Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 53602, gesloten op 25 november 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 22-09-2016, nr. 05/862470-13
ECLI:NL:RBGEL:2016:5117, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
22-09-2016
- Zaaknummer
05/862470-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:5117, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 22‑09‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2018:1574, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
AR 2016/2786
Uitspraak 22‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Ondernemer veroordeeld voor valsheid in geschrift, belastingfraude en voorhanden hebben van een vuurwapen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden en een voorwaardelijke ontzetting van de uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 2 jaar. Twee vennootschappen moeten een geldboete van € 250.000,- betalen en de andere vennootschap een geldboete van € 30.000,-
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats [plaats 3]
Parketnummer : 05/862470-13
Datum uitspraak : 22 september 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan de Van Borsselenweg 14, 6862 BJ [plaats 5] .
raadslieden: mr. E. Benhaim en mr. H.W.A.A. de Jong, advocaten te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 juli 2015, 24 maart 2016 en 08 september 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
( a)
[verdachte 2] (thans: [verdachte 6] B.V., KvK-nummer:
[nummer 1] ),
in of omstreeks de periode van 18 maart 2008 tot en met 11 februari 2011,
in [plaats 1] , althans in de gemeente [plaats 2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
de (bedrijfs)administratie - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte,
- een groot aantal, althans een of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en)
in die (bedrijfs)administratie opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:
- I. Een factuur afkomstig van [naam 1] en
gericht aan [verdachte 2] d.d. 18 maart 2008 (vindplaats: D-2-001);
en/of
- II. Een factuur afkomstig van [naam 2] en gericht aan [verdachte 2]
d.d. 19 november 2008 (vindplaats: D-7-005); en/of
- III. Een factuur afkomstig van [naam 3] en gericht aan
[verdachte 2] d.d. 2 februari 2009 (vindplaats: D-12-001),
waarop in strijd met de waarheid was vermeld:
- dat het/de goed(eren) en/of dienst(en) was/waren geleverd/verricht aan
[verdachte 2] , en/of
- I. [naam 4] ; en/of
- II. Projectadres: [verdachte 2] , [adres 3] [plaats 1] ;
en/of
- III. [naam 5] te [plaats 1] ,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of
meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot bovenomschreven
strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel feitelijke
leiding heeft/hebben gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
( b)
[verdachte 13] & [verdachte 9] (KvK-nummer: [nummer 2]
in of omstreeks de periode van 25 januari 2008 tot en met 18 oktober 2012,
in [plaats 1] , althans in de gemeente [plaats 2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
de (bedrijfs)administratie - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte,
- een groot aantal, althans een of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) in
die (bedrijfs)administratie opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:
I. Een factuur afkomstig van [naam 6] en gericht aan [verdachte 13]
& [verdachte 9] d.d. 3 oktober 2008 (vindplaats:
D-4-007); en/of
II. Een factuur afkomstig van [naam 7] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 22 mei 2010
(vindplaats: D-9-019); en/of
III. Een factuur afkomstig van [naam 8] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 11 december 2008
(vindplaats: D-14-010); en/of
IV. Een factuur afkomstig van [naam 9] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 12 augustus 2011
(vindplaats: D-15-001); en/of
V. Een factuur afkomstig van [naam 10] en gericht aan
Firma [verdachte 13] d.d. 29 augustus 2012 (vindplaats: D-19-001);
en/of
VI. Een factuur afkomstig van [naam 11] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 11 oktober 2012
(vindplaats: D-20-001),
waarop in strijd met de waarheid was vermeld:
- dat het/de goed(eren) en/of dienst(en) was/waren geleverd/verricht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] , en/of
- I. [naam 12] ; en/of
- II. Project. nr. 2008.144; Levering en plaatsen van schermen in het
restaurant, de lounge en filmruimte op [naam 13] '; en/of
- III. (meerwerk leveren jaloezieën) tbv [naam 14] , projectnummer 2007089; en/of
- IV. (Meubilair aft-lounge) van [naam 15] , projectnummer 2010.131;
en/of
- V. T.a.v. [naam 16] , projectnummer 2011.103; en/of
- VI. Verbouwingswerkzaamheden bedrijfshal pand [adres 4] [plaats 1] ,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of
meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot bovenomschreven
strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel feitelijke
leiding heeft/hebben gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
2.
( a) [verdachte 2] (thans: [verdachte 6] , KvK-nummer:
[nummer 1] ),
in of omstreeks de periode van 26 februari 2008 tot en met 26 januari 2012,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (maand)aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van
[verdachte 2] (sofinummer: [nummer 6] B01), betreffende het/de
ja(a)r(en) 2008 en/of 2009 en/of 2011, waaronder (zie AH-1-017):
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2008; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2009; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011;
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te hoog bedrag aan voorbelasting in aftrek werd gebracht; en/of
(daardoor)
- een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
( b)
[verdachte 6] B.V. (thans: [verdachte 2] , KvK-nummer
[nummer 4] ) en/of [verdachte 13] & [verdachte 9]
(KvK-nummer [nummer 2]
in of omstreeks de periode van 26 februari 2008 tot en met 24 januari 2013,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of
[plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (maand)aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van
de [verdachte 7] [verdachte 13] &
[verdachte 10] ; C.S. (sofinummer: [nummer 5] ), betreffende
het/de ja(a)r(en) 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012, waaronder
(zie AH-1-018 en -019):
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2008; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2009; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2010; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te hoog bedrag aan voorbelasting in aftrek werd gebracht; en/of
(daardoor)
- een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
3.
( a)
[verdachte 2] (thans: [verdachte 6] B.V., KvK-nummer
[nummer 1] ),
in of omstreeks de periode van 6 mei 2009 tot en met 29 april 2013,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of
[plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als belastingplichtige in de zin van de wet op de vennootschapsbelasting 1969,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (jaar)aangifte(n) vennootschapsbelasting te naam
gesteld van [verdachte 2] (fiscaal nummer: [nummer 6] ), waaronder
(zie AH-1-020):
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2008; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2009; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2011;
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te laag belastbaar bedrag werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
( b)
[verdachte 6] B.V. (thans: [verdachte 2] , KvK-nummer
[nummer 4] ) en/of [verdachte 13] & [verdachte 9]
(KvK-nummer [nummer 2] in of omstreeks de periode van 23 juni 2009 tot en met
16 augustus 2013,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3]
en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als belastingplichtige in de zin van de wet op de vennootschapsbelasting 1969,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (jaar)aangifte(n) vennootschapsbelasting te naam
gesteld van [verdachte 6] B.V. (fiscaal nummer: [nummer 7] ),
waaronder (zie AH-1-021 en -022):
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2008; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2009; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2010; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2011, en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te laag belastbaar bedrag werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
4.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 21 juni 2013,
in [plaats 5] althans in de [plaats 6] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of
[plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als belastingplichtige in de zin van de wet inkomstenbelasting 2001,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (jaar)aangifte(n) inkomstenbelasting te naam gesteld
van [verdachte 11] (fiscaal nummer: [nummer 8] ), waaronder (zie AH-1-023):
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008; en/of
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2009; en/of
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2010; en/of
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2011;
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te laag bedrag aan belastbaar inkomen (uit aanmerkelijk belang) werd
aangegeven; en/of (daardoor)
- een te laag bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting werd aangegeven;
5.
hij,
op of omstreeks 5 februari 2014,
in [plaats 5] , althans in de [plaats 6] ,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans
alleen,
- een wapen van categorie III, te weten een (vuur)wapen (merk: Glock, type: 26
(waarvan het serienummer was weggevijld), kaliber 9 (9x19) MM);
en/of
- munitie van categorie III, te weten 37, althans een of meer patro(o)n(en),
kaliber 9 (9x19) MM,
voorhanden heeft/hebben gehad;
1a. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte voor de feiten 1 tot en met 4. Hiertoe is het volgende betoogd.
a. Primair dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vervolging van verdachte inzake de tenlastegelegde belastingfeiten, op basis van artikel 69 lid 3 Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
- Er is sprake van een vrijwillige en tijdige inkeer. Verdachte speelde al langer met het idee om in te keren ten aanzien van de facturen en de aangiften rondom de bouw en de inrichting van zijn woonhuis. Dat idee werd versterkt door de doorzoeking in augustus 2011 in het onderzoek Rome (dat niets te maken had met de bouw en inrichting van het woonhuis). Verdachte heeft hierover gesproken met zijn advocaten en op 30 januari 2012 is aan de Belastingdienst bericht dat er onvolledigheden waren geconstateerd met betrekking tot de aangiften omzetbelasting (OB), vennootschapsbelasting (VPB) en inkomstenbelasting (IB). Daarin zijn de op dat moment aan verdachte bekende feiten en omstandigheden opgenomen en is vermeld dat intern onderzoek plaatsvond om een compleet beeld te krijgen van alle betrokken facturen en de boeking in de verschillende vennootschappen. Dat onderzoek heeft plaats gevonden en bij brief van 27 februari 2012 is een aanvulling op het inkeerberoep gedaan. Een gefaseerde inkeer is toegestaan. Er is niet bewust informatie achtergehouden. Verdachte heeft op voldoende voortvarende wijze uitvoering gegeven aan zijn voornemen tot verbetering. Bij de eerste inkeer heeft verdachte veel uit zijn geheugen moeten putten en daarna is nog uitvoerig onderzoek gedaan. Op 30 januari 2012 wist verdachte niet dat de Belastingdienst of de FIOD reeds van onjuistheden/onvolledigheden op de hoogte was of zou komen, noch had hij reden te vermoeden dat dat zo was. Deze conclusie kan ook niet getrokken worden uit verklaringen van getuigen en/of medeverdachten.
- Bovendien moet sprake zijn, op grond van artikel 96 lid 3 juncto artikel 80 lid 1 Awr, van wetenschap of het redelijk vermoeden aan de kant van verdachte dat ambtenaren met opsporingsbevoegdheid van de onvolledigheden/onjuistheden op de hoogte zouden zijn of zouden komen. Dat valt uit het dossier niet af te leiden.
- In elk geval is sprake van tijdige partiële inkeer, in die zin dat inzake de facturen van [naam 17] en [naam 18] niet tijdig is ingekeerd, maar ten aanzien van de overige facturen wel.
