Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/181:181 De toets aan het normatief beoordelingskader: conclusie
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/181
181 De toets aan het normatief beoordelingskader: conclusie
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS581420:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Op basis van het voorgaande lijkt de conclusie gerechtvaardigd, dat de wijze waarop art. 1019h Rv – tot zeker 1 april 2017 – is uitgelegd en toegepast niet Europa proof is. De regeling en de beschreven uitwerking in de praktijk beantwoorden niet aan de doelstellingen van de Handhavingsrichtlijn, terwijl deze slecht scoren op alle onderdelen van de driestappentoets van art. 52 lid 1 Handvest.
Daarmee is niet gezegd dat hier zonder meer sprake is van onrechtmatigheid. In het algemeen geldt dat een rechtmatigheidstoets van wet en rechtspraak niet snel resulteert in de vaststelling van onrechtmatigheid.1 Zoals in met name nr. 176 aan de orde is gekomen, is het grondrecht op toegang tot de rechter niet absoluut en hangt het veelal van de concrete omstandigheden van het geval af of het recht in de kern is aangetast. De besproken beginselen (van gelijkheid van procespartijen, evenredigheid en rechtszekerheid) zijn evenmin absoluut. Welk beginsel zwaarder moet wegen hangt af van het gewicht dat daaraan in het concrete geval wordt toegekend.2 Anderzijds rust op de Staat, zoals reeds vermeld, de positieve verplichting om door wetgeving of andere maatregelen de uitoefening van de grondrechten van de EU te waarborgen.3 De conclusies en indicaties die uit dit onderzoek volgenzouden reeds aanleiding moeten geven het proceskostenregime in IE-zaken te upgraden tot een regime dat meer richtlijn- en EU-conform is. Aanbevelingen voor een meer EU-conforme uitleg zullen in de volgende paragraaf worden gedaan.
In het licht van het voorgaande is het zeer positief te noemen dat de Indicatietarieven sinds 1 april 2017 gelden als maximumtarieven, waarvan in beginsel niet kan worden afgeweken. In hoeverre deze aanpassing bijdraagt aan een meer EU- conforme situatie zal echter onder meer afhangen van de vraag hoe strikt de maximumtarieven zullen worden gehanteerd. Bovendien zal nog moeten worden afgewacht, of vergelijkbare tarieven zullen worden vastgesteld voor octrooizaken. In nr. 187 zal hierop nader worden ingegaan.