Rb. Zeeland-West-Brabant, 04-08-2021, nr. AWB- 20, 7644
ECLI:NL:RBZWB:2021:3965
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
04-08-2021
- Zaaknummer
AWB- 20_7644
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2021:3965, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04‑08‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:2632, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 04‑08‑2021
Inhoudsindicatie
WET
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7644 WET
uitspraak van 4 augustus 2021 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te [naam woonplaats] , eisers,
gemachtigde: M.A.M. Jonkers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
Als derde partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij 1] , [naam derde partij 2] , [naam derde partij 3] , [naam derde partij 4] , [naam derde partij 5] , [naam derde partij 6] , [naam derde partij 7] , [naam derde partij 8] , [naam derde partij 9] , [naam derde partij 10] , [naam derde partij 11] , [naam derde partij 12] , [naam derde partij 13] , [naam derde partij 14] , [naam derde partij 15] en [naam derde partij 16] , allen te Tilburg,
gemachtigde: [naam derde partij 3] .
Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 juni 2020 (bestreden besluit) over de weigering van een omzettingsvergunning (kamerverhuurvergunning) voor het pand [adres 4] te Tilburg.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 23 juni 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde M.A.M. Jonkers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.C.J.M. Willemse. Derde partij is verschenen in de persoon van [naam derde partij 3] .
Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 23 december 2019 heeft [vertegenwoordiger vastgoed bedrijf] , h.o.d.n. [naam vastgoed bedrijf] , verzocht om een omzettingsvergunning voor het pand [adres 4] te Tilburg.
Bij het primaire besluit van 10 februari 2020 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend.
Eisers hebben het pand [adres 4] te Tilburg gekocht van [naam vastgoed bedrijf] , waarna verweerder op 5 maart 2020, op verzoek van eisers, de omzettingsvergunning op hun naam heeft gezet.
Tegen het primaire besluit hebben de onder derde partij genoemde personen een bezwaarschrift ingediend. Zij zijn allen woonachtig aan de [adres 2] . Zij hebben onder meer aangevoerd dat in de panden [adres 3] al een instelling voor jeugdige asielzoekers aanwezig is en dat een tweede adres met kamerbewoners op korte afstand voor hen onacceptabel is.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van derde partij gegrond verklaard, de omzettingsvergunning herroepen en de desbetreffende aanvraag alsnog geweigerd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de panden [adres 3] sinds 2016 in gebruik zijn als kleinschalige wooneenheid voor minderjarige alleenstaande vluchtelingen, dat dit een maatschappelijke voorziening is binnen 50 meter van het pand [adres 4] en dat de omzettingsvergunning daarom verleend is in strijd met artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (hierna: de Beleidsregels).
2. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat zij ten behoeve van de aankoop van het pand [adres 4] op de gemeentelijke website de lijst met bij de gemeente bekende kamerverhuurpanden hebben geraadpleegd en dat ten tijde van de aanvraag en verlening van de omzettingsvergunning de panden [adres 3] niet op die lijst voorkwamen. Volgens eisers wordt met deze lijst de indruk gewekt dat sprake is van een uitputtende opsomming van legale situaties, waarop de burger mag vertrouwen en waaraan het gerechtvaardigde vertrouwen ontleend mag worden dat de opsomming volledig is. De omzettingsvergunning is daarom terecht verleend.
Bij het bestreden besluit is verweerder hier op teruggekomen zonder een duidelijke verificatie van het gebruik van de panden [adres 3] . Dit klemt te meer omdat eisers via een WOB-verzoek van 30 maart 2020 van verweerder de informatie heeft gekregen dat in deze panden sprake was van kamerverhuur die was aangevangen vóór 10 februari 2010 en daarom ingevolge de Kamerverhuurverordening overgangsrechtelijke bescherming geniet. Voorts hebben eisers betoogd dat in de panden geen maatschappelijke voorziening is gevestigd die van invloed wordt geacht op de leefbaarheid en daarom buiten beschouwing gelaten moeten worden. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” hebben de beide panden de bestemming “Wonen”. Het gebruik van de woningen voor huisvesting van minderjarige alleenstaande vluchtelingen is in strijd met deze bestemming en is aangevangen in december 2008. Daarom kan dit gebruik volgens eisers niet onder het overgangsrecht vallen. En dit gebruik kan overigens niet bestempeld worden als een maatschappelijke voorziening in de zin van de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, aldus eisers.
3. Ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014, is het verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden.
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 is het verboden om een woonruimte, zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden, waarbij bewoning door 3 of meer personen plaatsvindt.
Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en onder d, van de Huisvestingsverordening bepaalt dat een vergunning als bedoeld in artikel 2 van deze huisvestingsverordening jo. artikel 21 van de wet kan worden geweigerd als:
a. naar het oordeel van het college het belang van het behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad met het oog op schaarste en leefbaarheid groter is dan het met de onttrekking of de omzetting gediende belang;
d. het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.
De weigeringsgronden zijn uitgewerkt in de Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (hierna: de Beleidsregels). In artikel 2.1 van de Beleidsregels is bepaald dat bij aanvragen voor een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingsverordening 2018 jo. artikel 21 van de Huisvestingswet geen omzetting wordt toegestaan als binnen een afstand van 50 meter, gemeten vanaf de kadastrale perceelgrens, al een pand gevestigd is waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid.
4. De rechtbank overweegt dat de onder derde partij genoemde personen woonachtig zijn aan de [adres 2] en dat de [adres 2] een hofje is. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat zij waarschijnlijk allen, maar in elk geval de bezwaarmakers die op minder dan 50 meter afstand van de woning [adres 4] wonen, gevolgen van enige betekenis ondervinden van de huisvesting van 5 studenten in die woning. Dit betekent dat verweerder de desbetreffende bezwaarschriften terecht ontvankelijk heeft geacht en dat hij daarom gehouden was om de verlening van de omzettingsvergunning te heroverwegen.
4.1
Vaststaat dat ten tijde van het nemen van het primaire besluit de panden [adres 3] niet op de door verweerder op de gemeentelijke website gehanteerde “lijst met bij de gemeente bekende kamerverhuurpanden” voorkwamen. Verweerder heeft aangegeven dat met deze lijst niet beoogd is een uitputtende opsomming te geven van bestaande kamerverhuur en dat de maatschappelijke voorzieningen niet in deze lijst waren opgenomen. Verweerder heeft erkend dat ten behoeve van de beslissing op de aanvraag verzuimd is om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van kamerverhuurpanden en maatschappelijke voorzieningen in de omgeving van de woning [adres 4] . Door de bezwaren van de omwonenden werd duidelijk dat de woning [adres 4] was gelegen binnen een afstand van 50 meter van een pand waarin een maatschappelijke voorziening aanwezig is. Daarom diende verweerder op grond van de Beleidsregels met dit feit rekening te houden bij het beslissen op de bezwaarschriften.
4.2
De rechtbank kan eisers niet volgen in hun stelling dat in de panden [adres 3] geen maatschappelijke voorziening is gevestigd die van invloed kan worden geacht voor de leefbaarheid en dat die voorziening daarom buiten beschouwing gelaten moeten worden. Deze panden zijn in eigendom van [eigendom instelling] , een instelling die zich onder meer inzet voor jeugdhulpverlening. Naar derde partij heeft verklaard worden in de panden jongeren met een problematische achtergrond opgevangen en ondervinden de buren nog al eens overlast van de aanwezigheid van de jongeren. Volgens verweerder betreft het de huisvesting van alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Of deze opvang ook beschouwd kan worden als kamerverhuur en of het gebruik van deze panden al dan niet in strijd is met bestemming “Wonen”, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor beantwoording van de vraag of verweerder de omzettingsvergunning terecht herroepen heeft en de desbetreffende aanvraag alsnog geweigerd heeft. Het criterium bij de gehanteerde maatstaf van 50 meter is niet of een pand op de lijst met geregistreerde kamerverhuurpanden staat, maar of er feitelijk kamerverhuur plaatsvindt of vergund is dan wel of een maatschappelijke voorziening die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid feitelijk aanwezig is in een straal van 50 meter van het pand waarvoor de omzettingsvergunning wordt gevraagd. Dat laatste is hier het geval.
5. De rechtbank stelt vast dat het alsnog weigeren van de door eisers gevraagde omzettingsvergunning overeenkomstig de Huisvestingsverordening en de daarop gebaseerde Beleidsregels is geschied. Eisers hebben geen omstandigheden aangevoerd die verweerder had moeten nopen tot afwijking van zijn Beleidsregels. Eisers hebben verklaard dat dit het tweede pand is dat zij hebben aangekocht als beleggingsobject en dat zij het hebben aangekocht onder de voorwaarde dat een omzettingsvergunning verkregen zou worden. Zij hebben echter niet de voorwaarde gesteld dat die omzettingsvergunning onherroepelijk diende te zijn. De consequentie dat het pand [adres 4] thans alleen maar verhuurd kan worden aan een gezin en niet aan studenten, dient voor rekening en risico van eisers te blijven.
6. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eisers ongegrond verklaard moet worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. L.P. Hertsig en mr. E.J. Govaers, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 4 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.