Subsidiair dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de tenlastegelegde feiten op basis van het gebrek aan opportuniteit. Verdachte is tot het inzicht gekomen dat hij aan zijn fiscale verplichtingen moest voldoen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder hij dat heeft kunnen doen (het eerst moeten putten uit zijn geheugen en het daarna verrichten van nader onderzoek om zo te voldoen aan het vereiste van ‘volledige’ inkeer) en met de omstandigheid dat verdachte met de Belastingdienst inmiddels tot volledige overeenstemming is gekomen.
Deze opportuniteitsoverweging geldt ook voor de tenlastegelegde valsheid in geschrift, nu de fiscale feiten daarmee volledig samenhangen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het verweer te verwerpen, nu op 30 januari 2012 geen sprake meer kon zijn van een situatie als bedoeld in artikel 69 lid 3 Awr. De derden-onderzoeken waren toen al in volle gang, de Belastingdienst was in het bezit van verschillende valselijk opgemaakte facturen en er is contact geweest tussen verschillende leveranciers en verdachte over de ingestelde derden-onderzoeken. Er is geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de heer [naam 19] , klantcoördinator bij de Belastingdienst, de heer [naam 20] , controleambtenaar bij de Belastingdienst en de verklaringen van de leveranciers. Het beroep op de inkeerregeling is zowel ontijdig als onvolledig.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van artikel 69 lid 3 Awr vervalt het recht tot strafvervolging op grond van dit artikel, als de schuldige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een of meer van de in artikel 80, eerste lid, bedoelde ambtenaren de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden.
Volgens artikel 80 lid 1 Awr zijn met het opsporen van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bedoelde personen (opsporingsambtenaren, zoals ambtenaren van de politie en van de FIOD), de ambtenaren van de rijksbelastingdienst belast.
Niet beslissend is of de belastingplichtige – subjectief gezien – ten tijde van de verbetering van een door hem gedane aangifte vermoedde dat de ambtenaren op het spoor zouden komen van de onjuistheid of de onvolledigheid van de aangifte, maar of hij – objectief gezien – op dat moment redelijkerwijs moest vermoeden dat die ambtenaren met de onjuistheid of onvolledigheid van die aangifte bekend waren of bekend zouden worden (HR 30 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6922 en HR 2 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1375).
Uit de Ambtshandelingen AH-001 (proces-verbaal aanvang onderzoek) en AH-1-002 (proces-verbaal aanvraag strafrechtelijk financieel onderzoek) volgt dat in de periode van 25 augustus 2009 tot en met 25 januari 2011 een strafrechtelijk onderzoek is uitgevoerd onder de naam ‘08Rome’. Dit betrof een strafrechtelijk onderzoek tegen de familie [naam 21] die zich onder andere schuldig gemaakt zou hebben aan overtredingen van de Opiumwet en witwassen. In dat onderzoek is gebleken dat in de woning van de hoofdverdachte en die van zijn moeder voor een groot geldbedrag is geïnvesteerd in keukens, [naam 22] ( [naam 23] ) apparatuur en een badkamer. Facturen voor deze aankopen zijn aangetroffen in de woningen van de familie [naam 21] . Die facturen waren gericht aan [verdachte 13] & [verdachte 10] (hierna: [naam 24] ) en volgens de omschrijving op die facturen zouden de geleverde goederen zich bevinden aan boord van diverse schepen die door [naam 24] zijn afgebouwd. De aankopen zijn door [naam 24] betaald. Het betrof vier facturen, waarvan twee van 2004, één van 2005 en één van 2007. Eén van de facturen is van [naam 23] en betreft de levering van geluid en beeldapparatuur. In het kader van dit strafrechtelijk onderzoek heeft op 30 augustus 2011 een doorzoeking plaats gevonden in het bedrijfspand van [naam 24] aan de [adres 5] . Tijdens deze doorzoeking zijn ook digitale gegevensdragers in beslag genomen waaronder de audit-files van [naam 24] .
Verdachte is tijdens dit strafrechtelijk onderzoek ‘08Rome’ als (mede)verdachte verhoord. Uit de in het onderhavige dossier gevoegde processen-verbaal van verhoor inzake het onderzoek ‘08Rome’ volgt dat verdachte van 21 juni tot en met 23 juni 2011 verhoord is en dat het ging om de verdenking, ten aanzien van verdachte en zijn onderneming [naam 24] , van witwassen en valsheid in geschrift. Daarbij is verdachte onder meer gevraagd of de apparatuur genoemd in de factuur van [naam 23] , bij verdachte in de woning, zijn bedrijf of elders is geïnstalleerd en is hem gevraagd naar de andere facturen. Verdachte is bevraagd over de routing van de facturatie ten aanzien van [naam 24] en hoe de betaling van de facturen en de administratie plaatsvond.
Naar aanleiding van hetgeen in het strafrechtelijk onderzoek ‘08Rome’ bekend is geworden met betrekking tot de vier facturen, zijn door de controlerend ambtenaren van de Belastingdienst open bronnen geraadpleegd. Daarbij is een aantal publicaties over verdachte aangetroffen. Eén daarvan betrof de bouw en inrichting van de privéwoning van verdachte aan de [adres 6] . In dat artikel (in ‘The Art of Living’ van september 2009) werd een aantal bedrijven genoemd (waaronder [naam 23] ) die hebben gewerkt aan de bouw van de woning of goederen en/of diensten daarvoor hebben geleverd.
De Belastingdienst heeft derden-onderzoeken bij deze bedrijven ingesteld. Zo is op 20 december 2011 en op 13 januari 2012 een derden-onderzoek ingesteld bij [naam 25] in [plaats 7] . De heer [naam 29] van [naam 25] heeft verklaard (p. 344) dat verdachte hem in de eerste week van januari 2012 heeft gebeld met de vraag ‘zijn ze bij jullie geweest’, waarop [naam 27] heeft geantwoord dat de Belastingdienst bij hem is geweest voor derden-onderzoek en dat ze kopieën hebben gemaakt.
Op 4 januari 2012 is een derden-onderzoek ingesteld bij [naam 30] in [plaats 8] . De heer [naam 31] van [naam 30] heeft verklaard (p. 327, 328) dat het bezoek van de Belastingdienst voor [naam 32] aanleiding was om contact op te nemen met verdachte. [naam 32] heeft verdachte verteld dat hij het vermoeden had dat de Belastingdienst een boekenonderzoek had uitgevoerd naar aanleiding van de onjuiste facturen die [naam 18] aan een van de ondernemingen van verdachte had gestuurd. Dit telefoongesprek heeft volgens [naam 32] binnen een week na het boekenonderzoek plaats gevonden.
Op 11 en 30 januari 2012 is een derden-onderzoek ingesteld bij [naam 33] in [plaats 7] . In het gespreksverslag van het bezoek op 30 januari 2012 (zoals toegezonden per e-mailbericht van de officier van justitie op 23 mei 2016) staat vermeld dat [naam 34] contact heeft gehad met verdachte na het eerste bezoek van de Belastingdienst en dat hij is uitgehoord door verdachte.
Op 12 en 18 januari 2012 is een derden-onderzoek ingesteld bij [naam 35] in [plaats 9] . In het proces-verbaal van verhoor van de heer [naam 36] van [naam 35] (p. 390) staat opgenomen dat hij tegenover de belastingambtenaren heeft verklaard dat hij na het eerste derden-onderzoek contact heeft gehad met verdachte. Op de vraag of [naam 37] contact met verdachte heeft opgenomen of dat dit andersom is geweest en waarover is gesproken, heeft [naam 37] verklaard dat hij dat zo niet meer durft te zeggen.
De heer [naam 39] , controleambtenaar bij de Belastingdienst, heeft verklaard (p. 459, 460) dat hij, samen met zijn collega [naam 66], derden-onderzoeken heeft ingesteld bij leveranciers en afnemers van verdachte. Hij verklaart dat zij tijdens de derden-onderzoeken hoorden van een aantal leveranciers van verdachte dat ze verdachte op de hoogte hadden gesteld van het bezoek van de Belastingdienst en aan verdachte hadden verteld wat de reden voor het onderzoek van de Belastingdienst was. De reden was dat de Belastingdienst het vermoeden had dat verdachte kosten voor zijn woning op de zaak had laten factureren. Onder meer de heer [naam 37] heeft hen in januari 2012 verteld dat hij naar aanleiding van het eerste bezoek van de Belastingdienst contact had gehad met verdachte, waarbij door [naam 37] aan verdachte was verteld dat de Belastingdienst daar een boekenonderzoek had ingesteld. De heer [naam 40] heeft hen verteld bij het vervolgonderzoek op 30 januari 2012 dat [naam 40] kort na hun eerste bezoek op 11 januari 2012 contact had gehad met verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 september 2016 verklaard dat, toen de audit-files in beslag zijn genomen op 30 augustus 2011 in het onderzoek ‘08Rome’, hij meteen gedacht heeft over de fouten die hij gemaakt had ten aanzien van de bestedingen aan zijn woonhuis en dat het risico van uitkomen toen groot was. Verdachte heeft erkend, mede in de inkeerbrieven en in de fiscale standpuntbepaling dat er facturen zijn uit 2008 tot en met 2011 afkomstig van verschillende leveranciers, waaronder de leveranciers waarbij de hiervoor genoemde derdenonderzoeken hebben plaatsgevonden, die vermelden dat er goederen en/of diensten zijn geleverd aan [naam 24] en, voorheen, [verdachte 2] (hierna: [naam 41]), terwijl deze goederen en/of diensten in werkelijkheid geleverd zijn ten behoeve van de privéwoning van verdachte aan de [adres 6] . Verdachte was zich daar tijdens het onderzoek ’08Rome’ook al bewust van. Erkend is ook dat die, vervalste, facturen zijn opgenomen in de administraties van [naam 24] en [naam 41] en dat die administraties ten grondslag hebben gelegen aan de, daarmee onjuiste, aangiften omzetbelasting (OB) en vennootschapsbelasting (VPB) hetgeen weer mede tot gevolg heeft gehad dat ook de aangiften inkomstenbelasting (IB) van verdachte onjuist zijn gedaan. Verdachte heeft ook toegegeven dat hij er financieel voordeel van heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte al op het moment van de doorzoeking op 30 augustus 2011, toen onder meer de auditfiles van [naam 24] in beslag zijn genomen, redelijkerwijs moest vermoeden dat een of meer van de in artikel 80, eerste lid, bedoelde ambtenaren (belastingambtenaren en/of opsporingsambtenaren) met de onjuistheid of onvolledigheid van de belastingaangiften genoemd in de tenlastelegging bekend zouden worden. Op 30 augustus 2011 was verdachte immers al bevraagd over de vier vermeende valse facturen gericht aan [naam 24] en had verdachte zich al een tijd lang schuldig gemaakt aan het (laten) opnemen van vervalste facturen in de (bedrijfs)administratie van [naam 24] , welke administratie ten grondslag heeft gelegen aan belastingaangiften genoemd in de tenlastelegging. Daarmee was de kans – objectief gezien – groot dat dit bij een onderzoek aan de auditfiles aan het licht zou komen bij de belastingambtenaren of opsporingsambtenaren. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij het risico op uitkomen toen als hoog inschatte.
