van zekerheidstelling
Voorzijde
1. | Laatste dag van geldigheid | Dag | Maand | Jaar | 2. | Nummer |
3. | Houder van de regeling (naam en voornaam of handelsnaam, volledig adres en land) | |||||
4. | Douanekantoor van zekerheidstelling (referentienummer) | |||||
5. | Referentiebedrag Code munteenheid | In cijfers | In letters | |||
6. | Het douanekantoor van zekerheidstelling verklaart dat de hierboven genoemde houder van de regeling ontheffing van zekerheidstelling is verleend voor zijn Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer door de hierna genoemde douanegebieden waarvan de naam niet is doorgehaald: Europese Unie — IJsland — Noord-Macedonië — Noorwegen — Servië — Zwitserland — Turkije — Oekraïne — Verenigd Koninkrijk (1) — Andorra (2) — San Marino (2) | |||||
7. | Bijzondere vermeldingen | |||||
8. | Geldigheidsduur verlengd tot en met dd/mm/jj… inbegrepen | |||||
Gedaan | Gedaan | |||||
Te …, | op … | Te …, | op … | |||
(plaats) | (datum) | (plaats) | (datum) | |||
(Handtekening en stempel van het douanekantoor van zekerheidstelling) | (Handtekening en stempel van het douanekantoor van zekerheidstelling) |
Hoofdstuk VIII. Toelichting bij het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling
1. Op de voorzijde te vermelden gegevens
Na afgifte kunnen geen gegevens meer worden gewijzigd, toegevoegd of geschrapt in de vakken 1 tot en met 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en in de vakken 1 tot en met 7 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling.
1.1. Code munteenheid
De lidstaten vullen in vak 6 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en in vak 5 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling de ISO-alfa-3 muntcode (ISO 4217) van de gebruikte munteenheid in.
1.2. Viseringen
Wanneer de houder van de regeling zich ertoe verbonden heeft al zijn aangiften voor douanevervoer bij één specifiek douanekantoor van vertrek in te dienen, moet de naam van dit kantoor in hoofdletters in vak 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of in vak 7 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling worden vermeld.
1.3
Viseringen van de certificaten bij verlenging van de geldigheid
Wanneer de geldigheidsduur van een certificaat wordt verlengd, moet het douanekantoor van zekerheidstelling vak 9 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of vak 8 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling viseren.
2. Op de achterzijde te vermelden gegevens — Personen die gemachtigd zijn de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen
2.1
Bij de afgifte van een certificaat of op enig ander tijdstip tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat vermeldt de houder van de regeling op de achterzijde van het certificaat de namen van de personen die hij heeft gemachtigd om de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen. Elke vermelding bevat de naam en voornaam van de gemachtigde en een voorbeeld van diens handtekening en wordt door de houder van de regeling ondertekend. De houder van de regeling kan de vakken die hij niet wenst te gebruiken, doorhalen.
2.2
De houder van de regeling kan dergelijke machtigingen te allen tijde intrekken.
2.3
Iedere persoon wiens naam vermeld is op de achterzijde van een certificaat dat bij het douanekantoor van vertrek wordt aangeboden, wordt als de gemachtigde vertegenwoordiger van de houder van de regeling beschouwd.
3. Technische voorschriften
3.1
Het voor de certificaten van doorlopende zekerheidstelling en de certificaten van ontheffing van zekerheidstelling te gebruiken papier is wit, houtvrij en weegt ten minste 100 g/m2. Het is aan de voor- en achterzijde van een geguillocheerde ondergrond voorzien die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. Deze ondergrond is:
- —
groen voor certificaten van doorlopende zekerheidstelling;
- —
lichtblauw voor certificaten van ontheffing van zekerheidstelling.
3.2
Het formaat van het formulier is 210 × 148 mm.
3.3
De lidstaten moeten de formulieren voor de certificaten drukken of laten drukken. Elk certificaat is voorzien van een volgnummer.
3.4
Op de formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt ondertekend door degene die deze aanbrengt en geviseerd door de douaneautoriteit.
Voetnoten
Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze zekerheid.
Uitsluitend voor Uniedouanevervour.
Uitsluitend voor Uniedouanevervour.
Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze
Uitsluitend voor Uniedouanevervoer.
Uitsluitend voor Uniedouanevervoer.