HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, rov. 2.9 en 2.11, m.nt. Mevis.
HR, 12-01-2016, nr. 15/01855
ECLI:NL:HR:2016:19
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-01-2016
- Zaaknummer
15/01855
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:19, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑01‑2016; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2490, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2490, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:19, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0055
Uitspraak 12‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Onder X is o.g.v. art. 94 Sv beslag gelegd op het in het klaagschrift bedoelde horloge dat volgens klager hem in eigendom toebehoort. HR herhaalt maatstaf uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654. Het oordeel van de Rb dat het “gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting” niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend in de strafprocedure tegen X, tot verbeurdverklaring van het horloge zal besluiten, is tegen de achtergrond van hetgeen door klager in raadkamer naar voren is gebracht, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat de Rb niet heeft doen blijken zich rekenschap te hebben gegeven van de toepasselijkheid van een van de in art. 33a.2 Sr vermelde voorw. ingevolge welke ook voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, terwijl uit niets blijkt dat een van die voorw. is vervuld.
Partij(en)
12 januari 2016
Strafkamer
nr. S 15/01855 B
Sta/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 6 maart 2015, nummer RK 14/1461, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975 .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzing of terugwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de ongegrondverklaring van het beklag ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 26 september 2014 houdt onder meer het volgende in:
"De rechter vraagt de raadsman aan te geven waaruit zou blijken dat klager het horloge heeft gekocht en eigenaar is van het inbeslaggenomen horloge.
De raadsman:
Ik overleg hierbij een kopie van het paspoort van mijn cliënt, een kopie van een pagina uit het authenticiteitsboekje en verschillende mailwisselingen. Tevens toon ik u hier het bij het betreffende horloge horende authenticiteitsboekje.
De rechter stelt vast dat in het authenticiteitsboekje het verkoopadres van het horloge is vermeld evenals de datum maart 2013.
De raadsman:
Het authenticiteitsboekje hoort bij het horloge. Er staat geen naam in dit boekje, maar dat is niet vreemd want het betreft hier geen registergoed. Mijn cliënt is eigenaar van het horloge en heeft dit boekje in zijn bezit. Het horloge heeft in december 2012 de fabriek verlaten en is in Duitsland terechtgekomen. (...)
Bij exclusieve horloges worden vaak meerdere horlogebandjes geleverd zodat je af kan wisselen. Cliënt heeft een bedrijf en verdient meer dan Jan Modaal. Cliënt is dure artikelen gewend en voor hem is het heel normaal om dure artikelen mee te geven aan anderen."
2.2.2.
De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard omdat voldoende is gebleken dat het horloge aan klager toebehoort. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Het horloge is in de zaak tegen onder meer [betrokkene 1] in beslag genomen in het kader van een grootschalig onderzoek dat zich richt op witwassen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat in een latere strafprocedure tegen [betrokkene 1] een verbeurdverklaring van dit horloge zal worden uitgesproken. Hierin is voldoende strafvorderlijk belang gelegen voor het in beslag houden van het horloge.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren."
2.3.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat onder [betrokkene 1] op de voet van art. 94 Sv beslag is gelegd op het in het klaagschrift bedoelde horloge dat volgens de klager hem in eigendom toebehoort. Te dezen doet zich dus het geval voor dat een ander dan de beslagene, stellende dat het inbeslaggenomen voorwerp hem in eigendom toebehoort, zich bij de Rechtbank beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan hem. In een zodanig geval dient de rechter
( a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo neen,
( b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager indien deze redelijkerwijze als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering verzet zich onder meer tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.8 en 2.9).
2.4.
Het oordeel van de Rechtbank dat het "gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting" niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend in de strafprocedure tegen genoemde [betrokkene 1] , tot verbeurdverklaring van het horloge zal besluiten, is tegen de achtergrond van hetgeen door de klager in raadkamer naar voren is gebracht, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Hierbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat de Rechtbank niet heeft doen blijken zich rekenschap te hebben gegeven van de toepasselijkheid van een van de in art. 33a, tweede lid, Sr vermelde voorwaarden ingevolge welke ook voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, terwijl uit niets blijkt dat een van die voorwaarden is vervuld.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2016.