Daarnaast wist verdachte in ieder geval al vóór het moment van indiening van de eerste inkeerbrief op 30 januari 2012, dat één of meer van de in artikel 80, eerste lid, bedoelde ambtenaren (belastingambtenaren en/of opsporingsambtenaren) de onjuistheid of onvolledigheid van de belastingaangiften bekend was of bekend zou worden, of moest hij dit redelijkerwijs vermoeden. Dat leidt de rechtbank af uit de hiervoor weergegeven verklaringen van leveranciers en getuige [naam 20] betreffende de derden-onderzoeken. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van deze verklaringen, nu deze over en weer ondersteuning vinden in elkaar. Het verweer dat niet de in artikel 80 Awr bedoelde ambtenaren op dat moment reeds op de hoogte waren van de onjuistheid of onvolledigheid van de aangiften gaat niet op, nu het op zijn minst in de lijn der verwachting lag dat ambtenaren met opsporingsbevoegdheid hiervan op de hoogte zouden komen.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is van een tijdige inkeer als bedoeld in artikel 69 lid 3 Awr. Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op díe grond wordt verworpen.
Het verweer dat in elk geval partieel tijdig is ingekeerd gaat evenmin op, nu een inkeer betrekking moet hebben op een volledige belastingaangifte en er niet per vals opgemaakte factuur kan worden ingekeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook geen sprake van een gebrek aan opportuniteit van strafvervolging, zoals subsidiair door de verdediging is aangevoerd.
Aan het openbaar ministerie is de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Die beslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn (HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109).
Gelet op de ernst en aard van de verdenkingen zoals die uit het dossier naar voren komen en het daarmee samenhangende nadeel waar het dossier van uitgaat, kan naar het oordeel van de rechtbank, ook wanneer de intentie tot inkeer van verdachte en de inmiddels gesloten vaststellingsovereenkomst meegewogen worden, niet gezegd worden dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Ook op dit punt wordt het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verworpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1 tot en met 41.
Verdachte was ten tijde van de tenlastegelegde periodes enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte 2] (hierna: [naam 41] ), KvK-nummer [nummer 1]2.(vanaf 29 december 2014 genaamd: [verdachte 6] B.V.3.). Verdachte was in die periodes via [naam 42] [verdachte 6] enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte 6] B.V. (hierna: [verdachte 12] ), KvK-nummer [nummer 4]4.(vanaf 29 december 2014 genaamd: [verdachte 2]5.) en, via [verdachte 12] , enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte 13] & [verdachte 10] (hierna: [naam 24] ), KvK-nummer [nummer 9]6.. Alle genoemde vennootschappen zijn gevestigd aan de [adres 5] .7.Verdachte is woonachtig aan de [adres 6] .8.
[naam 24] is een onderneming op het gebied van interieur- en scheepsbetimmeringen.9.Verdachte stuurde de vennootschappen, zowel in juridische als in feitelijke zin, aan en was belast met alle facetten van de bedrijfsvoering, waaronder de formulering van strategie en beleid, en het financieel beleid en controlling.10.
Verdachte hield zich als enige bezig met de financiële administratie van zijn ondernemingen.11.
Ten aanzien van feit 1
(a). In de (bedrijfs)administratie van [naam 41] zijn de volgende facturen opgenomen12.:
I. een factuur afkomstig van [naam 1] , gericht aan [naam 41] , d.d. 18 maart 2008 waarop staat dat er verbouwingswerkzaamheden zijn verricht aan het bedrijfspand13.;
II. een factuur afkomstig van [naam 2] , gericht aan [naam 41] , d.d. 19 november 2008 waarop staat dat er werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van het projectadres: [verdachte 2] , [adres 3] [plaats 1]14.;
III. een factuur afkomstig van [naam 3] , gericht aan [naam 41] , d.d. 2 februari 2009, waarop staat dat deze factuur ziet op [naam 5] in [plaats 1]15..
Verdachte heeft [naam 40] en een vertegenwoordiger van [naam 2] verzocht om hun facturen te richten aan [naam 41] , hoewel de facturen - zoals verdachte ook wist - in werkelijkheid zagen op werkzaamheden die waren verricht aan of ten behoeve van de privéwoning van verdachte aan de [adres 6] .16.
(b). In de (bedrijfs)administratie van [naam 24] zijn de volgende facturen opgenomen17.:
I. een factuur afkomstig van [naam 6] , gericht aan [naam 24] , d.d. 3 oktober 2008, waarop staat dat er meerwerk is uitgevoerd dat betrekking heeft op de [naam 12]18.;
II. een factuur afkomstig van [naam 7] , gericht aan [naam 24] , d.d. 22 mei 2010, waarop staat dat er schermen zijn geleverd en geplaatst in het restaurant, de lounge en filmruimte op [naam 43] , en dat dit ziet op projectnummer 2008.14419.;
III. een factuur afkomstig van [naam 8] , gericht aan [naam 24] , d.d. 11 december 2008, waarop staat dat het gaat om meerwerk en dat er jaloezieën zijn geleverd tbv [naam 14] , projectnummer 200708920.;
IV. een factuur afkomstig van [naam 9] , gericht aan [naam 24] , d.d. 12 augustus 2011, waarop staat dat het een levering betreft van meubilair aft-lounge van [naam 15] , proj.nr.2010.13121.;
V. een factuur afkomstig van [naam 10] , gericht aan [naam 24] , d.d. 29 augustus 2012, waarop staat dat het ziet op een aanbetaling voor een te leveren bestelling ten aanzien van [naam 16] Projectnummer 2011.10322.;
VI. een factuur afkomstig van [naam 11] , gericht aan [naam 24] , d.d. 11 oktober 2012, waarop staat dat het ziet op een eerste termijnbetaling voor verbouwingswerkzaamheden verricht aan de bedrijfshal van het pand aan de [adres 4] [plaats 1]23..
Verdachte heeft de vertegenwoordigers van de hiervoor onder I. tot en met IV. genoemde B.V.’s verzocht om hun facturen te richten aan [naam 24] , hoewel de facturen in werkelijkheid - zoals verdachte ook wist - zagen op werkzaamheden die waren verricht aan of ten behoeve van de privéwoning van verdachte aan de [adres 6] en/of zagen op goederen die aan die woning, of – in het geval van de factuur genoemd onder III. – aan de woning van een ander (familie Wanders), geleverd waren.24.
Ten aanzien van de facturen genoemd onder V. en VI. geldt dat verdachte een afspraak had gemaakt met de heer [naam 44] dat de facturen gericht kon worden aan [naam 24] , hoewel die facturen in werkelijkheid - zoals verdachte ook wist - zagen op de levering van respectievelijk plaatsings- en verbouwingswerkzaamheden aan een keuken voor de heer [naam 45] .25.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven van het, door [naam 41] en [naam 24] samen met verdachte medeplegen van dit feit, omdat er onder meer – gelet op de gesloten vaststellingsovereenkomst – sprake is van een bekennende verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder (a) III. genoemde factuur van [naam 3] omdat, gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016, het oogmerk op de valsheid van de administratie ontbreekt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 september 2016 verklaard dat hij nooit aan iemand van [naam 46] gevraagd heeft deze factuur te richten aan [naam 41] .
Voor het overige heeft de verdediging verwezen naar hetgeen opgenomen staat in de fiscale standpuntbepaling. Daarin staat volgens de verdediging weergegeven van welke facturen verdachte de valsheid bekent of ontkent .
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde medeplegen, omdat het dossier onvoldoende blijk geeft van een bewuste en nauwe samenwerking.
Zo dit wel bewezen wordt geacht, kan niet bewezen worden dat verdachte hier aan feitelijk leiding heeft gegeven, nu verdachte niet feitelijk leiding kan geven aan een gedraging die hij zelf medegepleegd heeft.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn standpunt dat met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, verdachte ook alle feiten heeft bekend. Verdachte heeft ook aangegeven dat dit niet het geval is en dat het sluiten van de vaststellingsovereenkomst mede was ingegeven door het advies van zijn raadslieden om deze, vóór aanvang van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, gesloten te hebben en de Belastingdienst niet op inhoudelijke verweren in wilde gaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook in zijn algemeenheid niet gezegd worden dat met het sluiten van een, fiscale, vaststellingsovereenkomst, de eventuele strafbare feiten die daarmee verband houden in strafrechtelijke zin worden bekend.
Ten aanzien van de onder (a) III. genoemde factuur overweegt de rechtbank het volgende.
De heer [naam 47] van [naam 3] heeft ten aanzien van deze factuur verklaard dat deze vals is, omdat deze zag op de werkzaamheden van [naam 48] als architect met betrekking tot de privéwoning van verdachte. Toen [naam 48] wilde gaan factureren, heeft hij verdachte gebeld met de vraag waar de factuur heen moest. Verdachte heeft toen gezegd dat de factuur op naam gesteld moest worden van [naam 41] met de omschrijving “ [naam 5] [plaats 1] ”. Aanvankelijk was de opdracht van [naam 46] en de bouwkundige uitwerking door [naam 49] met betrekking tot de woning volgens [naam 48] begroot op € 75.000,- en misschien nog wel meer. [naam 48] verklaart dat verdachte dit veel te veel vond. Er zijn toen wat posten geschrapt. De opdracht voor de bedrijfshal was toen nog niet binnen, maar die wilden ze wel graag hebben. Ze hebben tegen kostprijs de woning gedaan om de bedrijfshal binnen te halen. Nadat [naam 48] de brief van 1 februari 2007 van verdachte aan [naam 46] is getoond, met betrekking tot de offerte van het woonhuis en waar onderaan staat: ‘Ps: voor wat betreft de nieuwbouwkosten voor de bedrijfshal komen we hier wel uit’, zegt [naam 48] dat hem al ten tijde van de opdrachtbevestiging van 1 maart 2007 bekend was dat er gecompenseerd zou worden, door het toerekenen van ontwerpkosten van de woning aan de bedrijfshal.26.
