NJ 2018/45
Voorlopig getuigenverhoor; strekking; aan verzoek te stellen eisen; maatstaf voor afwijzing.
HR 22-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3250
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 december 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/00339
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS45099:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3250, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1171, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑03‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑01‑2017
- Wetingang
Essentie
Voorlopig getuigenverhoor; strekking; aan verzoek te stellen eisen; maatstaf voor afwijzing.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge art. 187 lid 3 aanhef en onder a en b Rv in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.