Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/60/EG vaststelling kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
Artikel 17 Strategieën ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2000
- Bronpublicatie:
23-10-2000, PbEG 2000, L 327 (uitgifte: 22-12-2000, regelingnummer: 2000/60/EG)
- Inwerkingtreding
22-12-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2000, PbEG 2000, L 327 (uitgifte: 22-12-2000, regelingnummer: 2000/60/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Europees Parlement en de Raad stellen specifieke maatregelen vast ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging. Die maatregelen zijn gericht op het bereiken van een goede chemische toestand van het grondwater in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder b), en zij worden vastgesteld op basis van door de Commissie binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn ingediende voorstellen, in overeenstemming met de in het Verdrag vastgelegde procedures.
2.
Bij het voorstellen van de maatregelen houdt de Commissie rekening met de analyse die wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 en bijlage II. Die maatregelen worden eerder voorgesteld indien gegevens beschikbaar zijn, en ze omvatten:
- a)
criteria voor de beoordeling van de goede chemische toestand van grondwater, in overeenstemming met bijlage II, punt 2.2, en bijlage V, punten 2.3.2 en 2.4.5;
- b)
criteria voor het vaststellen van een significante en aanhoudende stijgende tendens en voor het bepalen van de beginpunten voor omkeringen in tendensen die gebruikt moeten worden in overeenstemming met bijlage V, punt 2.4.4.
3.
De maatregelen die uit de toepassing van lid 1 voortvloeien, worden opgenomen in de krachtens artikel 11 vereiste maatregelenprogramma's.
4.
Bij gebreke van krachtens lid 2 vastgestelde criteria op Gemeenschapsniveau stellen de lidstaten geschikte criteria vast uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
5.
Bij gebreke van krachtens lid 4 op nationaal niveau vastgestelde criteria, geldt voor de ombuiging van de stijgende tendens als beginpunt een maximum van 75% van het niveau van de in de bestaande communautaire wetgeving vastgestelde kwaliteitsnormen voor grondwater.