De hiervoor genoemde brief bevindt zich in het dossier. Daarin vermeldt verdachte dat hij het bedrag op de offerte van [naam 46] voor het woonhuis niet wil uitgeven voor architectkosten en dat ze hieromtrent overeenstemming moet bereiken. Ook de ‘Ps’ zoals hiervoor weergegeven, staat hierin vermeld.27.
In het dossier is een artikel uit het tijdschrift “The Art of Living” van september 2009 opgenomen waarin staat dat [naam 46] architecten & ontwerpen meegewerkt heeft aan de totstandkoming van de privéwoning van verdachte in [plaats 5] .28.
De verklaring van [naam 48] wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en de rechtbank acht die dan ook betrouwbaar. Gelet op die bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze factuur vervalst is, omdat daar, in strijd met de waarheid, op vermeld was dat dit zag op verrichte werkzaamheden ten behoeve van (het pand van) [naam 41] , en ook dat dat op aangeven van verdachte is gebeurd.
Ten aanzien van de andere tenlastegelegde facturen volgt uit hetgeen hiervoor onder de feiten is weergegeven dat die, in strijd met de waarheid, vermelden dat er goederen zijn geleverd en/of diensten zijn verricht aan [naam 41] of [naam 24] en ook dat de daarop genoemde omschrijvingen vals zijn. Zo worden werkzaamheden genoemd die verricht zijn aan het pand van [naam 41] of van [naam 24] (facturen (a) I., II. en III. en (b) VI.) en dat er goederen zijn geleverd aan bepaalde schepen (facturen (b) I. tot en met V.), terwijl het verrichte werkzaamheden of geleverde goederen ten behoeve van de privéwoning van verdachte of een derde waren.. Ten aanzien van deze facturen heeft verdachte bekend dat hij valsheid in geschrift heeft gepleegd.
Ten aanzien van alle, vervalste, facturen geldt dat deze zijn opgenomen in de administraties van [naam 41] of [naam 24] . Die administraties zijn gebruikt ten behoeve van de aangiften OB en VPB van [naam 41] en [naam 24] in die jaren, zoals ook te doen gebruikelijk. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de (bedrijfs)administraties van [naam 41] en [naam 24] valselijk zijn opgemaakt, met het oogmerk om die als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Verdachte heeft een wezenlijke rol gespeeld in de totstandkoming van de vervalste facturen. Verdachte heeft aan de leveranciers gedicteerd welke omschrijving er op de factuur moest komen te staan. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de facturen aftekende en dat hij zich als enige bezig hield met de financiële administratie van zijn ondernemingen.29.Een vennootschap is verplicht een administratie te voeren die een beeld moet geven van de bedrijfsvoering van de vennootschap. De in de administratie opgenomen valse facturen zagen op geleverde diensten en werkzaamheden die passen in de normale bedrijfsvoering van de vennootschappen. Het valselijk opmaken van de administraties is ook dienstig geweest aan de vennootschappen. Gelet op de functie en belangrijke rol van verdachte binnen de vennootschappen kan zijn opzet en zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van de vervalste facturen, aan de vennootschappen worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [naam 41] (ten aanzien van het onder (a) tenlastegelegde) en [naam 24] (ten aanzien van het onder (b) tenlastegelegde), in een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte, zich schuldig hebben gemaakt aan het valselijk opmaken van de (bedrijfs)administraties, met het oogmerk om die als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld bij de totstandkoming van de vervalste facturen, de omstandigheid dat hij alleen zich bezig hield met de financiële administratie en gelet op verdachtes hoedanigheid als enig bestuurder en directeur grootaandeelhouder en de belangrijke rol die hij had binnen de vennootschappen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank feitelijk leiding gegeven aan het door [naam 41] (ten aanzien van het onder (a) tenlastegelegde) en [naam 24] (ten aanzien van het onder (b) tenlastegelegde), tezamen en in vereniging met verdachte zelf als natuurlijk persoon (dus niet als feitelijk leidinggever), valselijk opmaken van de administraties van [naam 41] en [naam 24] .
De stelling dat het één (het medeplegen van de gedraging) het ander (het feitelijk leiding geven aan die gedraging) uitsluit, vindt geen steun in het recht.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
(a).
Op naam van [naam 41] (sofinummer: [nummer 10] ), die daartoe als ondernemer verplicht was op basis van de Wet op de omzetbelasting 1968, zijn in de periode van 26 februari 2008 tot en met 26 januari 2012 over de jaren 2008, 2009 en 2011, maandaangiften omzetbelasting gedaan30., waaronder over januari 200931..
In de (bedrijfs)administratie van [naam 41] , die ten grondslag heeft gelegen aan de aangiften, zijn valse facturen over de jaren 2008, 2009 en 2011 opgenomen.32.Dit betrof immers facturen, zoals ook volgt uit hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen, die, in strijd met de waarheid, vermeldden dat er werkzaamheden waren verricht aan het pand van [naam 41] , terwijl het werkzaamheden betrof die verricht waren aan de privéwoning van verdachte.
Daarmee is in maandaangiften over de jaren 2008, 2009 en 2011 ten onrechte in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht, waardoor een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting is aangegeven en derhalve te weinig belasting is geheven, hetgeen verdachte ook wist.33.
(b).
[verdachte 12] en [naam 24] vormen voor de omzetbelasting een Fiscale Eenheid en hebben, daartoe als ondernemers verplicht op basis van de wet op de omzetbelasting 1968, op naam van de [verdachte 7] [verdachte 13] & [verdachte 10] C.S. (sofinummer: [nummer 5] ) maandaangiften omzetbelasting gedaan in de periode van 26 februari 2008 tot en met 24 januari 2013, over de jaren 2008 tot en met 2012, waaronder over de maanden januari 2008 tot en met januari 2012.34.
In de (bedrijfs)administratie van [naam 24] , die ten grondslag heeft gelegen aan de aangiften, zijn valse facturen over de jaren 2008 tot en met 2011 opgenomen. Dit betreft, in ieder geval, de facturen aangeduid met D-3-001 t/m D-3-005 en D-3-008 en D-3-009 (van [naam 30] ) en D-8-008, D-8-009 en D-8-012 tot en met D-8-014 (van [naam 50] ). Die facturen vermelden in strijd met de waarheid dat er goederen zijn geleverd en/of diensten zijn verricht aan [naam 24] terwijl het werkzaamheden of goederen betrof ten behoeve van de privéwoning van verdachte. Dit is met instemming van verdachte gebeurd.35.
Daarmee is in maandaangiften over de jaren 2008 tot en met 2011 ten onrechte in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht, waardoor een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting is aangegeven en derhalve te weinig belasting is geheven, hetgeen verdachte ook wist.36.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
(a).
Op naam van [naam 41] (fiscaal nummer: [nummer 6] ), die daartoe als belastingplichtige verplicht was op basis van de wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn in de periode van 6 mei 2009 tot en met 29 april 2013, over de jaren 2008, 2009 en 2011 jaaraangiften vennootschapsbelasting gedaan.37.
In de (bedrijfs)administratie van [naam 41] , die ten grondslag heeft gelegen aan de aangiften, zijn valse facturen over de jaren 2008, 2009 en 2011 opgenomen.38.Dit betrof immers facturen, zoals ook volgt uit hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen, die, in strijd met de waarheid, vermeldden dat er werkzaamheden waren verricht aan het pand van [naam 41] , terwijl het werkzaamheden betrof die verricht waren aan de privéwoning van verdachte.
Daarmee zijn in de jaaraangiften over de jaren 2008, 2009 en 2011 ten onrechte kosten in aftrek gebracht of zijn die kosten ten onrechte geactiveerd op de balans, waardoor een te laag belastbaar bedrag is aangegeven en derhalve te weinig belasting is geheven, hetgeen verdachte ook wist.39.
(b).
Door [naam 24] wordt jaarlijks aangifte vennootschapsbelasting gedaan middels de moedermaatschappij [verdachte 12] waarmee – als zelfstandige rechtspersoon – een Fiscale Eenheid voor de vennootschapsbelasting wordt gevormd. [verdachte 12] en [naam 24] hebben, daartoe als ondernemers verplicht op basis van de wet op de omzetbelasting 1968, op naam van [verdachte 6] B.V. (fiscaal nummer: [nummer 7] ) in de periode van 23 juni 2009 tot en met 16 augustus 2013, jaaraangiften vennootschapsbelasting gedaan over de jaren 2008 tot en met 2012.40.
In de (bedrijfs)administratie van [naam 24] , die ten grondslag heeft gelegen aan de aangiften, zijn valse facturen over de jaren 2008 tot en met 2011 opgenomen. Dit betreft, in ieder geval, de facturen aangeduid met D-3-001 t/m D-3-005 en D-3-008 en D-3-009 (van [naam 30] ) en D-8-008, D-8-009 en D-8-012 tot en met D-8-014 (van [naam 50] ). Die facturen vermeldden in strijd met de waarheid dat er goederen zijn geleverd en/of diensten zijn verricht aan [naam 24] terwijl het werkzaamheden of goederen betrof ten behoeve van de privéwoning van verdachte. Dit is met instemming van verdachte gebeurd.41.
Daarmee zijn in de jaaraangiften over de jaren 2008 tot en met 2011 ten onrechte kosten in aftrek gebracht of zijn die kosten ten onrechte geactiveerd op de balans, waardoor een te laag belastbaar bedrag is aangegeven en derhalve te weinig belasting is geheven, hetgeen verdachte ook wist.42.
Ten aanzien van feit 2 en 3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven van het, door [naam 41] enerzijds en [verdachte 12] en [naam 24] anderzijds, samen met verdachte medeplegen van deze feiten, omdat er onder meer – gelet op de gesloten vaststellingsovereenkomst – sprake is van een bekennende verdachte.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten verwezen naar hetgeen opgenomen staat in de fiscale standpuntbepaling. Daarin staat volgens de verdediging weergegeven van welke facturen verdachte de valsheid bekent of ontkent en ook of er wel of geen nadeel is ontstaan voor verdachte en/of zijn bedrijven.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde medeplegen, omdat het dossier onvoldoende blijk geeft van een bewuste en nauwe samenwerking.
Zo dit wel bewezen wordt geacht, kan niet bewezen worden dat verdachte hier aan feitelijk leiding heeft gegeven, nu verdachte niet feitelijk leiding kan geven aan een gedraging die hij zelf medegepleegd heeft.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank volgt, zoals ook hiervoor bij feit 1 is weergegeven, niet het standpunt van de officier van justitie dat met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, verdachte ook alle feiten heeft bekend.
