ABRvS, 07-09-2022, nr. 202105951/1/A3
ECLI:NL:RVS:2022:2632
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
07-09-2022
- Zaaknummer
202105951/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2022:2632, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑09‑2022; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:3965, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 07‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 10 februari 2020 heeft het van burgemeester en wethouders van Tilburg aan [vergunninghouder] een omzettingsvergunning verleend voor het pand [locatie 1] in Tilburg. Op 5 maart 2020 is deze vergunning gezet op naam van [appellant A]. [partij] en anderen hebben tegen het besluit van 10 februari 2020 bezwaar gemaakt, omdat in de panden [locatie 2] en [locatie 3] een instelling voor jeugdige asielzoekers gevestigd is. Als bewoners van de Brahmsstraat vinden zij een tweede adres met kamerbewoners op korte afstand onwenselijk. Het college heeft hun bezwaar gegrond verklaard, de omzettingsvergunning herroepen en de aanvraag alsnog afgewezen. Het college heeft die panden aangemerkt als maatschappelijke voorziening die binnen 50 m van het pand [locatie 1] ligt en van invloed kan worden geacht voor de leefbaarheid. De omzettingsvergunning is volgens het college verleend in strijd met artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018.
202105951/1/A3.
Datum uitspraak: 7 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 augustus 2021 in zaak nr. 20/7644 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2020 heeft het college aan [vergunninghouder] een omzettingsvergunning verleend voor het pand [locatie 1] in Tilburg. Op 5 maart 2020 is deze vergunning gezet op naam van [appellant A].
Bij besluit van 19 juni 2020 heeft het college het bezwaar van [partij] en anderen tegen de aan [vergunninghouder] verleende omzettingsvergunning gegrond verklaard. Het college heeft de vergunning herroepen en de aanvraag alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 4 augustus 2021 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Ook [partij] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2022, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. O.H.P Schyns, advocaat te Brussel, België, zijn verschenen. Verder is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. [partij] en anderen hebben tegen het besluit van 10 februari 2020 bezwaar gemaakt, omdat in de panden [locatie 2] en [locatie 3] een instelling voor jeugdige asielzoekers gevestigd is. Als bewoners van de Brahmsstraat vinden zij een tweede adres met kamerbewoners op korte afstand onwenselijk. Het college heeft hun bezwaar gegrond verklaard, de omzettingsvergunning herroepen en de aanvraag alsnog afgewezen. Het college heeft die panden aangemerkt als maatschappelijke voorziening die binnen 50 m van het pand [locatie 1] ligt en van invloed kan worden geacht voor de leefbaarheid. De omzettingsvergunning is volgens het college verleend in strijd met artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (hierna: de Beleidsregels).
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de stelling van [appellant A] en [appellant B], dat in de panden [locatie 2] en [locatie 3] geen maatschappelijke voorziening is gevestigd, die van invloed kan worden geacht voor de leefbaarheid, niet slaagt. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat die panden eigendom zijn van Stichting Sterk Huis, een instelling die zich inzet voor jeugdhulpverlening.
De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat voor de beoordeling van het al dan niet terecht herroepen van de omzettingsvergunning en afwijzen van de aanvraag, niet relevant is of de opvang van de jongeren als kamerverhuur kan worden aangemerkt en of de panden op een lijst met geregistreerde kamerverhuurpanden staan, maar of er feitelijk kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel of een maatschappelijke voorziening die van invloed is voor de leefbaarheid feitelijk aanwezig is, zoals in dit geval.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het alsnog weigeren van de omzettingsvergunning overeenkomstig de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 en Beleidsregels heeft plaatsgevonden. Dat het pand [locatie 1] nu slechts aan een gezin en niet aan studenten kan worden verhuurd, moet voor rekening van appellanten blijven.
Beoordeling
Kamerverhuur of een maatschappelijke voorziening
4. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het gebruik van de panden [locatie 2] en [locatie 3] was aan te merken als onrechtmatige kamerverhuur. Die kamerverhuur was in strijd met het bestemmingsplan Heikant 2007 en voldeed niet aan de voorwaarden voor toepassing van het overgangsrecht uit de oude kamerverhuurverordening. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de panden als maatschappelijke voorziening moeten worden aangemerkt, die van invloed kan worden geacht op de leefbaarheid. De gemeente heeft geen onderzoek ter plaatse gedaan en heeft het besluit op bezwaar uitsluitend op een telefoongesprek met Stichting Sterk Huis gebaseerd. Ten tijde van de aanvraag voor de omzettingsvergunning was op de lijst van kamerverhuurpanden op de gemeentelijke website niet vermeld dat ter plaatse een maatschappelijke voorziening was gevestigd, terwijl andere maatschappelijke voorzieningen wel op de lijst waren opgenomen.