Conclusie 08‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Onder X is o.g.v. art. 94 Sv beslag gelegd op het in het klaagschrift bedoelde horloge dat volgens klager hem in eigendom toebehoort. HR herhaalt maatstaf uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654. Het oordeel van de Rb dat het “gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting” niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend in de strafprocedure tegen X, tot verbeurdverklaring van het horloge zal besluiten, is tegen de achtergrond van hetgeen door klager in raadkamer naar voren is gebracht, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat de Rb niet heeft doen blijken zich rekenschap te hebben gegeven van de toepasselijkheid van een van de in art. 33a.2 Sr vermelde voorw. ingevolge welke ook voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, terwijl uit niets blijkt dat een van die voorw. is vervuld.
Nr. 15/01855B
Mr. Harteveld
Zitting 8 december 2015
Conclusie inzake:
[klager]
1. De Rechtbank Oost-Brabant heeft bij beschikking van 6 maart 2015 het klaagschrift strekkende tot teruggave aan de klager van een inbeslaggenomen horloge, een rosé gouden Audemars Piquet, Schumacher, limited edition, ongegrond verklaard.
2. Tegen deze beschikking is namens de klager cassatieberoep ingesteld. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft een schriftuur ingediend, houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel, in samenhang met de toelichting daarop gelezen, klaagt over de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag.
3.2. Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende. Op 31 oktober 2013 heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen (onderzoek Munt) een doorzoeking plaatsgevonden op een woonwagencentrum aan de [a-straat] in [plaats]. Tijdens de doorzoeking is in het schuurtje bij de woonwagen van [betrokkene 1] een horloge, een rosé gouden Audemars Piquet, Schumacher, limited edition, ter waarde van circa € 68.000,- aangetroffen en in beslag genomen. De klager, die stelt dat hij rechthebbende is, verzoekt om de teruggave van het inbeslaggenomen horloge. Dit horloge zou door de klager aan een bevriende zakenrelatie, [betrokkene 2] van het bedrijf [A], zijn afgegeven, teneinde daarvoor een geschikte koper te vinden. [betrokkene 2] zou op zijn beurt [betrokkene 3] hebben verzocht om een koper te vinden. [betrokkene 3] zou daags voor de inval door de politie het horlogebandje hebben vervangen in de schuur van [betrokkene 1], onder wie het horloge in beslag is genomen.
3.3. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 26 september 2014 houdt onder meer het volgende in:
“De rechter vraagt de raadsman aan te geven waaruit zou blijken dat klager het horloge heeft gekocht en eigenaar is van het inbeslaggenomen horloge.
De raadsman:
Ik overleg hierbij een kopie van het paspoort van mijn cliënt, een kopie van een pagina uit het authenticiteitsboekje en verschillende mailwisselingen. Tevens toon ik u hier het bij het betreffende horloge horende authenticiteitsboekje.
De rechter stelt vast dat in het authenticiteitsboekje het verkoopadres van het horloge is vermeld evenals de datum maart 2013.
De raadsman:
Het authenticiteitsboekje hoort bij het horloge. Er staat geen naam in dit boekje, maar dat is niet vreemd want het betreft hier geen registergoed. Mijn cliënt is eigenaar van het horloge en heeft dit boekje in zijn bezit. Het horloge heeft in december 2012 de fabriek verlaten en is in Duitsland terechtgekomen. (…)
Bij exclusieve horloges worden vaak meerdere horlogebandjes geleverd zodat je af kan wisselen. Cliënt heeft een bedrijf en verdient meer dan Jan Modaal. Cliënt is dure artikelen gewend en voor hem is het heel normaal om dure artikelen mee te geven aan anderen.”
3.4. De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover van belang, als volgt overwogen en beslist:
“De beoordeling
(…)
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard omdat voldoende is gebleken dat het horloge aan klager toebehoort. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Het horloge is in de zaak tegen onder meer [betrokkene 1] in beslag genomen in het kader van een grootschalig onderzoek dat zich richt op witwassen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat in een latere strafprocedure tegen [betrokkene 1] een verbeurdverklaring van dit horloge zal worden uitgesproken. Hierin is voldoende strafvorderlijk belang gelegen voor het in beslag houden van het horloge. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.