Onjuiste aangiften over het jaar 2012
Onder 2. (b) is ook ten laste gelegd dat onjuiste maandaangiften omzetbelasting zijn gedaan over het jaar 2012 en onder 3. (b) dat een onjuiste jaaraangifte vennootschapsbelasting is gedaan over het jaar 2012. Volgens het dossier ziet dit op de factuur D-19-001 van [naam 52] en de facturen D-20-001 en D-20-002 van [naam 53] . Dit zijn facturen uit 2012 die opgenomen zijn in de (bedrijfs)administratie van [naam 24] .43.
Ten aanzien van deze facturen geldt dat verdachte een afspraak had gemaakt met de heer [naam 44] dat de facturen gericht konden worden aan [naam 24] , hoewel die facturen in werkelijkheid - zoals verdachte ook wist - zagen op verbouwingswerkzaamheden van een (bij)keuken van - en de levering van een keuken aan - de heer [naam 45] . Deze facturen zijn ook betaald door [naam 24] .44.
In de fiscale standpuntbepaling wordt ten aanzien van deze facturen genoemd dat niet akkoord wordt gegaan met de in het controlerapport van de Belastingdienst voorgestelde correcties, omdat verdachte, noch één van zijn vennootschappen, hierdoor zijn verrijkt. Dit is gelegen in de omstandigheid dat [naam 54] bedrijf, [naam 55] , schilder- en behangwerkzaamheden heeft verricht voor [naam 24] ter waarde van € 60.000,- waarvoor geen factuur is gestuurd. Daarop heeft [naam 45] met verdachte afgesproken om deze vordering te verrekenen met de aankoop van een keuken en de verbouwingswerkzaamheden van een (bij)keuken.
De rechtbank overweegt dat aan het voorgaande niet afdoet dat, gelet op hetgeen hiervoor bij de beoordeling is overwogen, deze facturen niet conform de werkelijkheid – en daarmee vals – zijn, betaald zijn door [naam 24] en in de (bedrijfs)administratie van [naam 24] , die ten grondslag heeft gelegen aan de aangiften, zijn opgenomen. Daardoor is in de aangiften omzetbelasting over dat jaar ten onrechte in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht, met als gevolg dat een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting is aangegeven en derhalve te weinig belasting is geheven en zijn in de aangifte vennootschapsbelasting over dat jaar ten onrechte kosten in aftrek gebracht of zijn die kosten ten onrechte geactiveerd op de balans, waardoor een te laag belastbaar bedrag is aangegeven en derhalve te weinig belasting is geheven.
Verweer ten aanzien van andere facturen
Ten aanzien van de facturen aangeduid met D-3-006, D-3-007 (van [naam 30] ), D-14-008 tot en met D-14-010 ( [naam 8] ), D-17-001 tot en met D-17-003 ( [naam 56] ), de facturen beginnend met de aanduiding D-9 (van [naam 57] , zoals genoemd in D-1-012), voor zover het meer dan € 59.445,- betreft en de facturen D-10-001 t/m D-10-003 (van [naam 58] , voor zover het meer dan € 52.253,30 betreft, wordt in de fiscale standpuntbepaling niet akkoord gegaan met de correcties van de Belastingdienst. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat de facturen niet zien op leveringen aan de privéwoning van verdachte, of dat aan derden geleverde goederen volledig zijn doorbelast en niet ten laste van het resultaat van [naam 24] zijn gekomen.
De rechtbank overweegt dat deze standpuntbepaling onverlet laat dat op basis van de facturen waarover geen geschil bestaat, zoals hiervoor genoemd onder de feiten, en op basis van de hiervoor genoemde facturen in het jaar 2012 van [naam 59] en [naam 53] , de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
Daderschap vennootschappen en feitelijk leiding geven verdachte
Ten aanzien van het daderschap van [naam 41] enerzijds en [verdachte 12] en [naam 24] anderzijds en het feitelijk leiding geven door verdachte aan het door deze vennootschappen doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting overweegt de rechtbank het volgende.
Als ondernemers in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968 en de wet op de vennootschapsbelasting 1969, waren [naam 41] enerzijds en [verdachte 12] en [naam 24] als Fiscale Eenheid, verplicht tot het doen van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Het doen van die aangiften heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van de vennootschappen. Die aangiften werden gedaan op basis van de valse administraties van [naam 41] en [naam 24] en de aangiften zijn dienstig geweest aan de vennootschappen.
Gelet op de functie en sleutelrol van verdachte binnen de vennootschappen kan zijn opzet en zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van de vervalste facturen en het, via de opname van die facturen in de administraties van [naam 41] en [naam 24] , bewerkstelligen dat de aangiften onjuist zijn ingediend, aan de vennootschappen worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat, ten aanzien van het onder 2. (a) tenlastegelegde, [naam 41] zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van onjuiste maandaangiften omzetbelasting over de jaren 2008, 2009 en 2011 en dat, ten aanzien van het onder 3. (a) tenlastegelegde, [naam 41] zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van onjuiste jaaraangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2008, 2009 en 20011 alsook dat, ten aanzien van het onder 2. (b) tenlastegelegde, [verdachte 12] en [naam 24] zich schuldig hebben gemaakt aan het doen van onjuiste maandaangiften omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2012 en dat, ten aanzien van het onder 3. (b) tenlastegelegde [verdachte 12] en [naam 24] zich schuldig hebben gemaakt aan het doen van onjuiste jaaraangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2008 tot en met 2012.
Gelet op de functie en sleutelrol van verdachte binnen de vennootschappen, ook ten aanzien van de financiële administratie, heeft [naam 60] , naar het oordeel van de rechtbank, via de opname van de valse facturen in de administraties van [naam 41] en [naam 24] , bewerkstelligd dat de aangiften onjuist zijn ingediend. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarmee feitelijk leiding heeft gegeven aan de hiervoor genoemde gedragingen van [naam 41] enerzijds en [verdachte 12] en [naam 24] anderzijds.
Naast het fiscale voordeel dat zijn vennootschappen hiermee hebben behaald, heeft [naam 60] dit ook gedaan, om persoonlijk voordeel te kunnen behalen bij de bouw van zijn privéwoning. Immers, de kosten van de bouw van de woning zijn voor hem in privé omlaag gegaan, door de facturering via zijn bedrijven te laten lopen. [naam 60] gebruikte dus de vennootschappen om de facturen zakelijk te kunnen boeken en de vennootschappen hadden [naam 60] als natuurlijke persoon nodig om fiscaal voordeel te behalen. [naam 60] heeft daarom niet alleen feitelijk leiding gegeven aan het begaan van deze feiten door zijn vennootschappen, maar heeft deze feiten ook zelf – als natuurlijk persoon – medegepleegd.
Ten aanzien van feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft, als belastingplichtige in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 21 juni 2013, over de jaren 2008 tot en met 2011 jaaraangiften inkomstenbelasting op naam van [verdachte 11] (fiscaal nummer: [nummer 8] ), gedaan.45.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten verwezen naar hetgeen opgenomen staat in de fiscale standpuntbepaling. Daarin staat volgens de verdediging weergegeven van welke facturen verdachte de valsheid bekent of ontkent en ook of er wel of geen nadeel is ontstaan voor verdachte en/of zijn bedrijven.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde medeplegen omdat het dossier onvoldoende blijk geeft van een bewuste en nauwe samenwerking.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals reeds hiervoor onder feit 2 en 3 is overwogen, is door verdachte bewerkstelligd dat in de (bedrijfs)administratie van [naam 24] valse facturen over de jaren 2008 tot en met 2011 zijn opgenomen. Dit betreft, in ieder geval, de facturen aangeduid met D-3-001 t/m D-3-005 en D-3-008 en D-3-009 (van [naam 30] ) en D-8-008, D-8-009 en D-8-012 tot en met D-8-014 (van [naam 50] ). Die facturen vermelden in strijd met de waarheid dat er goederen zijn geleverd en/of diensten zijn verricht aan [naam 24] terwijl het werkzaamheden of goederen betrof ten behoeve van de privéwoning van verdachte. Dit is met instemming van verdachte gebeurd.46.
Als directeur grootaandeelhouder geniet verdachte, via [verdachte 12] , inkomen uit aanmerkelijk belang waarover inkomstenbelasting verschuldigd is. Door ten onrechte een voor hem privé bestemde factuur te laten betalen door één van zijn vennootschappen, in dit geval [naam 24] , is sprake van een uitdeling van winst aan verdachte. Door dit niet op te geven in zijn aangiften inkomstenbelasting, wordt ten onrechte geen inkomstenbelasting geheven over een feitelijk wel door hem genoten voordeel. Dat voordeel is ten onrechte buiten de heffing van de inkomstenbelasting gebleven.47.
Daarmee is door verdachte in de jaaraangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 een te laag bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang aangegeven waardoor een te laag bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting is aangegeven en te weinig belasting is geheven, hetgeen verdachte ook wist.48.Er is geen bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
Verweer ten aanzien van andere facturen
Ten aanzien van de facturen aangeduid met D-3-006, D-3-007 (van [naam 30] ), D-14-008 tot en met D-14-010 ( [naam 8] ), D-17-001 tot en met D-17-003 ( [naam 56] ), de facturen beginnend met de aanduiding D-9 (van [naam 57] , zoals genoemd in D-1-012), voor zover het meer dan € 59.445,- betreft en de facturen D-10-001 t/m D-10-003 (van [naam 58] , voor zover het meer dan € 52.253,30 betreft, wordt in de fiscale standpuntbepaling niet akkoord gegaan met de correcties van de Belastingdienst. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat de facturen niet zien op leveringen aan de privéwoning van verdachte, of dat aan derden geleverde goederen volledig zijn doorbelast en niet ten laste van het resultaat van [naam 24] zijn gekomen.
De rechtbank overweegt dat dit onverlet laat dat op basis van de facturen waarover geen geschil bestaat, zoals hiervoor genoemd onder de beoordeling, het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte over de jaren 2008 tot en met 2011 opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan.
