RvdW 2014/109
OM niet-ontvankelijk. Subsidiaire rechtsbescherming ex art. 31.1 Vluchtelingenverdrag
HR 03-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1561
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
12/01278
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht (V)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1561, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1545, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑05‑2012
- Wetingang
Art. 31 lid 1 Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Verdrag van 28 juli 1951, Trb. 1951, 131 en 1954, 88) (Vluchtelingenverdrag); art. 28, 29 lid 1 onder b Vreemdelingenwet 2000; art. 1 Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (Pb L 304/12)
Essentie
Niet-ontvankelijkverklaring OM in de vervolging. Uitbreiding van de rechtsbescherming van een vreemdeling ingevolge HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9266 met de zogenoemde subsidiaire rechtsbescherming ex art. 31 lid 1 Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Verdrag van 28 juli 1951, Trb. 1951, 131 en 1954, 88; hierna: Vluchtelingenverdrag). Ook een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning op grond van art. 29 lid 1 onder b Vw 2000 (op grond van humanitaire gronden) is verleend, behoort, zo lang nog niet definitief (afwijzend) is beslist op een door hem gedane (eerste) asielaanvraag, niet strafrechtelijk te worden vervolgd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.