Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/60/EG vaststelling kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
Artikel 16 Strategieën ter bestrijding van waterverontreiniging
Geldend
Geldend vanaf 13-09-2013
- Bronpublicatie:
12-08-2013, PbEU 2013, L 226 (uitgifte: 24-08-2013, regelingnummer: 2013/39/EU)
- Inwerkingtreding
13-09-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-2013, PbEU 2013, L 226 (uitgifte: 24-08-2013, regelingnummer: 2013/39/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Europees Parlement en de Raad stellen specifieke maatregelen vast ter bestrijding van de waterverontreiniging door afzonderlijke verontreinigende stoffen of groepen verontreinigende stoffen die een significant risico voor of via het aquatische milieu betekenen, met inbegrip van dergelijke risico's voor water dat voor de drinkwaterwinning wordt gebruikt. Voor die verontreinigende stoffen zijn de maatregelen gericht op progressieve vermindering, en voor prioritaire gevaarlijke stoffen zoals omschreven in artikel 2, punt 30, op stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen. Deze maatregelen worden vastgesteld op basis van de voorstellen die de Commissie volgens de in het Verdrag vastgelegde procedures indient.
2.
De Commissie dient een voorstel in voor een lijst van prioritaire stoffen, die geselecteerd worden uit die stoffen welke een significant risico voor of via het aquatische milieu betekenen. De prioriteit van stoffen wordt bepaald op basis van het risico voor of via het aquatische milieu dat wordt bepaald door:
- a)
een risicobeoordeling krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad (1), Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) en Richtlijn 98/8/EG(3), of
- b)
een gerichte op risico gebaseerde beoordeling (volgens de methode van Verordening (EEG) nr. 793/93) die uitsluitend op aquatische ecotoxiciteit en toxiciteit voor de mens via het aquatische milieu is gericht.
Indien nodig om aan het in lid 4 bepaalde tijdschema te voldoen, geschiedt de aanwijzing van stoffen die prioriteit krijgen om actie te ondernemen, op basis van het risico voor of via het aquatische milieu, dat wordt bepaald met een vereenvoudigde, op wetenschappelijke grondslagen berustende risicobeoordelingsprocedure waarbij met name rekening wordt gehouden met:
- —
gegevens over het intrinsieke gevaar van de betrokken stof, met name de aquatische ecotoxiciteit en de toxiciteit voor de mens door blootstelling via het aquatische milieu, en
- —
aanwijzingen verkregen uit de monitoring van wijdverbreide milieuverontreiniging, en
- —
andere aangetoonde factoren die op de mogelijkheid van wijdverbreide milieuverontreiniging wijzen, bijvoorbeeld de omvang van productie of gebruik van de betrokken stof en de gebruikspatronen.
3.
Het Commissievoorstel noemt ook de prioritaire gevaarlijke stoffen. Daarbij houdt de Commissie rekening met de selectie van stoffen die tot bezorgdheid aanleiding geven in de desbetreffende communautaire wetgeving inzake gevaarlijke stoffen of in de relevante internationale overeenkomsten.
4.
De Commissie toetst de vastgestelde lijst van prioritaire stoffen uiterlijk vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens ten minste om de zes jaar, en dient zo nodig voorstellen in.
5.
Bij het opstellen van haar voorstel houdt de Commissie rekening met aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu, de lidstaten, het Europees Parlement, het Europees Milieuagentschap, communautaire onderzoeksprogramma's, internationale organisaties waarbij de Gemeenschap is aangesloten, Europese bedrijfsorganisaties, waaronder organisaties die de kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen, Europese milieuorganisaties en andere relevante informatie die onder haar aandacht komt.
6.
Voor de prioritaire stoffen dient de Commissie voorstellen voor beheersingsmaatregelen in met het oog op:
- —
de progressieve vermindering van lozingen, emissies en verliezen van de betrokken stoffen, en in het bijzonder
- —
de stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen van de in overeenstemming met lid 3 vastgestelde stoffen, met inbegrip van een geschikt tijdschema hiervoor. Het tijdschema gaat niet verder dan 20 jaar na de vaststelling van deze voorstellen door het Europees Parlement en de Raad in overeenstemming met dit artikel.
Daarbij geeft zij voor zowel puntbronnen als diffuse bronnen aan welk niveau en welke combinatie van product- en procesbeheersingsmaatregelen uit het oogpunt van kosteneffectiviteit en evenredigheid geschikt zijn en houdt zij rekening met uniforme communautaire emissiegrenswaarden voor procesbeheersingsmaatregelen. Zo nodig kunnen procesbeheersingsmaatregelen op communautair niveau per sector worden vastgesteld. Houden productbeheersingsmaatregelen een toetsing in van de toepasselijke toestemmingen die zijn afgegeven ingevolge Richtlijn 91/414/EEG en Richtlijn 98/8/EG, dan geschiedt die toetsing volgens de bepalingen van die richtlijnen. Elk voorstel voor beheersingsmaatregelen bevat regelingen voor de toetsing en de bijwerking, alsmede de beoordeling van de doelmatigheid van die maatregelen.
7.
De Commissie dient voorstellen in voor kwaliteitsnormen voor de concentraties van de prioritaire stoffen in oppervlaktewater, sedimenten of biota.
8.
Uiterlijk twee jaar na de plaatsing van de betrokken stof op de lijst van prioritaire stoffen dient de Commissie, in overeenstemming met de leden 6 en 7, voorstellen in die ten minste betrekking hebben op emissiebeheersingsmaatregelen voor puntbronnen en milieukwaliteitsnormen. Is er voor stoffen van de eerste lijst van prioritaire stoffen zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn op het niveau van de Gemeenschap geen akkoord bereikt, dan stellen de lidstaten milieukwaliteitsnormen voor die stoffen vast voor alle oppervlaktewateren die door lozingen van die stoffen worden beïnvloed, alsmede beheersingsmaatregelen voor de belangrijkste bronnen van die lozingen, onder andere op basis van een beoordeling van alle technische verminderingsopties. Voor stoffen die later op de lijst van prioritaire stoffen worden geplaatst, nemen de lidstaten bij gebreke van een akkoord op Gemeenschapsniveau zulke maatregelen vijf jaar na de datum van plaatsing op de lijst.
9.
De Commissie kan strategieën uitwerken ter bestrijding van waterverontreiniging door gelijk welke andere verontreinigende stoffen of groepen van verontreinigende stoffen, met inbegrip van verontreiniging ten gevolge van ongevallen.
10.
Bij het opstellen van voorstellen uit hoofde van de leden 6 en 7 toetst de Commissie ook alle in bijlage IX genoemde richtlijnen. Vóór de in lid 8 bedoelde datum stelt zij een herziening voor van de in bijlage IX bedoelde beheersingsmaatregelen voor alle stoffen op de lijst van prioritaire stoffen, alsmede passende maatregelen, waaronder de eventuele intrekking van de beheersingsmaatregelen overeenkomstig bijlage IX voor alle andere stoffen.
Alle beheersingsmaatregelen overeenkomstig bijlage IX waarvoor een herziening wordt voorgesteld, worden bij de inwerkingtreding van die herziening ingetrokken.
11.
De door de Commissie voorgestelde lijst van prioritaire stoffen, bedoeld in de leden 2 en 3, wordt na vaststelling door het Europees Parlement en de Raad als bijlage X aan deze richtlijn gehecht. De herziening zoals bedoeld in lid 4 geschiedt volgens dezelfde procedure.