Art. 588 lid 2 Sv is met de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van enkele nader omschreven onderdelen van de Wet van 22 februari 2017, houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), Stb. 2017, 82, vervangen door het – in de kern gelijkluidende – art. 36e lid 3 Sv.
HR, 22-09-2020, nr. 19/00395
ECLI:NL:HR:2020:1466
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-09-2020
- Zaaknummer
19/00395
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1466, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑09‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:630
ECLI:NL:PHR:2020:630, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑06‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1466
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2020-0297
Uitspraak 22‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Uitkeringsfraude, art. 227b Sr. Betekening oproeping nadere tz. in h.b. Achterhaald adres verdachte in buitenland? Had oproeping ex art. 588.2 (oud) Sv moeten worden verzonden naar adres van verdachte in Ghana, hoewel niet gemachtigde raadsman op eerdere tz. heeft medegedeeld dat verdachte daar niet meer woont? Oproeping nadere tz. in h.b. is uitgereikt aan griffier omdat van verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was en verzonden naar 2 adressen in Nederland, terwijl ID-staten SKDB inhouden dat adres van verdachte adres in Ghana is, waarna verdachte bij verstek is veroordeeld. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2002:AD5163 m.b.t. betekening i.g.v. adres van verdachte in het buitenland. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit ID-staten SKDB kan worden afgeleid dat van verdachte t.t.v. betekening van oproeping om te verschijnen op nadere tz. in h.b. adres in Ghana bekend was en niet blijkt dat oproeping ex art. 588.2 (oud) Sv is verzonden naar dit adres in het buitenland, is ’s hofs oordeel dat oproeping rechtsgeldig is betekend, niet toereikend gemotiveerd. Enkele omstandigheid dat niet-gemachtigde raadsman van verdachte op eerdere ttz. in h.b. heeft medegedeeld dat adres van verdachte in Ghana niet meer actueel is en dat verdachte niet meer op dat adres in Ghana hoeft te worden opgeroepen, doet daaraan niet af. HR verklaart oproeping nadere tz. in h.b. nietig. CAG: Middel slaagt, omdat voor nadere tz. ten onrechte oproeping i.p.v. appeldagvaarding is uitgegaan.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/00395
Datum 22 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 december 2018, nummer 23/003636-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. Scholte, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping in hoger beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte op de voorgeschreven wijze is opgeroepen voor de terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2018, omdat uit de stukken van het geding niet blijkt dat die oproeping overeenkomstig artikel 588 lid 2 (oud) van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) naar het adres van de verdachte in Ghana is verzonden.
2.2.1
Het procesverloop in hoger beroep is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2. Deze weergave houdt onder meer - kort samengevat - het volgende in:- ter terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2018 heeft de niet gemachtigde raadsman van de verdachte desgevraagd medegedeeld dat het adres in Ghana niet meer actueel is, de verdachte niet meer op dat adres hoeft te worden opgeroepen en de dagvaarding enkel hoeft te worden betekend aan het adres [d-straat 1] te [plaats 3];- op 3 oktober, 17 oktober en 5 november 2018 is de oproeping van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van het hof van 30 november 2018 steeds uitgereikt aan de griffier omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was. Op 17 oktober 2018 is een afschrift van de oproeping verzonden aan het adres [d-straat 2] in [plaats 3] en op 5 november 2018 aan het adres [d-straat 1] in [plaats 3], nadat in beide gevallen de oproeping eerst tevergeefs was aangeboden op voormelde adressen.
2.2.2
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich informatiestaten strafrechtsketendatabank-persoon (hierna: ID-staten SKDB) van 3 oktober, 17 oktober en 5 november 2018. Deze houden steeds in dat de verdachte niet was gedetineerd en dat zijn adres met ingang van 21 april 2016 Office Box [001] in Kumasi Ashanti Regian (Ghana) is.Uit de stukken van het geding blijkt niet dat de oproeping voor het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2018 op de voet van artikel 588 lid 2 (oud) Sv is verzonden naar voormeld adres in Ghana zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied.
