Einde inhoudsopgave
Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit
Artikel 11 Procedure voor gemodificeerde levende organismen die bedoeld zijn om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt
Geldend
Geldend vanaf 11-09-2003
- Bronpublicatie:
29-01-2000, Trb. 2001, 170 (uitgifte: 10-10-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-09-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-09-2003, Trb. 2003, 137 (uitgifte: 05-09-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - branchespecifiek
1.
Een Partij die een definitief besluit neemt over het binnenlandse gebruik, met inbegrip van het op de markt brengen, van een veranderd levend organisme dat kan worden onderworpen aan een grensoverschrijdende verplaatsing om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt, stelt de Partijen hiervan binnen vijftien dagen na het nemen van dat besluit via het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid in kennis. Hierbij wordt minimaal de in Bijlage II gespecificeerde informatie verstrekt. De Partij verstrekt schriftelijk een afschrift van deze informatie aan het nationale contactpunt van elke Partij die het Secretariaat vooraf meedeelt dat zij geen toegang heeft tot het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid. Deze bepaling is niet van toepassing op besluiten inzake veldproeven.
2.
De Partij die een in het eerste lid bedoeld besluit neemt, zorgt ervoor dat de aanvrager wettelijk verplicht is de juiste informatie te verstrekken.
3.
Elke Partij mag aanvullende informatie vragen aan de in Bijlage II, onder b, bedoelde instantie.
4.
Een Partij kan krachtens haar nationale regelgevende kader dat verenigbaar is met de doelstelling van dit Protocol, een besluit nemen over de invoer van gemodificeerde levende organismen die bedoeld zijn om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt.
5.
Elke Partij verstrekt het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid afschriften van alle nationale wetten, voorschriften en richtsnoeren die van toepassing zijn op de invoer van gemodificeerde levende organismen die bedoeld zijn om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt, indien deze beschikbaar zijn.
6.
Een Partij die een ontwikkelingsland is of een Partij met een economie in overgang kan, wanneer zij geen nationaal regelgevend kader als bedoeld in het vierde lid heeft, bij de uitoefening van haar nationale jurisdictie via het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid verklaren dat haar besluit vóór de eerste invoer van een veranderd levend organisme dat bedoeld is om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt, waarover overeenkomstig het eerste lid informatie is verstrekt, zal worden genomen:
- a.
aan de hand van een overeenkomstig artikel 15 uitgevoerde risicobeoordeling; en
- b.
binnen een voorzienbare termijn van maximaal tweehonderdzeventig dagen.
7.
Wanneer een Partij verzuimt haar besluit overeenkomstig het zesde lid mee te delen, houdt dit niet in dat zij toestemming verleent of weigert voor de invoer van een veranderd levend organisme dat bedoeld is om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt, tenzij door de Partij anderszins wordt vermeld.
8.
Wanneer er door onvoldoende relevante wetenschappelijke informatie en kennis geen wetenschappelijke zekerheid is over de omvang van de potentiële nadelige gevolgen van een veranderd levend organisme voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit in de Partij van invoer, waarbij ook rekening wordt gehouden met de risico's voor de gezondheid van de mens, weerhoudt dat die Partij er niet van eventueel een besluit te nemen over de invoer van dat gemodificeerde levende organisme dat bedoeld is om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt, teneinde dergelijke potentiële nadelige gevolgen te vermijden of tot een minimum te beperken.
9.
Een Partij kan aangeven wat haar behoeften zijn aan financiële en technische bijstand en bij de capaciteitsvorming ten aanzien van gemodificeerde levende organismen die bedoeld zijn om rechtstreeks als voedingsmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt. De Partijen werken samen om overeenkomstig de artikelen 22 en 28 in deze behoeften te voorzien.