De beslissing:
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.”
3.5.
De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking niet expliciet vastgesteld welke wettelijke bepaling de grondslag vormde voor het beslag. Uit de stukken van het dossier kan worden afgeleid dat het beslag op het horloge is gelegd op grond van art. 94 Sv. Dit was in feitelijke aanleg klaarblijkelijk voor alle partijen duidelijk, althans dit punt is niet weersproken, en bovendien is de door de Rechtbank aangelegde maatstaf, zoals hiervoor is weergegeven in de onder 3.4 geciteerde overwegingen, duidelijk gestoeld op art. 94 Sv. In cassatie moet daarvan worden uitgegaan.
3.6.
De klager is een derde die stelt rechthebbende te zijn van het horloge dat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen onder meer [betrokkene 1], onder die [betrokkene 1], in beslag is genomen. Te dezen doet zich dus het geval voor dat een ander dan de beslagene, stellende dat het inbeslaggenomen voorwerp hem in eigendom toebehoort, zich bij de Rechtbank beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan hem. In een zodanig geval dient de Rechtbank te beoordelen of a) het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo neen, of b) het inbeslaggenomen voorwerp dient te worden teruggegeven aan de klager omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het desbetreffende voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen.1.
3.7.
De Rechtbank heeft tot uitdrukking gebracht dat de onder a. bedoelde omstandigheid, te weten het belang van strafvordering, zich in het onderhavige geval nog voordoet en dat de teruggave van het inbeslaggenomen horloge aan klager om die reden niet aan de orde is. Aan de (vervolg)vraag of de klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt is de Rechtbank niet meer toegekomen. De Rechtbank heeft aldus het - juiste - toetsingskader aangelegd. Daarover klaagt het middel ook niet, maar het stelt de begrijpelijkheid van het oordeel van de Rechtbank aan de orde.
3.8.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave, nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in een latere strafprocedure tegen [betrokkene 1] een verbeurdverklaring van het horloge zal worden uitgesproken. De Rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op het gegeven dat het horloge in de zaak tegen onder meer [betrokkene 1] als verdachte in beslag is genomen in het kader van een grootschalig onderzoek naar witwaspraktijken. Voorts verwijst de Rechtbank naar ‘de stukken en het verhandelde ter zitting’. Op welke feiten en omstandigheden de Rechtbank het oog heeft, is echter niet duidelijk, met name niet indien daarbij wordt betrokken hetgeen namens de klager is aangevoerd en aan bewijsstukken is overgelegd tijdens de raadkamerbehandeling van 26 september 2014. De Rechtbank heeft zich niet uitgelaten over het betoog van de raadsman van de klager. Bij deze stand van zaken is het oordeel van de Rechtbank over de waarschijnlijkheid van verbeurdverklaring van het horloge zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Van belang is dat voor verbeurdverklaring in beginsel is vereist dat het voorwerp aan de verdachte/veroordeelde toebehoort. In art. 33a, tweede lid, Sr worden de voorwaarden opgesomd waaronder - ook - voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Niet blijkt dat de Rechtbank zich rekenschap heeft gegeven van de toepasselijkheid van één van de in art. 33a, tweede lid onder a, Sr genoemde voorwaarden voor verbeurdverklaring van een niet aan de veroordeelde toebehorend voorwerp. Evenmin heeft de Rechtbank feiten en omstandigheden tot uitgangspunt genomen waaraan kan worden ontleend dat één van die toepasselijke voorwaarden is vervuld. De Rechtbank is in haar motivering tekortgeschoten.2.
3.9.
Het middel klaagt daarover terecht.
4. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzing of terugwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑12‑2015
Vgl. o.m. de conclusie van A-G Knigge (ECLI:NL:PHR:2015:1028) vóór HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1813. Alsook: HR 24 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT2184, HR 14 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4128 en HR 10 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9151.