2.3
Het hof heeft de verdachte bij verstek veroordeeld. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2018 houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte, opgeroepen als
(...)
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam, die mededeelt dat hij ongeveer zes maanden geleden voor het laatst contact heeft gehad met zijn cliënt en dat hij niet uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsman de verdachte te verdedigen.
De voorzitter constateert dat de verdachte op de voorgeschreven wijze is opgeroepen.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.”
2.4
Indien op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte niet is ingeschreven in een basisregistratie personen en niet in Nederland is gedetineerd, en van hem ook niet een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland maar wel een adres in het buitenland bekend is, geschiedt de betekening van de dagvaarding door toezending van de dagvaarding door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks aan het laatst bekende adres van de verdachte in het buitenland, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie (artikel 588 lid 2 (oud) Sv). Door die toezending is de oproeping rechtsgeldig betekend. (Vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, rechtsoverweging 3.19.)
2.5
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de ID-staten SKDB kan worden afgeleid dat van de verdachte ten tijde van de betekening van de oproeping om te verschijnen op de terechtzitting van het hof van 30 november 2018 een adres in Ghana bekend was en niet blijkt dat de oproeping op de voet van artikel 588 lid 2 (oud) Sv is verzonden naar dit adres van de verdachte in het buitenland, is het oordeel van het hof dat de oproeping rechtsgeldig is betekend, niet toereikend gemotiveerd. De enkele omstandigheid dat de niet-gemachtigde raadsman van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2018 heeft medegedeeld dat het adres van de verdachte in Ghana niet meer actueel is en dat de verdachte niet meer op dat adres in Ghana hoeft te worden opgeroepen, doet aan dat oordeel niet af.
2.6
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verklaart de betekening van de oproeping van de verdachte in hoger beroep om te verschijnen op de terechtzitting van het hof van 30 november 2018 nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2020.
Conclusie 23‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 412 lid 2 Sv. Na nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep is volstaan met oproeping van verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in plaats van het uitbrengen van nieuwe dagvaarding. Het hof heeft ten onrechte verstek verleend. De conclusie strekt tot vernietiging van het arrest waarbij de Hoge Raad om doelmatigheidsredenen de oproeping zelf nietig kan verklaren.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/00395
Zitting 23 juni 2020
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de verdachte.
1. Inleiding
1.1.
De verdachte is bij arrest van 14 december 2018 door het gerechtshof Amsterdam wegens “in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming”, bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
2. Het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte op de voorgeschreven wijze is opgeroepen voor de zitting in hoger beroep van 30 november 2018, omdat uit de stukken niet blijkt dat een dagvaarding overeenkomstig art. 588 lid 2 (oud) Sv naar het adres van de verdachte in Ghana is verzonden.1.
2.2.
Uit de stukken van het geding blijkt dat de procedure in hoger beroep zich kenmerkt door een aaneenschakeling van betekeningsproblemen. Daarbij heeft zich het volgende voorgedaan:
(i) Bij arrest van 12 mei 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam de dagvaarding nietig verklaard, omdat niet is gebleken dat de dagvaarding (en een vertaling daarvan in de taal Twi) is toegezonden aan het adres van de verdachte in het buitenland, Office Box [001] , Kumasi Ashanti Region Ghana, welk adres, volgens het uittreksel uit de Informatiestaat SDKB-persoon van 24 april 2017, sinds april 2016 zijn meest recente BRP-adres is (art. 588 lid 2 (oud) Sv).
(ii) De verdachte is opnieuw gedagvaard voor de zitting van 24 januari 2018. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof blijkt dat de dagvaarding voor de terechtzitting is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is. Op de akte van uitreiking staat niet vermeld dat een afschrift van de dagvaarding aan het postadres in Ghana is verzonden. Daarnaast is vergeefs getracht de dagvaarding uit te reiken op de [a-straat 1] te [plaats 1] , aan de [b-straat 1] te [plaats 2] en de [c-straat 1] te [plaats 1] .
