Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
2.2.7 Restsaldo lijfrente uitkerend in beleggingseenheden
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2021
- Bronpublicatie:
13-12-2021, Stcrt. 2021, 48029 (uitgifte: 22-12-2021, regelingnummer: 2021-22413)
- Inwerkingtreding
23-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2021, Stcrt. 2021, 48029 (uitgifte: 22-12-2021, regelingnummer: 2021-22413)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Voor lijfrenten waarbij de uitkeringen worden gedaan in de vorm van beleggingseenheden, is in artikel 2a (lijfrenteverzekeringen) respectievelijk artikel 2b (lijfrenterekeningen en lijfrentebeleggingsrechten) URIB onder andere bepaald dat het fiscaal is toegestaan dat de hoogte van de termijnen gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden wordt gefixeerd op een bepaald bedrag in euro's per termijn. Als een financiële instelling deze regel uitvoert, kan een restsaldo ontstaan als gevolg van hogere beleggingsresultaten in het laatste uitkeringsjaar van de lijfrente.
Wanneer de financiële instelling dit restsaldo uitbetaalt, kan fiscaal gezien sprake zijn van gedeeltelijke afkoop. Naast inhouding van loonheffing is over dit bedrag revisierente verschuldigd. Omdat het ontstaan van het restsaldo het gevolg is van de wettelijk toegestane fixatie van de hoogte van de termijnen, acht ik de berekening van revisierente bij het uitkeren van het restsaldo ongewenst. Daarom keur ik op grond van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat bij in beleggingseenheden uitkerende lijfrenten de financiële instelling een restsaldo, dat het directe gevolg is van hogere beleggingsresultaten doordat het feitelijk behaalde beleggingsrendement hoger uitkomt dan de toegepaste rekenrente in het laatste uitkeringsjaar, samen met de laatste lijfrente-uitkering of separaat mag uitbetalen alsof sprake is van de uitkering van een reguliere lijfrentetermijn.