Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/720 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
Aanhef
Geldend
Geldend van 01-06-2022 tot 31-05-2034
- Bronpublicatie:
10-05-2022, PbEU 2022, L 134 (uitgifte: 11-05-2022, regelingnummer: 2022/720)
- Inwerkingtreding
01-06-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2022, PbEU 2022, L 134 (uitgifte: 11-05-2022, regelingnummer: 2022/720)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Mededingingsafspraken
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 10 mei 2022 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening nr. 19/65/EEG van de Raad van 2 maart 1965 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (1), en met name artikel 1,
Na bekendmaking van deze ontwerpverordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité voor restrictieve praktijken en machtsposities,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Op grond van Verordening nr. 19/65/EEG is de Commissie bevoegd artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening toe te passen op bepaalde groepen verticale overeenkomsten en soortgelijke onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen.
- (2)
Verordening (EU) nr. 330/2010(3) van de Commissie omschrijft een groep verticale overeenkomsten waarvan volgens de Commissie kon worden aangenomen dat zij gewoonlijk aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. De ervaring met de toepassing van Verordening (EU) nr. 330/2010, die op 31 mei 2022 vervalt, is over het algemeen positief, zoals is gebleken bij de evaluatie van die verordening. Rekening houdende met die ervaring en met nieuwe marktontwikkelingen — zoals de groei van e-commerce, maar ook nieuwe of meer voorkomende soorten verticale overeenkomsten — is het gepast een nieuwe groepsvrijstellingsverordening vast te stellen.
- (3)
De groep overeenkomsten waarvan kan worden aangenomen dat die doorgaans aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoet, omvat verticale overeenkomsten inzake de aan- of verkoop van goederen of diensten wanneer die overeenkomsten zijn gesloten tussen niet-concurrerende ondernemingen, tussen bepaalde concurrenten of door bepaalde verenigingen van detailhandelaren van goederen. Die groep omvat tevens verticale overeenkomsten die nevenbepalingen bevatten betreffende de overdracht of het gebruik van intellectuele-eigendomsrechten. De term ‘verticale overeenkomsten’ moet zo worden opgevat dat het de overeenkomstige onderling afgestemde feitelijke gedragingen omvat.
- (4)
Om artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening toe te passen, is het niet nodig de verticale overeenkomsten te omschrijven die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag kunnen vallen. Bij de individuele beoordeling van overeenkomsten in de zin van artikel 101, lid 1, van het Verdrag moet rekening worden gehouden met diverse factoren, in het bijzonder de marktstructuur aan de vraag- en aanbodzijde.
- (5)
Het voordeel van de bij deze verordening vastgestelde groepsvrijstelling moet worden beperkt tot verticale overeenkomsten waarvan met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat zij aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen.
- (6)
Bepaalde soorten verticale overeenkomsten kunnen de economische efficiëntie binnen een productie- of distributieketen verbeteren doordat zij een betere coördinatie tussen de deelnemende ondernemingen mogelijk maken. In het bijzonder kunnen zij leiden tot een vermindering van de transactie- en distributiekosten van de partijen en tot een optimalisering van de hoogte van hun verkoop en investeringen.
- (7)
De kans dat een dergelijke efficiëntiebevorderende werking zwaarder weegt dan de concurrentieverstorende gevolgen van in verticale overeenkomsten vervatte beperkingen, hangt af van de mate waarin de partijen bij de overeenkomst marktmacht bezitten en met name van de mate waarin die ondernemingen concurrentie ondervinden van andere leveranciers van goederen of diensten die door hun klanten, op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waartoe zij zijn bestemd, als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd.
- (8)
Verondersteld kan worden dat, wanneer het marktaandeel van elk van de partijen bij de overeenkomst op de relevante markt niet meer dan 30 % bedraagt, verticale overeenkomsten die geen bepaalde soorten ernstige concurrentiebeperkingen bevatten, over het algemeen leiden tot een verbetering van de productie of distributie en de consumenten een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen ten goede laten komen.
- (9)
Boven de marktaandeeldrempel van 30 % kan niet worden verondersteld dat verticale overeenkomsten die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, doorgaans objectieve voordelen meebrengen die naar hun aard en omvang opwegen tegen de nadelen die voor de concurrentie uit die overeenkomsten voortvloeien. Evenmin kan echter worden verondersteld dat die verticale overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen of dat zij niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen.