Het hof stelt vast dat uit de akte van uitreiking niet blijkt dat een afschrift van de dagvaarding (en een vertaling daarvan in de taal Twi) overeenkomstig art. 588 lid 3 onder c Sv is toegezonden aan het postadres in Ghana, welk adres volgens het uittreksel uit de informatiestaat SKDB sinds april 2016 zijn meest recente BRP-adres is en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen alsnog (ingevolge art. 588 lid 3 onder c Sv) een afschrift van de oproeping, naast alle hiervoor vermelde adressen, toe te sturen aan het postadres van de verdachte in het buitenland.
(iii) De zaak wordt vervolgens aangebracht op de zitting van het hof van 27 juni 2018. De verdachte is niet verschenen. Zijn raadsman mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam, deelt volgens het proces-verbaal van die zitting mede niet te weten of de verdachte op de hoogte is van de zitting, evenmin te weten waar zijn cliënt op dat moment verblijft en niet uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Uit het proces-verbaal van de zitting van 27 juni 2018 blijkt eveneens dat nadat de voorzitter het arrest heeft uitgesproken (zie hieronder onder iv), de niet-gemachtigde raadsman desgevraagd meedeelt dat het adres in Ghana niet meer actueel is en dat de verdachte niet meer in Ghana hoeft te worden opgeroepen. De dagvaarding hoeft volgens de raadsman enkel te worden betekend aan de [d-straat 1] , [postcode] te [plaats 3] .
(iv) Bij arrest van 27 juni 2018 verklaart het hof de dagvaarding nietig op de navolgende gronden. Uit de akte van uitreiking is gebleken dat de oproeping voor de terechtzitting aan de griffier van de rechtbank Amsterdam is uitgereikt, omdat van de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is. Tevens is een afschrift, inclusief vertaling, verzonden naar de [d-straat 2] te [plaats 3] . Door de advocaat-generaal is een mailwisseling tussen de politie en het ressortsparket overgelegd, waaruit blijkt dat [d-straat 2] te [plaats 3] een winkel betreft, en dat blijkens de systemen van de politie de verdachte niet is ingeschreven op een adres. Ter terechtzitting is gebleken dat per abuis [d-straat 2] in de systemen is opgenomen, in plaats van [d-straat 1] .
(v) De verdachte wordt opnieuw opgeroepen voor de terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2018. Opmerkelijk is dat is volstaan met een oproeping en er geen nieuwe dagvaarding is uitgebracht, hetgeen voor de hand had gelegen nu het hof bij zijn eerdere arrest van 27 juni 2018 de dagvaarding nietig heeft verklaard. In de oproeping staat vermeld dat de verdachte wordt opgeroepen:
“om te verschijnen op vrijdag 30 november 2018 te 09:30 uur, ter terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam, IJdok 20 te Amsterdam,
teneinde tegenwoordig te zijn bij de nadere behandeling van de tegen hem aanhangige strafzaak, waarin het onderzoek voor (on)bepaalde tijd werd geschorst ter terechtzitting van 27 juni 2018.”
(vi) De betekeningsstukken van deze oproeping houden, voor zover van belang, in dat:
- deze op 3 oktober 2018 is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is.
- op 11 oktober 2018 is getracht de oproeping op het [d-straat 2] te [plaats 3] uit te reiken, wat niet is gelukt omdat volgens mededeling van degene die zich op het adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft.
- op 31 oktober 2018 is getracht de oproeping uit te reiken op het adres [d-straat 1] te [plaats 3] , echter vergeefs omdat volgens mededeling van degene die zich op het adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft.
(vii) Bij de stukken bevindt zich een informatiestaat SDKB-persoon van 5 november 2018 waaruit volgt dat sinds 21 april 2016 het BRP-adres van de verdachte het adres Office Box [001] , Kumasi Ashanti Regian in Ghana is.
