De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten
Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/2.2.4:2.2.4 Het vaststellen van een problematische terugbetaalsituatie
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/2.2.4
2.2.4 Het vaststellen van een problematische terugbetaalsituatie
Documentgegevens:
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209963:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voordat kan worden vastgesteld of de consument zich daadwerkelijk in een problematische terugbetaalsituatie bevindt, zal de ‘opsteller’ van dit begrip een antwoord moeten geven op drie vragen. Deze vragen, die hierna worden toegelicht, zijn neutraal in die zin dat het niet uitmaakt vanuit welke benadering naar de terugbetaalsituatie wordt gekeken (par. 2.2.2) en voor welk type terugbetaalsituatie wordt gekozen (par. 2.2.3). Hoewel de drie vragen dus moeten worden beantwoord ongeacht de keuzes die zijn gemaakt, maakt het voor de antwoorden zelf wel uit welke keuzes er zijn gemaakt. Wanneer bijvoorbeeld is gekozen voor een kredietgevergerichte benadering, kunnen de antwoorden op de drie vragen afwijken van de antwoorden die voortvloeien uit de keuze voor een consumentgerichte benadering.
De eerste vraag luidt: welke onderdelen van de betaalcapaciteit kunnen toelaatbaar worden opgeofferd voor de terugbetaling van het krediet? Zoals eerder beschreven, bestaat de betaalcapaciteit uit hetgeen de consument in de betreffende periode aan liquide middelen verkrijgt of redelijkerwijs kan verkrijgen. Deze middelen kunnen niet alleen voortvloeien uit de periodieke inkomsten, maar ook uit hetgeen de consument kan inruilen om zijn inkomen tijdig aan te vullen. Als eenmaal een antwoord is gegeven op deze vraag, kan worden vastgesteld of de consument beschikt over voldoende betaalcapaciteit. Ter illustratie kan worden gewezen op de volgende definitie die laat zien dat de consument niet mag bezuinigen op de redelijke kosten voor levensonderhoud. De consument moet dus een deel van zijn betaalcapaciteit overhouden voor deze uitgaven. Meer concreet is dan sprake van een problematische terugbetaalsituatie als consumenten:
“(..) are persistently unable to meet from their income reasonable living expenses and deferred payments as they fall due.”1
De tweede vraag luidt: binnen welk tijdsbestek moet het kredietbedrag kunnen zijn terugbetaald? Ook de consument die elke maand beschikt over voldoende betaalcapaciteit om tijdig te kunnen voldoen aan de terugbetaalplichten, kan in een problematische terugbetaalsituatie zitten. In dat geval heeft de consument zijn periodieke betaalcapaciteit ‘te vaak’ moeten aanspreken voor de terugbetaling van het krediet. In die lijn volgt uit de volgende definitie dat de consument zijn periodieke betaalcapaciteit niet oneindig mag aanspreken:
“Er is sprake van problematische schulden wanneer het bedrag dat in 36 maanden kan worden afgelost op de schulden, lager is dan de totale schuldenlast.”2
De derde vraag luidt tot slot: in hoeverre is het aanvaardbaar dat de betaalcapaciteit (tussentijds) tekortschiet? Deze vraag laat zien dat een tijdelijke financiële tegenslag niet altijd hoeft te betekenen dat er (ook) sprake is van een problematische terugbetaalsituatie.3 Tot op zekere hoogte kan het dus toelaatbaar zijn dat de consument terugbetaaloffers moet maken die, op zichzelf bezien, als ontoelaatbaar kunnen worden aangemerkt. Zie bijvoorbeeld de volgende definitie die spreekt van een problematische terugbetaalsituatie als de consument:
“(..) is continuously struggling to meet repayment deadlines and structurally has to make unduly high sacrifices related to his/her loan obligations.”4