4.1. Uit artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Beleidsregels volgt dat bij beoordeling van aanvragen voor een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingsverordening en artikel 21 van de Huisvestingswet, van belang is, of binnen een afstand van 50 m al een pand is gevestigd waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is, die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid. Hieruit volgt dat het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, de omstandigheid dat de woonruimte onrechtmatig zonder vergunning zou zijn verhuurd, niet behoefde mee te wegen bij het besluit over toekenning van een omzettingsvergunning, evenmin als eventuele strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan of het overgangsrecht. Ook de omstandigheid dat de panden niet waren opgenomen op een lijst op de gemeentelijke website en of deze lijst ook maatschappelijke voorzieningen bevatte, was voor het besluit van het college niet bepalend. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen volgt uit de Beleidsregels dat voor weigering van de vergunning slechts van belang is, of binnen een straal van 50 m van het betrokken pand feitelijk kamerverhuur plaatsvindt of een maatschappelijke voorziening aanwezig is. [appellant A] en [appellant B] stellen dat in de panden onrechtmatige kamerverhuur plaatsvond, waarmee zij dus erkennen dat feitelijk kamerverhuur plaatsvond. Het college was daarom bevoegd de vergunning te herroepen en de aanvraag alsnog af te wijzen. Of de panden aangemerkt kunnen worden als maatschappelijke voorziening die van invloed kan worden geacht op de leefbaarheid, behoeft geen bespreking. Het betoog faalt.
Bijzondere omstandigheden
5. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen omstandigheden zijn aangevoerd, die reden geven af te wijken van de Beleidsregels. Zij hebben zorgvuldig onderzoek gedaan voordat zij over zijn gegaan tot aankoop van het pand van [vergunninghouder] door de lijst op de gemeentelijke website te raadplegen. Aanvankelijk is de vergunning ook verleend. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het college niet overeenkomstig artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van de Beleidsregels moest afwijken.
5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen moet het college aan de hand van alle omstandigheden van het geval nagaan, of zich bijzondere omstandigheden voordoen in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat het handelen in overeenstemming met de Beleidsregels gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840.
5.2. Zoals hiervoor, onder 4.1., is overwogen, is vermelding op de lijst op de gemeentelijke website niet bepalend voor het al dan niet verlenen van een vergunning. Dat [appellant A] en [appellant B] op die lijst vertrouwden, blijft voor hun rekening. Ook het feit dat het college de omzettingsvergunning aanvankelijk heeft verleend, is niet voldoende om het handelen overeenkomstig de Beleidsregels onevenredig te achten. De bezwaarprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging van het in eerste instantie genomen besluit, waarbij ook de belangen van de bezwaarmakers moeten worden betrokken. [appellant A] en [appellant B] mochten er daarom niet zonder meer van uitgaan, dat de verleende omzettingsvergunning in bezwaar in stand zou blijven.
5.3. Naast het belang van het behoud van de woningvoorraad is de leefbaarheid in wijken een belangrijk doel van de Huisvestingsverordening en de Beleidsregels. Het besluit om de omzettingsvergunning te herroepen en de aanvraag alsnog af te wijzen heeft het college genomen om de leefbaarheid van de wijk te waarborgen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Het college heeft gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid na bezwaar de omzettingsvergunning te herroepen en de aanvraag alsnog af te wijzen. Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klein
griffier
176-1013
BIJLAGE Wettelijk kader
Huisvestingsverordening Tilburg 2018
Paragraaf 2.1 Vergunning voor onttrekking en omzetting
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
1. Het is verboden om een woonruimte, zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet:
a) anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot woning te onttrekken;
b) van zelfstandige ruimte om te zetten tot onzelfstandige woonruimten, waarbij de bewoning door 3 of meer personen plaatsvindt.
[…]
Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018
1. Uitwerking bij artikel 2, eerste lid onder a Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
1.1 Een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 jo. Artikel 21 van de Huisvestingswet is nodig indien een woonruimte van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte wordt omgezet, waarbij bewoning door 3 of meer personen plaatsvindt. Dit geldt niet wanneer alle bewoners samen een duurzame gezamenlijke huishouding voeren. Hierbij gelden de volgende beleidsregels:
a) Indien de eigenaar en-of directe gezinsleden (eerste of tweedegraads) woonachtig zijn in het pand, dan mogen daarnaast maximaal twee personen woonachtig zijn zonder dat een omzettingsvergunning nodig is;
b) Een ouder die een woning koopt voor een studerend kind en daarbij aan twee personen kamers verhuurt, is niet vergunningplichtig;
c) Een eigenaar die aan twee of meer stellen (meer dan drie personen) kamers verhuurt is vergunningplichtig;
d) Wanneer een eigenaar een pand verhuurt aan één hoofdhuurder, bijvoorbeeld een studentenvereniging, en vervolgens kamergewijze bewoning plaatsvindt door drie of meer personen is een vergunning nodig.
2. Uitwerking bij artikel 4, eerste lid onder a en d Weigeringsgronden
2.1 Bij aanvragen voor een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingsverordening 2018 jo. Artikel 21 van de Huisvestingswet worden de volgende beleidsregels voor de weigering van een vergunning gehanteerd:
a) Geen omzetting toe te staan als binnen een afstand van 50 meter, gemeten vanaf de kadastrale perceelgrens, al een pand gevestigd is waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid;
[…]
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a) anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
b) anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden;
c) van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
d) tot twee of meer woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden.
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.