NJ 2011/292
Onteigening. Vordering tot teruglevering ex art. 61 Ow; alleen in te stellen tegen onteigenende partij?; werkzaamheden in de zin van art. 61 Ow.
HR 25-02-2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9554, m.nt. P.C.E. van Wijmen
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 februari 2011
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
09/05047
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
BO9554
- JCDI
JCDI:ADS96550:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
Bestuursrecht algemeen (V)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BO9554, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑02‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BO9554, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑12‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑11‑2009
- Wetingang
Ow art. 61
Essentie
Onteigening. Vordering tot teruglevering ex art. 61 Ow; alleen in te stellen tegen onteigenende partij?; werkzaamheden in de zin van art. 61 Ow.
De ene overheid (de Gemeente) heeft onteigend ten behoeve van de realisatie van een bestemming door een andere overheid (de Staat). De tekst en de strekking van art. 61 Ow verzetten zich tegen een ruime uitleg die het mogelijk maakt dat de in dat artikel bedoelde vordering tot teruglevering van het onteigende ook tegen een ander (de Staat) dan de onteigenende partij (de Gemeente) wordt geldend gemaakt. Voor vereenzelviging zou alleen plaats kunnen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.