Ten aanzien van feit 549.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2016;
- proces-verbaal bevindingen aantreffen vuurwapen, p. 19, 20;
- proces-verbaal Wet wapens en munitie, p. 21.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
( a)
[verdachte 2] (thans: [verdachte 6] B.V., KvK-nummer:
[nummer 1] ),
in of omstreeks de periode van 18 maart 2008 tot en met 11 februari 2011,
in [plaats 1] , althans in de gemeente [plaats 2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
de (bedrijfs)administratie - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte,
- een groot aantal, althans een of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en)
in die (bedrijfs)administratie opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:
- I. Een factuur afkomstig van [naam 1] en
gericht aan [verdachte 2] d.d. 18 maart 2008 (vindplaats: D-2-001);
en/of
- II. Een factuur afkomstig van [naam 2] en gericht aan [verdachte 2]
d.d. 19 november 2008 (vindplaats: D-7-005); en/of
- III. Een factuur afkomstig van [naam 3] en gericht aan
[verdachte 2] d.d. 2 februari 2009 (vindplaats: D-12-001),
waarop in strijd met de waarheid was vermeld:
- dat het/de goed(eren) en/of dienst(en) was/waren geleverd/verricht aan
[verdachte 2] , en/of
- I. [naam 4] ; en/of
- II. Projectadres: [verdachte 2] , [adres 3] [plaats 1] ;
en/of
- III. [naam 5] te [plaats 1] ,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of
meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot bovenomschreven
strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel feitelijke
leiding heeft/hebben gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
( b)
[verdachte 13] & [verdachte 9] (KvK-nummer: [nummer 2]
in of omstreeks de periode van 25 januari 2008 tot en met 18 oktober 2012,
in [plaats 1] , althans in de gemeente [plaats 2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
de (bedrijfs)administratie - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte,
- een groot aantal, althans een of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) in
die (bedrijfs)administratie opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:
I. Een factuur afkomstig van [naam 6] en gericht aan [verdachte 13]
& [verdachte 9] d.d. 3 oktober 2008 (vindplaats:
D-4-007); en/of
II. Een factuur afkomstig van [naam 7] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 22 mei 2010
(vindplaats: D-9-019); en/of
III. Een factuur afkomstig van [naam 8] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 11 december 2008
(vindplaats: D-14-010); en/of
IV. Een factuur afkomstig van [naam 9] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 12 augustus 2011
(vindplaats: D-15-001); en/of
V. Een factuur afkomstig van [naam 10] en gericht aan
Firma [verdachte 13] d.d. 29 augustus 2012 (vindplaats: D-19-001);
en/of
VI. Een factuur afkomstig van [naam 11] en gericht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] d.d. 11 oktober 2012
(vindplaats: D-20-001),
waarop in strijd met de waarheid was vermeld:
- dat het/de goed(eren) en/of dienst(en) was/waren geleverd/verricht aan
[verdachte 13] & [verdachte 9] , en/of
- I. [naam 12] ; en/of
- II. Project. nr. 2008.144; Levering en plaatsen van schermen in het
restaurant, de lounge en filmruimte op [naam 13] '; en/of
- III. (meerwerk leveren jaloezieën) tbv [naam 14] , projectnummer 2007089; en/of
- IV. (Meubilair aft-lounge) van [naam 15] , projectnummer 2010.131;
en/of
- V. T.a.v. [naam 16] , projectnummer 2011.103; en/of
- VI. Verbouwingswerkzaamheden bedrijfshal pand [adres 4] [plaats 1] ,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of
meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot bovenomschreven
strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel feitelijke
leiding heeft/hebben gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
2.
( a) [verdachte 2] (thans: [verdachte 6] , KvK-nummer:
[nummer 1] ),
in of omstreeks de periode van 26 februari 2008 tot en met 26 januari 2012,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (maand)aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van
[verdachte 2] (sofinummer: [nummer 6] B01), betreffende het/de
ja(a)r(en) 2008 en/of 2009 en/of 2011, waaronder (zie AH-1-017):
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2008; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2009; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011;
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te hoog bedrag aan voorbelasting in aftrek werd gebracht; en/of
(daardoor)
- een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
( b)
[verdachte 6] B.V. (thans: [verdachte 2] , KvK-nummer
[nummer 4] ) en/of [verdachte 13] & [verdachte 9]
(KvK-nummer [nummer 2]
in of omstreeks de periode van 26 februari 2008 tot en met 24 januari 2013,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of
[plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (maand)aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van
de [verdachte 7] [verdachte 13] &
[verdachte 10] ; C.S. (sofinummer: [nummer 5] ), betreffende
het/de ja(a)r(en) 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012, waaronder
(zie AH-1-018 en -019):
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2008; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2009; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2010; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te hoog bedrag aan voorbelasting in aftrek werd gebracht; en/of
(daardoor)
- een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
3.
( a)
[verdachte 2] (thans: [verdachte 6] B.V., KvK-nummer
[nummer 1] ),
in of omstreeks de periode van 6 mei 2009 tot en met 29 april 2013,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of
[plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als belastingplichtige in de zin van de wet op de vennootschapsbelasting 1969,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (jaar)aangifte(n) vennootschapsbelasting te naam
gesteld van [verdachte 2] (fiscaal nummer: [nummer 6] ), waaronder
(zie AH-1-020):
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2008; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2009; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2011;
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te laag belastbaar bedrag werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
( b)
[verdachte 6] B.V. (thans: [verdachte 2] , KvK-nummer
[nummer 4] ) en/of [verdachte 13] & [verdachte 9]
(KvK-nummer [nummer 2] in of omstreeks de periode van 23 juni 2009 tot en met
16 augustus 2013,
in [plaats 1] althans in de gemeente [plaats 2] en/of de gemeente(n) [plaats 3]
en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als belastingplichtige in de zin van de wet op de vennootschapsbelasting 1969,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (jaar)aangifte(n) vennootschapsbelasting te naam
gesteld van [verdachte 6] B.V. (fiscaal nummer: [nummer 7] ),
waaronder (zie AH-1-021 en -022):
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2008; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2009; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2010; en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2011, en/of
- de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te laag belastbaar bedrag werd aangegeven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
4.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 21 juni 2013,
in [plaats 5] althans in de [plaats 6] en/of de gemeente(n) [plaats 3] en/of
[plaats 4] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als belastingplichtige in de zin van de wet inkomstenbelasting 2001,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een of meerdere (jaar)aangifte(n) inkomstenbelasting te naam gesteld
van [verdachte 11] (fiscaal nummer: [nummer 8] ), waaronder (zie AH-1-023):
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008; en/of
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2009; en/of
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2010; en/of
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2011;
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting
wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die
aangifte(n) (telkens)
- een te laag bedrag aan belastbaar inkomen (uit aanmerkelijk belang) werd
aangegeven; en/of (daardoor)
- een te laag bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting werd aangegeven;
5.
hij,
op of omstreeks 5 februari 2014,
in [plaats 5] , althans in de [plaats 6] ,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans
alleen,
- een wapen van categorie III, te weten een (vuur)wapen (merk: Glock, type: 26
(waarvan het serienummer was weggevijld), kaliber 9 (9x19) MM);
en/of
- munitie van categorie III, te weten 37, althans een of meer patro(o)n(en),
kaliber 9 (9x19) MM,
voorhanden heeft/hebben gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 telkens:
Medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 tot en met 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en als bijkomende straf dat verdachte wordt ontzet van het recht om op te treden als bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 5 jaren.
Daarbij heeft de officier van justitie, naast de ernst, aard, omvang en gevolgen van de feiten, rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Er is sprake van een benadelingsbedrag van 1,6 miljoen euro, zoals ook, ten aanzien van de onderhavige feiten, volgt uit de vaststellingsovereenkomst. Verdachte heeft derden meegetrokken in zijn vooraf bedachte en laakbare handelwijze en heeft ook zelf faciliterend opgetreden bij het opnemen van valse facturen in zijn bedrijfsadministratie, ten behoeve van derden die daarmee ook een belastingvoordeel konden genieten. De afgedane zaken tegen de leveranciers zijn niet vergelijkbaar. Verdachte heeft puur uit eigen financieel gewin gehandeld en ziet niet het kwalijke van zijn handelen in.
De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting, de strafoplegging in soortgelijke zaken en met het Griekse maïsarrest van het Hof van Justitie. Verdachte moet beschouwd worden als recidivist, ook omdat, nadat verdachte een transactie had gesloten ter zake van valsheid in geschrift in het onderzoek ‘08Rome’, er op zijn verzoek opnieuw valse facturen zijn opgemaakt.
De officier van justitie heeft geen rekening gehouden met de vaststellingsovereenkomst die inmiddels gesloten is omdat verdachte hiermee, volgens de officier van justitie, alleen maar beoogt te bereiken dat hij een andere of lichtere sanctie opgelegd krijgt. De officier van justitie houdt evenmin rekening met publicaties die in de media zijn verschenen, noch met de conclusie van de accountant dat het wegvallen van verdachte gevolgen zou kunnen hebben voor de continuïteit van zijn vennootschappen, omdat, met betrekking tot dit laatste, verdachte al kort na de doorzoeking op 5 februari 2014 is gewezen op het voornemen tot het instellen van strafvervolging en hij dus maatregelen had kunnen treffen.
De officier van justitie constateert een overschrijding van de redelijke termijn van 6 maanden en 17 dagen, maar volgens de officier van justitie kan volstaan worden met deze constatering vanwege de vertraging door het toewijzen van onderzoekswensen van de verdediging.
De rechtvaardiging voor de bijkomende straf is volgens de officier van justitie gelegen in de omstandigheid dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de rechtspersoonlijkheid van zijn vennootschappen en het aannemelijk is dat verdachte na de executie van de gevangenisstraf weer dezelfde strafbare activiteiten zal ontplooien.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, ten aanzien van de feiten onder 1 tot en met 4, rekening te houden met de volgende omstandigheden die tot strafvermindering dienen te leiden en die maken dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden:
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, omdat er onrechtmatig gegevens zijn uitgewisseld tussen FIOD/OM en de Belastingdienst;
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, omdat belastingambtenaren opsporingshandelingen hebben verricht;
Voor zover nodig zal hierna bij de beoordeling nader worden ingegaan op hetgeen aan de hiervoor genoemde verweren ten grondslag is gelegd;
Verdachte heeft volledige opening van zaken gegeven aan de Belastingdienst en het openbaar ministerie;
Verdachte heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingdienst waardoor zelfs meer dan het nadeelbedrag wordt betaald;
Verdachte en zijn gezin zijn reeds door de gevolgen van de onderhavige strafvervolging (de doorzoeking en de negatieve publiciteit) gestraft;
De continuïteit van [naam 24] is in het geding als verdachte langere tijd vast komt te zitten, omdat verdachte de spil is in het bedrijf. Hij stuurt de organisatie aan, neemt de bedrijfseconomische beslissingen, maakt afwegingen en is het gezicht van het bedrijf. Het is in het belang van heel veel mensen en bedrijven dat verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt;
De zaken tegen medeverdachten zijn geseponeerd of getransigeerd. De ongelijkheid tussen de zaken wordt wel heel erg groot als verdachte wel veroordeeld wordt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
Verdachte neemt de volle verantwoordelijkheid voor zijn handelen en heeft geen druk uitgeoefend op leveranciers of onderaannemers om een onjuiste omschrijving op adres op facturen te vermelden;
De kans op recidive is nihil. Verdachte heeft geleerd van zijn fouten, heeft ervoor gezorgd dat er thans iemand met hem meekijkt bij het zorgdragen voor de financiële administratie, heeft grote problemen ondervonden van zijn handelen, is zelf ingekeerd en heeft volledige verantwoording genomen voor zijn handelen;
De onderhavige strafzaak loopt al meer dan 2,5 jaar. De onzekerheid die dit meebrengt heeft een grote impact gehad op verdachte en zijn naaste omgeving;
De tenlastegelegde feiten zijn inmiddels acht jaar oud;
Er is geen sprake van recidive. De transactie in de strafzaak ‘08Rome’ is in januari 2013 afgedaan.