2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 november 2018 houdt, voor zover relevant, het volgende in:
“ “Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam, die mededeelt dat hij ongeveer zes maanden geleden voor het laatst contact heeft gehad met zijn cliënt en dat hij niet uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsman de verdachte te verdedigen.
“ De voorzitter constateert dat de verdachte op de voorgeschreven wijze is opgeroepen.
“ Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.”
2.4.
Het middel bevat de klacht dat uit de betekeningsstukken niet kan volgen dat de dagvaarding in hoger beroep overeenkomstig het bepaalde in art. 588 lid 2 (oud) Sv naar het adres Office Box [001] , Kumasi Ashanti Region Ghana is gestuurd. Daarbij wordt verwezen naar HR 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY3496, waarin de Hoge Raad heeft overwogen dat indien op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte niet als ingezetene in Nederland staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen en niet in Nederland is gedetineerd, en van hem ook niet een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland maar wel een adres in het buitenland bekend is, de betekening van de dagvaarding door toezending door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks aan het laatst bekende adres van de verdachte in het buitenland, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie (art. 588 lid 2 (oud) Sv). Door die toezending is de dagvaarding rechtsgeldig betekend.2.
2.5.
In voetnoot 1 bij de toelichting op het middel, waar wordt vermeld dat uit de stukken niet kan volgen dat “de dagvaarding” overeenkomstig art. 588 lid 2 (oud) Sv naar het adres in het buitenland is toegezonden, wordt het volgende opgemerkt:
“Ten onrechte is naar verschillende adressen een oproeping uitgegaan, met de onjuiste mededeling dat het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2018 werd geschorst. In werkelijkheid werd op 27 juni 2018 de dagvaarding nietig verklaard.”
2.6.
Ik meen dat het middel alleen al slaagt omdat, de steller van het middel – hoewel slechts in een voetnoot, maar toch – terecht opmerkt dat voor de zitting van 30 november 2018 ten onrechte een oproeping is uitgegaan, nadat het hof de dagvaarding op 27 juni 2018 nietig heeft verklaard. Met andere woorden: in het onderhavige geval had een nieuwe dagvaarding moeten worden uitgebracht.
2.7.
Weliswaar bepaalt art. 412 lid 2 Sv dat de zaak in hoger beroep ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt door oproeping of dagvaarding, maar de in het tweede lid bedoelde oproeping ziet uitsluitend op de mogelijkheid bij het instellen van appel een oproeping uit te reiken voor een bepaalde zitting zoals geregeld in art. 408a Sv.3.
2.8.
Het voorgaande betekent dat het in de bestreden uitspraak besloten liggend andersluidende oordeel van het hof onjuist is, nu volgens de wet, in een geval als het onderhavige, de zaak niet door middel van een oproeping ter terechtzitting in hoger beroep aanhangig kan worden gemaakt. Dat is niet zonder reden. De dagvaarding in hoger beroep moet immers ingevolge art. 412 lid 2 Sv vermelden voor welke in eerste aanleg ten laste gelegde feiten de verdachte in hoger beroep terecht zal moeten staan. Die informatie bevat de oproeping niet. In onderhavige zaak verwijst deze slechts naar “een aanhangige strafzaak” waarvan de behandeling voor onbepaalde tijd op de terechtzitting van het hof van 27 juni 2018 werd geschorst, terwijl die informatie inhoudelijk ook nog eens onjuist is.
2.9.
Dan hoef ik niet meer toe te komen aan de bespreking van de klacht dat de oproeping voor de zitting van 30 november 2018, die dus eigenlijk een dagvaarding had moeten zijn, niet aan het adres in Ghana is verzonden.
2.10.
Het middel slaagt.
3. Conclusie
3.1.
Het middel slaagt en wat de oproeping van de verdachte om op de zitting van 30 november 2018 in hoger beroep te verschijnen betreft, kan de Hoge Raad deze om doelmatigheidsredenen zelf nietig verklaren.
3.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping in hoger beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG