Einde inhoudsopgave
Wet op de dividendbelasting 1965
Artikel 7 [Wijze van heffing]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
25-10-1989, Stb. 1989, 491 jo Stb. 1991, 608 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
25-10-1989, Stb. 1989, 491 jo Stb. 1991, 608 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19527 Overheid.nl: 19527)
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1990, Stb. 1990, 90 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Dividendbelasting (V)
Dividendbelasting / Heffingswijze
1.
De belasting wordt geheven door inhouding op de opbrengst.
2.
Inhoudingsplichtige is de vennootschap die de opbrengst verschuldigd is.
3.
De inhoudingsplichtige is verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop de opbrengst ter beschikking is gesteld.
4.
De inhoudingsplichtige is verplicht de ingehouden belasting op aangifte af te dragen.
5.
Overtreft de belasting de opbrengst in geld, dan wordt het ontbrekende geacht te zijn ingehouden op het in het derde lid omschreven tijdstip, met dien verstande dat de inhoudingsplichtige bevoegd is dat ontbrekende te verhalen op degene die tot de opbrengst gerechtigd is. De inhoudingsplichtige kan de afgifte van de niet in geld genoten opbrengst opschorten tot voldoening van deze vordering plaatsvindt.