De verdediging heeft eveneens verzocht verdachte niet de geëiste straf van ontzetting van het recht om als bestuurder van een onderneming op te treden, op te leggen. Daartoe is het volgende betoogd.
De mogelijkheden om in verband met valsheid in geschrift en belastingdelicten de bestuurders-ontzetting uit te spreken, zijn eerst per 1 april 2010 ingevoerd. De eis van de officier van justitie, voor zover die betrekking heeft op de periode tot voornoemde datum, is strijdig met het in art. 1, eerste lid, Sr vervatte legaliteitsbeginsel. Voor het overige is oplegging van het bestuursverbod gelet op hetgeen hierover in de Memorie van Toelichting is vermeld, niet passend en geboden. Daarbij speelt met name een rol dat recidive uitgesloten moet worden geacht, dat de wetgever niet het oog had op situaties als de onderhavige en dat oplegging van deze straf in feite de doodstraf betekent voor de betreffende B.V.' s. Dat kan volgens de verdediging niet de bedoeling zijn.
Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een geheel voorwaardelijke werkstraf, omdat verdachte geen relevante documentatie heeft, het pistool niet was doorgeladen, niet binnen handbereik lag en zich niet aan de openbare weg bevond, verdachte tijdens de doorzoeking meteen heeft aangegeven dat hij het bezat en waar het lag alsook omdat verdachte het alleen heeft aangeschaft omdat hij en zijn gezin bedreigd werden. Tevens heeft de verdediging gewezen op twee uitspraken waarbij het ook ging om bezit van een wapen met munitie en waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf is opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 maart 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft, als directeur grootaandeelhouder, over een periode van 5 jaren facturen vervalst om zo de kosten van geleverde goederen en diensten voor zijn privéwoning zakelijk te kunnen boeken. Als gevolg daarvan heeft hij onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan en heeft hij bewerkstelligd dat aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting van zijn vennootschappen over meerdere jaren onjuist zijn gedaan.
De Belastingdienst moet er op kunnen vertrouwen dat op goede grond belasting wordt teruggevraagd en dat documenten die zij van belastingplichtigen krijgt ten bewijze van betalingen/betalingsverplichtingen echt en onvervalst zijn. Verdachte heeft dit vertrouwen in ernstige mate geschaad. Met zijn handelen heeft verdachte de Belastingdienst en daarmee de Staat der Nederlanden alsook de samenleving voor een groot geldbedrag benadeeld. Verdachte heeft inmiddels, ter compensatie van het fiscale nadeel, een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst gesloten. De rechtbank zal niet uitgaan van het benadelingsbedrag dat volgt uit deze vaststellingsovereenkomst. Verdachte heeft toegelicht dat hij om hem moverende redenen deze overeenkomst heeft gesloten en dat hij daarmee niet het daarin genoemde benadelingsbedrag erkent. De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van een benadelingsbedrag van in ieder geval (nu dit het bedrag is waarover geen discussie bestaat), € 800.000,-, en merkt daarbij op dat in het dossier wel aanwijzingen te vinden zijn dat uitgegaan zou kunnen worden van een hoger bedrag.
Het moge zo zijn dat de leveranciers van de goederen en diensten zelf de facturen hebben vervalst door deze te richten aan één van de vennootschappen van verdachte, maar dit is veelal op verzoek van verdachte gebeurd, waarbij het voor hem duidelijk moet zijn geweest dat die leveranciers, veelal ook zakelijke contacten, hierin meegingen om hun zakelijke opdrachten te behouden. Verdachte heeft hier misbruik gemaakt van zijn macht als (goede) klant.
Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk - hoewel hij dit financieel gezien, ook in zakelijk opzicht, geenszins nodig had - slechts laten leiden door eigen, en zakelijk, financieel gewin en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving en voor zijn leveranciers, die hij hierin heeft meegetrokken.
De rechtbank neemt dit verdachte, met name gelet op zijn verantwoordelijke functie als bestuurder van meerdere vennootschappen, zeer kwalijk.
Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting spijt betuigd, maar hij heeft er geen blijk van gegeven in te zien dat zijn handelen de hiervoor genoemde gevolgen voor de samenleving teweeg hebben gebracht.
Ten aanzien van het bezit van het, geladen, vuurwapen zal de rechtbank, rekening houdend met de ouderdom van het feit en het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor verboden wapenbezit, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om verder af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert grote risico’s voor de maatschappelijke veiligheid op, en moet daarom met kracht worden bestreden.
Ten aanzien van de hiervoor onder a. en b. genoemde verweren overweegt de rechtbank het volgende.
Uit hetgeen hiervoor onder 1a. al door de rechtbank is weergegeven met betrekking tot de aanvang van het onderzoek, volgt dat controlerend ambtenaren van de Belastingdienst in de jaren 2010 en 2011 voor administratieve ondersteuning betrokken zijn geweest bij het strafrechtelijk onderzoek ‘08Rome’. Naar het oordeel van de rechtbank moet ook de betrokkenheid van de heer [naam 20] , in die zin worden bezien. Dit is ook wat [naam 20] zelf - ook ten overstaan van de rechter-commissaris - verklaard heeft. De rechtbank ziet in die verklaring, in tegenstelling tot de verdediging, geen aanleiding om te vermoeden dat die ondersteuning verder heeft gereikt dan enkel het verlenen van, in zijn hoedanigheid als controleambtenaar bij de Belastingdienst, deskundige bijstand. In het kader van onderzoeken zoals het onderzoek ‘08Rome’ is het verlenen van een dergelijke bijstand ook gebruikelijk.
Voor het fiscaal gebruik van de audit-files van [naam 24] en de overige bij de doorzoeking op 30 augustus 2011 in beslag genomen digitale bestanden is toestemming gegeven door de officier van justitie, te weten mondeling op 1 september 2011, welke toestemming op 3 april 2012 schriftelijk is bevestigd. Ook dit is derhalve, naar het oordeel van de rechtbank, rechtmatig geschied.
Vervolgens zijn, na raadpleging van openbare bronnen, door de Belastingdienst derden-onderzoeken verricht. Uit ambtshandeling AH-1-002 (p. 137) volgt dat een intern verslag hiervan op grond van een vordering 126nd Sv op 22 november 2013 door de Belastingdienst is verstrekt. Ook deze informatieverstrekking, waartoe de Belastingdienst op grond van artikel 67 Awr verplicht was, heeft derhalve een wettelijke grondslag en is daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, rechtmatig geschied.
Op 5 februari 2014 heeft er in de woning van verdachte en in het pand van [naam 41] een doorzoeking plaatsgevonden in het kader van het onderhavige strafrechtelijke onderzoek waarbij (delen van) de administraties van [naam 24] , [verdachte 12] en [naam 41] voor nader onderzoek in beslag zijn genomen. Ambtshandeling AH-1-006 vermeldt (p. 199) dat bij het onderzoek in de inbeslaggenomen administraties, met toestemming van de officier van justitie, controlerend ambtenaren van de Belastingdienst voor administratieve ondersteuning betrokken waren.
Dat [naam 20] en andere controlerend ambtenaren van de Belastingdienst aanwezig zijn geweest bij de doorzoekingen en ondersteund hebben bij het onderzoek in de inbeslaggenomen administraties, zoals [naam 20] zelf ook verklaard heeft bij de rechter-commissaris, is toegestaan.
Ook op dit punt oordeelt de rechtbank dat er geen aanleiding is om te vermoeden dat die ondersteuning verder heeft gereikt dan enkel het verlenen van, in zijn hoedanigheid als controleambtenaar bij de Belastingdienst, deskundige bijstand. Uit het dossier blijkt niet dat er door belastingambtenaren opsporingsbevoegdheden zijn uitgevoerd, zoals door de verdediging is betoogd. Bovendien is van enige vorm van détournement de pouvoir niet gebleken.
Het enige vormverzuim dat de rechtbank vaststelt is dat de naam van [naam 20] in functie van belastingambtenaar ten onrechte niet staat vermeld in de machtiging tot binnentreden in de privéwoning van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat met de constatering van dat verzuim kan worden volstaan, nu die machtiging zonder twijfel ook zou zijn afgegeven, als de naam van [naam 20] daarin wel vermeld was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor het overige geen sprake is geweest van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst en duur van de strafbare feiten, de rol van verdachte daarin, alsook gelet op de hoogte van het benadelingsbedrag waar de rechtbank in deze procedure rekening mee houdt, hanteert de rechtbank als uitgangspunt, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten bij een benadelingsbedrag tussen € 500.000,- en € 1.000.000,-, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden.
De rechtbank houdt geen rekening met de transactie waarmee verdachte akkoord is gegaan in het eerdere onderzoek ‘08Rome’, nu in de stukken met betrekking tot deze transactie die door de officier van justitie bij e-mailbericht van 23 mei 2016 aan de rechtbank zijn toegestuurd, zowel data in januari 2012 als in januari 2013 genoemd worden (ook in de uitdraai van Compas wordt als vonnisdatum 25 januari 2013 genoemd).