- (10)
De onlineplatformeconomie speelt een steeds grotere rol in de distributie van goederen en diensten. Ondernemingen die actief zijn in de onlineplatformeconomie maken het mogelijk zaken te doen op nieuwe manieren, waarvan sommige niet gemakkelijk zijn in te delen aan de hand van concepten die verband houden met verticale overeenkomsten in de traditionele economie. Met name dankzij onlinetussenhandelsdiensten kunnen ondernemingen goederen of diensten aanbieden aan ondernemingen of aan eindconsumenten om het initiëren van directe transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en eindconsumenten te faciliteren. Overeenkomsten betreffende de levering van onlinetussenhandelsdiensten zijn verticale overeenkomsten en moeten derhalve kunnen profiteren van de bij deze verordening ingevoerde groepsvrijstelling, mits aan de in deze verordening gestelde voorwaarden is voldaan.
- (11)
De definitie van ‘onlinetussenhandelsdiensten’ die wordt gehanteerd in Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad (4) moet voor deze verordening worden aangepast. Met name moet, om het toepassingsgebied van artikel 101 van het Verdrag te weerspiegelen, de in deze verordening gebruikte definitie verwijzen naar ondernemingen. Zij moet ook onlinetussenhandelsdiensten omvatten die het initiëren van directe transacties tussen ondernemingen faciliteren, alsmede diensten die directe transacties tussen ondernemingen en eindconsumenten faciliteren.
- (12)
Duale distributie is het scenario waarin een leverancier goederen of diensten niet alleen op het upstreamniveau verkoopt, maar ook op het downstreamniveau, en daarbij concurreert met zijn onafhankelijke distributeurs. In dat scenario, zonder hardcore beperkingen en op voorwaarde dat de afnemer niet met de leverancier concurreert op het upstreamniveau, is de potentiële negatieve impact van de verticale overeenkomst op de concurrentieverhouding tussen de leverancier en de afnemer op het downstreamniveau minder significant dan de potentiële positieve impact van de verticale overeenkomst op de concurrentie op het upstream- of downstreamniveau in het algemeen. Deze verordening moet daarom een vrijstelling verlenen voor verticale overeenkomsten die in dergelijke scenario's van duale distributie worden gesloten.
- (13)
De uitwisseling van informatie tussen een leverancier en een afnemer kan bijdragen tot de concurrentiebevorderende effecten van verticale overeenkomsten, met name de optimalisering van productie- en distributieprocessen. Bij duale distributie kan de uitwisseling van bepaalde soorten informatie echter horizontale problemen opleveren. Deze verordening mag daarom enkel vrijstelling verlenen voor de uitwisseling van informatie tussen een leverancier en een afnemer in een duaal distributiescenario wanneer de uitwisseling van informatie niet alleen rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van de verticale overeenkomst, maar ook noodzakelijk is om de productie of distributie van de contractgoederen of -diensten te verbeteren.
- (14)
De redenering voor de vrijstelling van verticale overeenkomsten in duale distributiescenario's is niet van toepassing op verticale overeenkomsten betreffende het verrichten van onlinetussenhandelsdiensten wanneer de aanbieder van onlinetussenhandelsdiensten ook een concurrerende onderneming is op de relevante markt voor de verkoop van de middels tussenhandelsdiensten geleverde goederen of diensten. Aanbieders van onlinetussenhandelsdiensten die een dergelijke hybride functie vervullen, kunnen de mogelijkheid en de prikkel hebben om de uitkomst te beïnvloeden van de concurrentie op de relevante markt voor de verkoop van de middels tussenhandelsdiensten geleverde goederen of diensten. Deze verordening mag daarom geen vrijstelling verlenen voor dergelijke verticale overeenkomsten.
