Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
3.7.4.1 Scenario 1 — zaken (investeringsbesluiten)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
128
In scenario 1-zaken legt de Commissie bijzondere nadruk op de negatieve effecten met betrekking tot de opbouw van overcapaciteit in krimpende sectoren, het beletten van marktuittreding en het begrip aanzienlijke marktmacht. Deze negatieve effecten worden in de punten 129 tot en met 138 beschreven, en de positieve effecten van de steun moeten daartegen opwegen. Indien echter komt vast te staan dat de steun de duidelijk negatieve effecten zou opleveren die in punt 120 worden beschreven, kan de steun niet met de interne markt verenigbaar worden verklaard omdat het weinig waarschijnlijk is dat deze zullen worden gecompenseerd door positieve elementen.
129
Om de potentiële verstoringen van de mededinging en het handelsverkeer te kunnen bepalen en beoordelen, dienen de lidstaten bewijsmateriaal te verschaffen waarmee de Commissie de betrokken productmarkten kan afbakenen (d.w.z. de producten die beïnvloed worden door de gedragsverandering van de begunstigde van de steun) en de getroffen concurrenten en afnemers/consumenten kan identificeren.
130
De Commissie zal diverse criteria hanteren om deze mogelijke verstoringen te beoordelen, zoals de marktstructuur voor het betrokken product, de prestaties van de markt (krimpende of groeiende markt), de procedure voor de selectie van de begunstigde van de steun, drempels voor toetreding en uittreding, productdifferentiatie.
131
Het feit dat een onderneming stelselmatig een beroep moet doen op staatssteun, kan een aanwijzing zijn dat de onderneming niet op eigen kracht de concurrentie het hoofd kan bieden of dat zij onterechte voordelen geniet ten opzichte van haar concurrenten.
132
De Commissie onderscheidt twee belangrijke bronnen van mogelijke negatieve effecten op productmarkten:
- a)
gevallen van aanzienlijke capaciteitsverhoging die leidt tot een situatie van overcapaciteit of die een bestaande situatie van overcapaciteit verergert, met name in een krimpende markt, en
- b)
gevallen waar de begunstigde van de steun aanzienlijke marktmacht heeft.
133
Om te beoordelen of de steun kan worden benut voor het creëren of in stand houden van ondoelmatige marktstructuren, zal de Commissie rekening houden met de bijkomende productiecapaciteit die door het project wordt gecreëerd en gaat zij na of het een achterblijvende markt betreft.
134
Wanneer de betrokken markt groeit, is er doorgaans minder reden voor bezorgdheid dat de steun dynamische prikkels ongunstig zal beïnvloeden of het verlaten van of de toetreding tot de markt sterk zal belemmeren.
135
Meer bezorgdheid is geboden wanneer markten krimpen. In dat verband maakt de Commissie een onderscheid tussen de gevallen waarin de betrokken markt, op lange termijn beschouwd, structureel krimpt (d.w.z. een negatief groeipercentage vertoont), en de gevallen waarin de betrokken markt relatief krimpt (d.w.z. een positief groeipercentage vertoont, maar een benchmarkgroeipercentage niet overschrijdt).
136
Of een markt ontoereikend presteert, zal in de regel worden gemeten door een vergelijking te maken met het EER-bbp in de laatste drie jaar die voorafgaan aan de aanvang van het project (benchmarkpercentage); om dit te bepalen kan ook worden gebruikgemaakt van groeiprognoses voor de komende drie tot vijf jaar. Mogelijke indicatoren daarbij zijn de verwachte toekomstige groei van de desbetreffende markt en de hieruit voortvloeiende verwachte capaciteitsbenuttingspercentages, alsmede de waarschijnlijke invloed van de capaciteitstoename op concurrenten door de effecten daarvan op prijzen en winstmarges.
137
In sommige gevallen is de groei van de EER-productmarkt misschien niet de geschikte maatstaf zijn om een volledige beoordeling te kunnen maken van de effecten van de steun, met name indien de geografische markt mondiaal is. In dergelijke gevallen zal de Commissie kijken naar het effect van de steun op de betrokken marktstructuren, met name het potentieel ervan om producenten in de EER uit de markt te drukken.
138
Bij haar beoordeling van de vraag of er aanzienlijke marktmacht bestaat, zal de Commissie rekening houden met de positie van de begunstigde gedurende een periode voordat deze steun ontvangt, en de verwachte marktpositie nadat de investering is voltooid. De Commissie zal rekening houden met marktaandelen van de begunstigde, maar ook de marktaandelen van diens concurrenten en andere relevante factoren, zoals bijvoorbeeld de marktstructuur, door te kijken naar de concentratie op de markt, mogelijke toegangsbelemmeringen (1), kopersmacht (2) en drempels voor groei op de markt of voor het verlaten van de markt.
Voetnoten
Bij deze toegangsbelemmeringen gaat het om juridische belemmeringen (in het bijzonder intellectuele-eigendomsrechten), schaal- en toepassingsvoordelen, drempels voor de toegang tot netwerken en infrastructuur. Wanneer de steun betrekking heeft op een markt waar de begunstigde een gevestigde onderneming is, kunnen mogelijke toegangsbelemmeringen de door de begunstigde van de steun uitgeoefende potentiële aanzienlijke marktmacht versterken — en zo ook de mogelijke negatieve effecten van die marktmacht.
Wanneer sterke afnemers op de markt aanwezig zijn, is het minder waarschijnlijk dat een begunstigde van steun de prijzen kan verhogen tegenover deze sterke afnemers.