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank daarom rekening met de omstandigheid dat hij niet eerder veroordeeld is voor het plegen van soortgelijke feiten. De rechtbank houdt ook in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij inmiddels een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met de Belastingdienst ter betaling van het door de Belastingdienst berekende benadelingsbedrag, waarbij de rechtbank er van uitgaat dat dat ook het bedrag is dat verdachte daadwerkelijk zal gaan betalen. Daarnaast houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte op enig moment opening van zaken heeft gegeven.
Dat verdachte en zijn gezin nadelige gevolgen hebben ondervonden van de doorzoeking en de negatieve publiciteit zijn geen omstandigheden waarin de rechtbank reden ziet om een lagere straf op te leggen. Dit is een gevolg geweest van verdachtes eigen handelen. Er is niet gebleken van onaanvaardbare media-aandacht.
De rechtbank ziet in het gegeven dat de zaken van de leveranciers zijn geseponeerd, getransigeerd of dat daarin lagere straffen zijn opgelegd geen aanleiding de straf van verdachte te matigen, nu deze zaken geenszins vergelijkbaar zijn met die van verdachte.
Dat de continuïteit van verdachtes vennootschappen gevaar loopt wanneer hij langere tijd vast komt te zitten, kan zo zijn en de rechtbank zal daar enigszins, in het belang van de werknemers van verdachte, rekening mee houden. Daar staat tegenover dat dat alles een gevolg is van verdachtes eigen handelen. Het maakt daarom niet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst en duur van de strafbare feiten, de rol van verdachte daarin en het benadelingsbedrag, dat van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden afgezien. De rechtbank deelt ten slotte het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank geen andere straf passend en geboden dan een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden voor de feiten 1 tot en met 4. In de overige door de verdediging genoemde omstandigheden – voor zover nog niet besproken – vindt de rechtbank geen aanleiding een lagere straf op te leggen. Dit maakt dat de rechtbank aan verdachte voor alle tenlastegelegde feiten samen een gevangenisstraf voor de duur van in totaal 22 maanden zal opleggen.
Ten aanzien van de geëiste bijkomende straf om verdachte te ontzetten van het recht om op te treden als bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 5 jaren, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelijk aan hetgeen door de verdediging is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat deze bijkomende straf, die opgelegd kan worden op grond van artikel 235 Sr (ten aanzien van artikel 225 Sr) en op grond van artikel 69 lid 6 Awr (ten aanzien van de feiten genoemd in lid 1 en 2 van dat artikel), niet opgelegd kan worden voor feiten begaan vóór 1 april 2010.
Nu de meeste vervalste facturen die ten grondslag hebben gelegen aan de belastingfeiten dateren van 2008 en 2009, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke oplegging van deze zware, bijkomende straf, niet in verhouding staan tot de feiten die overblijven. De rechtbank zal deze straf dan ook niet in onvoorwaardelijke zin aan verdachte opleggen.
Wel acht de rechtbank het aangewezen, gelet op het misbruik dat verdachte langdurig heeft gemaakt van zijn positie als bestuurder en om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten te begaan, dat verdachte deze bijkomende straf, ontzetting van de uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon, in voorwaardelijke zin wordt opgelegd voor de duur van 2 jaar met een proeftijd van 2 jaar.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 47, 51, 57, 91, 225 en 235 van het Wetboek van Strafrecht; artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden.
ontzet verdachte van de uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 2 (twee) jaren.
bepaalt, dat deze bijkomende straf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald:
o dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2016. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑09‑2016
Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 27.
Zie de, achter de schriftelijke reactie van de officier van justitie inzake de bezwaarschriftprocedure ex artikel 262 Sv, gevoegde uitdraai met betrekking tot dit inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, geraadpleegd op 18 mei 2015.
Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 23.
Zie de, achter de schriftelijke reactie van de officier van justitie inzake de bezwaarschriftprocedure ex artikel 262 Sv, gevoegde uitdraai met betrekking tot dit inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, geraadpleegd op 18 mei 2015.
Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 25.
Uittreksels Kamer van Koophandel, p. 23, 25 en 27.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; uittreksel Kamer van Koophandel, p. 27.
Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 25; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
Brief van [naam 61] van BDO Accountants, d.d. 5 september 2016, zoals gevoegd bij brief van de raadsman mr. H.W.A.A. de Jong van 7 september 2016; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741, 742.
D-2-001, p. 744.
D-7-005, p. 809.
D-12-001, p. 917.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 62] , p. 319 t/m 321 (t.a.v. factuur I); schriftelijke verklaring [naam 64] , p. 355 t/m 358 (t.a.v. factuur II.).
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741 t/m 743; proces-verbaal onderzoek digitale administratie, AH-1-009, p. 222, 223; proces-verbaal onderzoek digitale administratie, AH-1-010, p. 227, 228.
D-4-007, p. 784.
D-9-019, p. 869.
D-14-010, p. 944.
D-15-001, p. 959.
D-19-001, p. 982.
D-20-001, p. 1001.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , p. 491 (t.a.v. factuur I.); proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , p. 374 t/m 376 (t.a.v. factuur II.); proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , p. 411, 412 (t.a.v. factuur III); mailwisselingen tussen verdachte en [naam 63] , D-14-003, p. 945 t/m 947 (t.a.v. factuur III); brief verdachte namens [naam 24] , D-14-004, p. 948 (t.a.v. factuur III); proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] , p. 416, 417 (t.a.v. factuur IV.).
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; proces-verbaal van verhoor van [naam 44] als getuige bij de rechter-commissaris, d.d. 7 juli 2016, p. 2, 3; proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] , p. 451.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 47] , p. 397 t/m 400.
D-12-008, p. 928.
Artikel, D-1-006, p. 725, 727, 730 en 732.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
AH-1-017, p. 271; printscreens van de aangiften, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 5 t/m 28 en 41 t/m 52, van 52.
AH-1-017, p. 271; printscreens van de aangifte, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 17 van 52.
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741, 742; Facturen onder D-nrs: D-2-001 t/m D-2-005 en D-2-012 t/m D-2-014, D-7-001 t/m D-7-006 en D-11-001; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 62] , p. 319 t/m 321; proces-verbaal aanvullende verklaring, AH-2-006, p. 302 t/m 304; e-mailbericht van de raadsman mr. De Jong van verdachte van 16 mei 2014, zoals aan de rechtbank toegezonden op 7 september 2016, met in de bijlagen de facturen zoals genoemd onder D-2-012 t/m D-2-014; schriftelijke verklaring [naam 64] , p. 355 t/m 358; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 65] , p. 389 t/m 391; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 709 t/m 712; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 2, 3; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2016.
Inkeerbrief, D-1-001, p. 703, 704; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 709 t/m 712; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 2, 3; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016;
Proces-verbaal PV/1, p. 105; AH-1-018, p. 274, 275; AH-1-019, p. 277, 278; printscreens van de aangiften, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-018 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 5 t/m 52 van 52; en (over het jaar 2012) p. 4 t/m 17.
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741, 742; proces-verbaal onderzoek digitale administratie, AH-1-010, p. 227, 228; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 31] , p. 328 t/m 330; proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] , p. 362; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 711 t/m 713; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 5, 6, 8.
Inkeerbrief, D-1-001, p. 703, 704; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 709, 711 t/m 713; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 5, 6, 8; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
AH-1-020, p. 280, 281; printscreens van de gegevens van de aangever en van een overzicht van de gedane aangiften, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 3, 4 van 42 en de hierbij gevoegde aangiftengegevens via DAS, p. 5 t/m 28 en 36 t/m 42, van 42.
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741, 742; Facturen onder D-nrs: D-2-001 t/m D-2-005 en D-2-012 t/m D-2-014, D-7-001 t/m D-7-006 en D-11-001; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 62] , p. 319 t/m 321; proces-verbaal aanvullende verklaring, AH-2-006, p. 302 t/m 304; e-mailbericht van de raadsman mr. De Jong van verdachte van 16 mei 2014, zoals aan de rechtbank toegezonden op 7 september 2016, met in de bijlagen de facturen zoals genoemd onder D-2-012 t/m D-2-014; schriftelijke verklaring [naam 64] , p. 355 t/m 358; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 65] , p. 389 t/m 391; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 709 t/m 712; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 2, 3; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2016.
Inkeerbrief, D-1-001, p. 703, 704; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 709 t/m 712; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 2, 3; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016;
Proces-verbaal PV/1, p. 104, 105; AH-1-021, p. 282, 283 (over de jaren 2008 t/m 2011); AH-1-022, p. 284, 285 (over het jaar 2012); printscreens van de gegevens van de aangever en van een overzicht van de gedane aangiften, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 3, 4 van 107 en de hierbij gevoegde aangiftengegevens via DAS, p. 5 t/m 107, van 107 (over de jaren 2008 t/m 2011); printscreens van de gegevens van de aangever en van een overzicht van de gedane aangiften, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 3, 4 van 5 (over het jaar 2012).
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741, 742; proces-verbaal onderzoek digitale administratie, AH-1-010, p. 227, 228; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 31] , p. 328 t/m 330; proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] , p. 362; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 711 t/m 713; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 5, 6, 8.
Inkeerbrief, D-1-001, p. 703, 704; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 709, 711 t/m 713; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 5, 6, 8; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
D-19-001, p. 982; D-20-001, p. 1001; D-20-002, p. 1002; Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 743.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; proces-verbaal van verhoor van [naam 44] als getuige bij de rechter-commissaris, d.d. 7 juli 2016, p. 2, 3; proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] , p. 451.
AH-1-023, p. 286, 287 en de aangiftengegevens via DAS, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 3 t/m 30.
Proces-verbaal PV-1, p. 100; Overzicht van de facturen zoals opgenomen in de administratie, D-1-012, p. 741, 742; proces-verbaal onderzoek digitale administratie, AH-1-010, p. 227, 228; proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 31] , p. 328 t/m 330; proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] , p. 362; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 711 t/m 713; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 5, 6, 8.
Proces-verbaal PV-1, p. 103, 104; Dat dit inkomen via [verdachte 12] werd uitgekeerd, volgt uit de aangiftengegevens via DAS, zoals gevoegd bij de later toegezonden bijlagen bij AH-1-017 per mail van de officier van justitie van 18 juni 2015, p. 3 t/m 30.
Inkeerbrief, D-1-001, p. 703, 704; Aanvulling op inkeerbrief, D-1-002, p. 707, 708, 711 t/m 713; Brief inhoudende fiscale standpuntbepaling van mr. D.G. Barmentlo, d.d. 13 juli 2015, p. 5, 6, 8; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 september 2016.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0800-2014024939, gesloten op 15 augustus 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.