- (15)
Deze verordening mag geen verticale overeenkomsten vrijstellen die beperkingen bevatten die waarschijnlijk de concurrentie beperken en consumenten schaden of die niet onmisbaar zijn om de voornoemde efficiëntieverhogende effecten te bereiken. In het bijzonder mag het voordeel van de in deze verordening vervatte groepsvrijstelling niet van toepassing zijn op verticale overeenkomsten die bepaalde soorten ernstige concurrentiebeperkingen bevatten, zoals minimumwederverkoopprijzen en vaste wederverkoopprijzen, en bepaalde vormen van gebiedsbescherming, waaronder het verhinderen van het daadwerkelijke gebruik van internet om te verkopen of bepaalde beperkingen van onlinereclame. Beperkingen van onlineverkoop en onlinereclame moeten daarom de bij deze verordening vastgestelde groepsvrijstelling genieten, mits zij direct noch indirect, op zich of in combinatie met andere door de partijen gecontroleerde factoren, tot doel hebben de afnemer of zijn klanten te beletten het internet effectief te gebruiken om de contractgoederen of -diensten aan bepaalde grondgebieden of aan bepaalde klanten te verkopen, of te beletten dat een volledig online reclamekanaal, zoals prijsvergelijkingsdiensten of advertenties in zoekmachines, wordt gebruikt. Beperkingen van de onlineverkoop mogen bijvoorbeeld de bij deze verordening vastgestelde groepsvrijstelling niet genieten wanneer zij tot doel hebben het totale volume van de onlineverkoop van de contractgoederen of -diensten op de relevante markt, of de mogelijkheid voor consumenten om de contractgoederen of -diensten online te kopen, aanzienlijk te verminderen. Om een beperking in te delen als hardcore beperking in de zin van artikel 4, punt e), kan rekening worden gehouden met de inhoud en de context van de beperking, maar die indeling mag niet afhangen van marktspecifieke omstandigheden of van de individuele kenmerken van de partijen.
- (16)
In deze verordening mogen geen beperkingen worden vrijgesteld waarvan niet met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat zij aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Met name om de toegankelijkheid tot de relevante markt te waarborgen en collusie op de relevante markt te voorkomen, moeten aan de groepsvrijstelling bepaalde voorwaarden worden verbonden. Daarom moet de vrijstelling voor concurrentiebedingen worden beperkt tot bedingen die de duur van vijf jaar niet overschrijden. Verplichtingen waardoor de leden van een selectief distributiestelsel geen merken van bepaalde concurrerende leveranciers mogen verkopen, moeten eveneens van de vrijstelling van deze verordening worden uitgesloten. Het voordeel van deze verordening mag niet gelden voor pariteitsverplichtingen van detailhandelaren waardoor afnemers van onlinetussenhandelsdiensten geen goederen of diensten aanbieden, verkopen of doorverkopen aan eindgebruikers onder gunstigere voorwaarden via concurrerende onlinetussenhandelsdiensten.
- (17)
De beperkingen van het marktaandeel, de uitsluiting van bepaalde verticale overeenkomsten en de voorwaarden in deze verordening waarborgen op algemene wijze dat de overeenkomsten waarvoor de groepsvrijstelling geldt, de deelnemende ondernemingen niet de mogelijkheid geven de concurrentie uit te schakelen voor een wezenlijk deel van de betrokken producten of diensten.
- (18)
Overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (5), kan de Commissie het voordeel van deze verordening intrekken indien zij in een bepaald geval van oordeel is dat een overeenkomst waarop de bij deze verordening ingestelde groepsvrijstelling van toepassing is, toch bepaalde met artikel 101, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen heeft. De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan het voordeel van deze verordening intrekken indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003.
- (19)
Indien de Commissie of de mededingingsautoriteit van een lidstaat het voordeel van deze verordening intrekt, staat het aan hen om te bewijzen dat de betrokken verticale overeenkomst onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag valt en dat de overeenkomst niet voldoet aan ten minste één van de vier voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag.
- (20)
Om te bepalen of het voordeel van deze verordening ingevolge artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 moet worden ingetrokken, zijn de concurrentieverstorende effecten die kunnen voortvloeien uit het bestaan van parallelle netten van verticale overeenkomsten met gelijkaardige effecten die de toetreding tot of de concurrentie op een relevante markt aanmerkelijk beperken, van bijzonder belang. Dergelijke cumulatieve effecten kunnen met name optreden in het geval van exclusieve distributie, exclusieve levering, selectieve distributie, pariteitsverplichtingen of concurrentiebedingen.
- (21)
Om het toezicht te versterken op parallelle netten van verticale overeenkomsten die soortgelijke concurrentieverstorende effecten hebben en meer dan 50 % van een bepaalde markt bestrijken, kan de Commissie bij verordening deze verordening buiten toepassing verklaren voor verticale overeenkomsten die bepaalde met de betrokken markt samenhangende beperkingen bevatten, en zodoende de volledige toepassing van artikel 101 van het Verdrag op die overeenkomsten herstellen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB 36 van 6.3.1965.
PB C 359 van 7.9.2021, blz. 1.
Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB L 102 van 23.4.2010, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).