Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1/2003 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag
Artikel 29 Individuele intrekking
Geldend
Geldend vanaf 24-01-2003
- Bronpublicatie:
16-12-2002, PbEG 2003, L 1 (uitgifte: 04-01-2003, regelingnummer: 1/2003)
- Inwerkingtreding
24-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, PbEG 2003, L 1 (uitgifte: 04-01-2003, regelingnummer: 1/2003)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
Wanneer de Commissie, op grond van de bevoegdheid die haar is verleend bij een verordening van de Raad, zoals de Verordeningen nr. 19/65/EEG, (EEG) nr. 2821/71, (EEG) nr. 3976/87, (EEG) nr. 1534/91 of (EEG) nr. 479/92 om artikel 81, lid 3, van het Verdrag bij verordening toe te passen, artikel 81, lid 1, van het Verdrag buiten toepassing heeft verklaard op bepaalde overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen of onderlinge afgestemde feitelijke gedragingen, kan zij, ambtshalve of naar aanleiding van een klacht, een dergelijke groepsvrijstelling intrekken, wanneer zij van oordeel is dat in een bepaald geval een overeenkomst, besluit of onderling afgestemde feitelijke gedraging waarop de vrijstellingsverordening van toepassing is, bepaalde met artikel 81, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen heeft.
2.
Wanneer in een bepaald geval overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder toepassing van een Commissieverordening als bedoeld in lid 1 vallen, op het grondgebied, of een gedeelte van het grondgebied, van een lidstaat dat alle kenmerken van een afzonderlijke geografische markt vertoont, met artikel 81, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen hebben, kan de mededingingsautoriteit van die lidstaat de groepsvrijstelling op het betrokken grondgebied intrekken.