Einde inhoudsopgave
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
Artikel 28 Procedure controle
Geldend
Geldend vanaf 26-08-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 400 (uitgifte: 25-08-2021, kamerstukken: 35726)
- Inwerkingtreding
26-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, Stb. 2021, 400 (uitgifte: 25-08-2021, kamerstukken: 35726)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
In geval van toepassing van artikel 27, eerste lid, beslist Onze Minister die het aangaat binnen een maand na ontvangst van de verklaring en de documenten, bedoeld in artikel 23:
- a.
de beroepskwalificaties niet te controleren, of
- b.
na de beroepskwalificaties te hebben gecontroleerd:
- 1°
van de dienstverrichter het afleggen van een proeve van bekwaamheid, als bedoeld in artikel 27, derde lid, te verlangen;
- 2°
de dienstverrichting toe te staan; of
- 3°
indien de verschillen tussen in de betrokken staat van vestiging verrichte beroepswerkzaamheden en de beroepswerkzaamheden die het in Nederland gereglementeerde beroep omvat dermate groot zijn dat het eisen van een proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 27, derde lid, zou neerkomen op het volgen van een volledig onderwijs- of opleidingsprogramma, gedeeltelijke toegang te verlenen voor het verrichten van die beroepswerkzaamheden waartoe de dienstverrichter in de betrokken staat van vestiging is gekwalificeerd.
2.
Onze Minister die het aangaat kan de beslistermijn, bedoeld in het eerste lid, opschorten door de aanvrager binnen die termijn in kennis te stellen van de opschorting, onder vermelding van de reden. De termijn waarvoor kan worden opgeschort bedraagt hoogstens een maand, in voorkomende gevallen in afwijking van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Nadat de termijn van opschorting is verstreken, beslist Onze Minister die het aangaat binnen twee maanden, ongeacht, in afwijking van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht, welk deel na de termijn van opschorting nog resteert van de beslistermijn, bedoeld in het eerste lid.
3.
Onze Minister die het aangaat beslist binnen een maand na het besluit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, op basis van het resultaat van de proeve van bekwaamheid over het toestaan van de dienstverrichting.
4.
Indien Onze Minister die het aangaat de beslistermijnen, bedoeld in dit artikel, overschrijdt, wordt de dienstverrichting geacht te zijn toegestaan. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
5.
In het geval van toepassing van het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, is artikel 12 van overeenkomstige toepassing.